vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
zaaknummer / rolnummer: 225013 / HA ZA 11-148
Vonnis van 14 november 2012
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2],
gevestigd te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J.A.J. van de Wouw te ’s-Hertogenbosch,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAXFURN B.V.,
gevestigd te Uden,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PEPFURN B.V.,
gevestigd te Uden,
gedaagde in conventie,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GOAL MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Uden,
gedaagde in conventie,
6. [gedaagde 6],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
advocaat mr. M.O. de Bont te ’s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eisers] en Maxfurn c.s. genoemd worden. Afzonderlijk zullen eisers respectievelijk [eiser 1] en [eiser 2] genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk respectievelijk Maxfurn, [gedaagde 2], [gedaagde 3], Pepfurn, Goal en [gedaagde 6] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 mei 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 11 oktober 2011, bij welke gelegenheid [eisers] hun eis hebben verminderd en gewijzigd.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [gedaagde 2] is opgericht door [gedaagde 6] in 1986 en sindsdien actief in de meubelbranche. In 2008 is het merendeel van de activiteiten van [gedaagde 2] overgenomen door haar zustermaatschappij Maxfurn. [gedaagde 6] is bestuurder van [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. [gedaagde 3] is bestuurder van Maxfurn, Pepfurn en Goal.
2.2. [eiser 1] is van 1 oktober 1986 tot 1 juni 2007 in dienst geweest van [gedaagde 2], eerst als marketingmanager en later als Directeur Verkoop.
2.3. [eiser 1] is bestuurder van [eiser 2].
2.4. Op 20 december 1996 hebben [eiser 1], handelend zowel voor zich in privé als in zijn hoedanigheid van bestuurder van [eiser 2], en [gedaagde 6], handelend zowel in privé als in zijn hoedanigheid van bestuurder van [gedaagde 2], [gedaagde 3], Prickel Decoration B.V. en Pepfurn, een participatie-overeenkomst (hierna: de participatie-overeenkomst) gesloten.
2.5. In de participatie-overeenkomst heeft [gedaagde 6] zich verplicht [eiser 1] voor 25% van het geplaatste kapitaal te laten participeren in [gedaagde 2]. De participatie zou plaatsvinden door (tijdelijke) tussenkomst van een of meer houdstervennootschappen. Overeengekomen is dat [gedaagde 3] aan [eiser 2] 100 aandelen in Pepfurn zou leveren. De koopprijs die [eiser 1] hiervoor diende te betalen bedroeg f 9.249,--.
2.6. In artikel 4.3. van de participatieovereenkomst is bepaald dat [eiser 2] op 31 december 2008 gerechtigd zal zijn de door haar gehouden aandelen in Pepfurn aan [gedaagde 3] aan te bieden en dat [gedaagde 3], dan wel een door haar aan te wijzen derde, verplicht zal zijn deze aandelen van [eiser 2] te kopen en in eigendom te aanvaarden. In artikel 4.4. is bepaald hoe de koopprijs van de aandelen alsdan zal worden vastgesteld. In artikel 4.5. is bepaald dat [gedaagde 3], dan wel de door haar aangewezen derde, gerechtigd zal zijn bij teruglevering van de aandelen door [eiser 2] de alsdan aan [eiser 2] verschuldigde koopprijs te betalen in 20 gelijke kwartaaltermijnen, waarvan de eerste termijn vervalt bij levering van de aandelen en de twintigste en laatste termijn vier jaar en negen maanden nadien. Over het uitgestelde deel van de koopprijs zal [gedaagde 3], dan wel de door haar aan te wijzen derde, aan [eiser 2] een rentevergoeding verschuldigd zijn van 5% per jaar, te voldoen per kwartaal bij nabetaling, tezamen met de overeengekomen aflossingen van de koopsom.
2.7. In 1999 hebben [eisers] 20 aandelen [gedaagde 2] overgedragen aan de werknemers [X] en [Y] van [gedaagde 2], waardoor [eisers] nog 80 aandelen overhielden.
2.8. Op 8 mei 2007 heeft [eiser 1] (mede namens [eiser 2]) een vaststellingsovereenkomst (hierna: de vaststellingsovereenkomst) gesloten met Maxfurn, [gedaagde 2], [gedaagde 3], Pepfurn en Goal (in de vaststellingsovereenkomst tezamen werkgever dan wel werkgeefster genoemd) in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 1 juni 2007.
2.9. In artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat [eiser 1] zo spoedig mogelijk zijn aandelen in werkgeefster aan werkgeefster zal overdragen tegen betaling van een bedrag van (na aftrek van enkele bedragen) € 238.960,00, te betalen in 20 kwartaaltermijnen, een en ander zoals is overeengekomen in de participatie-overeenkomst.
2.10. Artikel 7 onder a. van de vaststellingsovereenkomst bepaalt dat [eiser 1] volledige geheimhouding zal betrachten omtrent alle bijzonderheden die hem bekend zijn omtrent (de bedrijfsvoering van) werkgeefster, met name aangaande diens principalen, klanten en toeleveranciers.
