ECLI:NL:RBSHE:2012:BY3829

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01-840178-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door niet verlenen van voorrang

Op 22 november 2012 deed de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 oktober 2011 betrokken was bij een verkeersongeval in Oss. De verdachte, bestuurder van een Volkswagen, had op de afrit van de A50 rechtsaf willen slaan richting Herpen, maar verleende geen voorrang aan een van links naderende auto, bestuurd door het slachtoffer. Dit leidde tot een aanrijding waarbij het slachtoffer letsel opliep, wat resulteerde in tijdelijke verhindering van haar normale bezigheden.

De officier van justitie beschuldigde de verdachte van roekeloos rijgedrag en eiste een veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank oordeelde echter dat het enkele niet verlenen van voorrang niet kon worden aangemerkt als roekeloos of zeer onvoorzichtig gedrag. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primaire beschuldiging, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde, het veroorzaken van gevaar op de weg, wel bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt, wat in strijd is met artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

De rechtbank legde een geldboete op van EUR 550, met de mogelijkheid om deze in termijnen te betalen, en overwoog daarbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële situatie en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer en is op tegenspraak gewezen na het onderzoek ter terechtzitting op 8 november 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/840178-12
Datum uitspraak: 22 november 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 oktober 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 04 oktober 2011 te Oss, in elk geval in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto,
merk Volkswagen, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, een afrit
van de A50 (afrit Ravenstein / Herpen) en/of op de kruising/splitsing van
wegen gevormd door de afrit van de A50 met de Herpsestraat, zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam te handelen als volgt :
verdachte is rijdende over de afrit van de A50 (afrit Ravenstein/Herpen) en
gekomen bij de kruising/splitsing van die afrit met de Herpsestraat, rechtsaf
geslagen, althans doende geweest om rechtsaf te slaan (richting Herpen) en/of
is daarbij met hoge, in elk geval met een te hoge snelheid, voornoemd
kruisingsvlak/splitsingsvlak opgereden en/of heeft daarbij/daardoor een hem
van links naderende (over een voorrangsweg (te weten de Erfseweg) rijdende)
personenauto (merk Peugeot) niet, althans niet tijdig opgemerkt en/of heeft
die van links naderende personenauto (vervolgens) geen voorrang verleend
waardoor een aanrijding/botsing is ontstaan tussen de door verdachte bestuurde
personenauto (merk Volkswagen) en die over de Erfsestraat (van links komende)
personenauto (bestuurd door [slachtoffer]),
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994) ;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 oktober 2011 te Oss, in elk geval in Nederland,
als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Volkswagen,
kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, een afrit van de A50 (afrit
Ravenstein/Herpen) en/of de kruising/splitsing van wegen gevormd door de afrit
van de A50 met de Herpsestraat, zich zodanig gedragen dat gevaar op die weg
werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg
werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers is verdachte
rijdende over de afrit van de A50 (afrit Ravenstein/Herpen) en gekomen bij de
kruising/splitsing van die afrit met de Herpsestraat, rechtsaf geslagen,
althans doende geweest om rechtsaf te slaan (richting Herpen) en/of is
daarbij met hoge, in elk geval met een te hoge snelheid gezien de situatie
toen aldaar, voornoemd kruisingsvlak/splitsingsvlak opgereden en/of heeft
daarbij/daardoor een hem van links naderende (over een voorrangsweg (te weten
de Erfseweg) rijdende) personenauto (merk Peugeot) niet, althans niet tijdig
opgemerkt en/of heeft die van links naderende personenauto (vervolgens) geen
voorrang verleend;
(artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994) ;
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging begaan staat op verschillende plaatsen 'Herpsestraat' en 'Erfseweg' vermeld in plaats van 'Erfsestraat'. De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest in alle gevallen het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Waardering van het bewijs
Inleiding1
Op 4 oktober 2011 rijdt verdachte in een personenauto van het merk Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] op de afrit van de A50 bij Ravenstein.2 Vanaf de afrit splitst de weg zich op naar de Erfsestraat, links de weg naar Ravenstein en rechts de weg naar Herpen.3 De Erfsestraat betreft een voorrangsweg.4 Verdachte wil rechtsaf slaan richting Herpen.5
[slachtoffer] rijdt in haar grijze Peugeot over de Erfsestraat te Ravenstein.6
[slachtoffer] komt van links, vanuit verdachte gezien. Verdachte ziet haar auto niet. Terwijl verdachte afslaat raakt zijn auto die van [slachtoffer].7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde bewezen. Hij wijst erop dat op grond van het dossier niet vast te stellen is dat verdachte linksaf wilde slaan. Verdachte zegt zelf dat hij rechtsaf wilde slaan, dus de officier van justitie gaat ervan uit dat dat zo is. Getuige [getuige] zegt dat verdachte met hoge snelheid reed. Verdachte heeft ingehaald en naar de mening van de officier van justitie heeft verdachte in elk geval zijn snelheid niet aangepast aan de situatie. Daarmee heeft hij met een te hoge snelheid gereden.
Het slachtoffer is een periode verhinderd geweest in de uitoefening van haar normale bezigheden. Niet is vast te stellen dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Zij heeft haar werkzaamheden echter een tijd niet kunnen doen.
Het verkeersgedrag van verdachte overschrijdt de grens van een simpele overtreding. De officier van justitie is van mening dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gehandeld.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte verklaart dat hij bij de afrit van de A50 rechtsaf wilde slaan richting Herpen. Bij de kruising is hij niet gestopt. Hij verklaart verder dat hij zonder voorrang te verlenen aan de van links komende auto van het slachtoffer, de weg op is gereden. Vervolgens komt zijn auto in botsing met die van het slachtoffer.
Voorts verklaart verdachte dat hij niet expres op het slachtoffer is ingereden.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak t.a.v. primair:
De rechtbank stelt vast dat verdachte bezig was rechtsaf te slaan en geen voorrang heeft verleend aan de van links komende auto van het slachtoffer [slachtoffer]. Niet is vast te stellen dat verdachte met een te hoge snelheid heeft gereden. De verklaring van getuige [getuige] is daarvoor onvoldoende redengevend en naar de snelheid is geen nader onderzoek verricht. Het enkele niet verlenen van voorrang aan de van links komende auto van het slachtoffer kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam gedrag in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
t.a.v. subsidiair:
Verdachte is vanaf een afrit van de A50 rechtsaf geslagen en een voorrangsweg opgereden. Hierbij heeft hij de auto van het slachtoffer niet opgemerkt en geen voorrang verleend. Verdachte heeft op deze manier gevaar op de weg veroorzaakt en het verkeer op de weg gehinderd, nu als gevolg van zijn handelen een botsing met de auto van het slachtoffer is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is dit gedrag dat gevaar veroorzaakt in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeersweg 1994. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde derhalve bewezen.
De bewezenverklaring
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte
bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Subsidiair:
op 4 oktober 2011 te Oss, als bestuurder van een voertuig, personenauto, merk Volkswagen,
kenteken [kenteken], daarmee rijdende op de kruising/splitsing van wegen gevormd door de afrit van de A50 met de Erfsestraat, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg
werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers is verdachte
rijdende over de afrit van de A50, afrit Ravenstein/Herpen, en gekomen bij de
kruising/splitsing van die afrit met de Erfsestraat, doende geweest om rechtsaf te slaan richting Herpen, voornoemd kruisingsvlak/splitsingsvlak opgereden en heeft
daarbij/daardoor een hem van links naderende over een voorrangsweg, te weten
de Erfsestraat, rijdende personenauto, merk Peugeot, niet opgemerkt en heeft die van links naderende personenauto geen voorrang verleend;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een werkstraf voor de duur van 90 uren, bij niet verrichten te vervangen door 45 dagen hechtenis. Daarnaast vordert de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte brengt naar voren dat hij op oproepbasis werkt via het uitzendbureau en dat hij op dit moment geen vast inkomen heeft en ook geen uitkering. Voorts wijst hij erop dat hij zijn auto gebruikt voor zijn werk.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte is een voorrangsweg op gereden zonder goed te kijken en heeft daardoor de auto van het slachtoffer niet opgemerkt. Door dit verkeersgevaarlijke gedrag van verdachte is een aanrijding ontstaan, die op het slachtoffer veel impact heeft gehad. Zij heeft gedurende een lange periode haar normale werkzaamheden niet kunnen uitvoeren en heeft nog steeds last van de psychische gevolgen van het ongeval.
Uit het uittreksel van de Justitiële Documentatie van 10 oktober 2012 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Voorts weegt de rechtbank mee dat verdachte er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan het slachtoffer aangedane leed inziet.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank anders dan de officier van justitie het subsidiair ten laste gelegde bewezen zal verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank is een geldboete in dit geval passend en geboden. Gelet op de financiële situatie van verdachte, zoals hij die ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, biedt de rechtbank de mogelijkheid de geldboete in termijnen te betalen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 23, 24a, 24c.
Wegenverkeerswet 1994, art. 5 en 177.
DE UITSPRAAK
T.a.v. het primair ten laste gelegde:
Vrijspraak, daar de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend
bewezen acht.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de overtreding
t.a.v. het subsidiair ten laste gelegde:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. het subsidiair ten laste gelegde:
Een geldboete van EUR 550 (vijfhonderdvijftig euro) subsidiair 11 dagen hechtenis.
De geldboete desgewenst te voldoen in 5 termijnen van elk EUR 110 (honderdtien
euro) per maand.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mrs. E.C.P.M. Valckx en E.W. van den Heuvel, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A. Bernsen, griffier,
en is uitgesproken op 22 november 2012.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis te tekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant-Noord, genummerd 2011104320.
2 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 11.
3 Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011104320-12 van 29 juni 2012, opgemaakt door [naam].
4 Proces-verbaal van bevindingen, p. 4.
5 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 november 2012.
6 Proces-verbaal verhoor [slachtoffer], p. 13.
7 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 november 2012.