2.11. Artikel 7 onder b. van de vaststellingsovereenkomst bepaalt dat het op [eiser 1] rustende concurrentiebeding komt te vervallen en wordt vervangen door de afspraak dat het [eiser 1] tot 1 januari 2010 verboden is werkzaam te zijn voor of in dienst te treden van een aantal met name genoemde bedrijven alsmede om zaken te doen met bepaalde toeleveranciers van werkgeefster. Daarbij is opgenomen dat rekening is gehouden met het gegeven dat [eiser 1] grotendeels wordt vrijgelaten om elders werkzaam te zijn, maar het kleine gedeelte van de arbeidsmarkt waarop [eiser 1] zich niet mag begeven fors en langdurig wordt afgeschermd. De met name genoemde bedrijven zijn Eleonora, Habufa/Steinhof, [gedaagde 6] Meubel/Beter Meubel, Borgo, PMP/Nix design, HCA, Koopmans, Haveco, HVS en Loom.
2.12. Artikel 7 onder c. van de vaststellingsovereenkomst bepaalt onder meer dat werkgever vanaf het moment van een overtreding (…) geen enkele betaling aan werknemer, zoals bedoeld in artikel 5, meer verschuldigd is en dat de dan nog openstaande (kwartaal)betalingen/vordering uit hoofde van de betaling van de aandelenprijs door werkgever aan werknemer per direct geheel komen te vervallen.
2.13. Maxfurn c.s. hebben 6 kwartaaltermijnen, derhalve € 71.688,00 voldaan.
2.14. Maxfurn en [gedaagde 2] brengen onder meer stoelen op de markt. Zo brengen zij de modellen Elvis, Elise, Kappa, Paddy, Cordo en Bari op de markt.
2.15. [eiser 1] brengt eveneens stoelen op de markt via zijn vennootschap [eiser 2] althans zijn vennootschap XL Company B.V.
2.16. Tussen Maxfurn en [gedaagde 2] enerzijds en XL Company B.V. anderzijds is een kort geding aanhangig geweest bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank onder zaaknummer / rolnummer 185669 / KG ZA 08-849. Hierin vorderden Maxfurn en [gedaagde 2] onder meer - kort gezegd- XL Company B.V. te verbieden onrechtmatig te concurreren en in strijd te handelen met het geheimhoudingsbeding in de vaststellingsovereenkomst. Bij vonnis van 4 maart 2009 heeft de voorzieningenrechter deze vorderingen van Maxfurn en [gedaagde 2] afgewezen.
3.1. [eisers] vorderen, na wijziging en vermindering van eis, samengevat -
I. hoofdelijke veroordeling van Maxfurn, [gedaagde 2], [gedaagde 3], Pepfurn en Goal tot betaling aan één van eisers binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis van al hetgeen zij alsdan uit hoofde van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst aan [eisers] verschuldigd zijn en [gedaagde 3] te veroordelen tot betaling aan (één van) eisers van de door hem over de niet tijdig betaalde kwartaaltermijnen verschuldigde contractuele rente ad 5% vanaf het moment van het verstrijken van de c.q. het opeisbaar worden van betreffende kwartaaltermijnen tot het moment van de algehele voldoening,
II. (ingetrokken)
III. hoofdelijke veroordeling van Maxfurn c.s. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 2.975,--.
IV. hoofdelijke veroordeling van Maxfurn c.s. in de proceskosten, waaronder de nakosten, vermeerderd met rente.
3.2. [eisers] leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag.
Op grond van artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst zijn Maxfurn c.s. hoofdelijk verplicht aan [eiser 1] de 14 resterende termijnen te voldoen. Op grond van de participatieovereenkomst is [gedaagde 3] of een door haar aan te wijzen derde, verplicht tot betaling van 5% contractuele rente over het resterende bedrag.
[eisers] hebben hun vorige raadsman aanzienlijke werkzaamheden laten verrichten om Maxfurn c.s. tot betaling te bewegen. De buitengerechtelijke kosten bedragen conform Rapport Voorwerk II € 2.975,-- inclusief BTW.
3.3. Maxfurn c.s. voeren verweer, in de kern met een beroep op opschorting en verrekening met wat zij in reconventie vorderen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.5. Maxfurn en [gedaagde 2] vorderen samengevat -
a. [eisers] te verbieden inbreuk te maken op de aan [gedaagde 2] en Maxfurn toekomende auteursrechten op stoelen en/of iedere slaafse nabootsing te verbieden en/of iedere andere vorm van oneerlijke mededinging jegens [gedaagde 2] en Maxfurn, met daarbij de bij inbreuk op auteursrecht gebruikelijke nevenvorderingen, waaronder vergoeding van schade, nader op te maken bij staat,
b. een verklaring voor recht dat [gedaagde 2] en Maxfurn zijn bevrijd van hun schuld jegens [eisers]
c. betaling van een voorschot van € 286.745,-- aan Maxfurn en een voorschot van
€ 20.072,-- aan [gedaagde 2], subsidiair op straffe van een boete van € 5.000,00 per dag indien [eisers] daarmee in gebreke blijven.
3.6. Maxfurn en [gedaagde 2] leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag.
[gedaagde 2] heeft het auteursrecht op de stoelen Elvis, Elise, Kappa, Paddy, Cordo en Bari. [gedaagde 2] heeft haar intellectuele eigendomsrechten exclusief aan Maxfurn in licentie gegeven. [eisers] maken inbreuk op het auteursrecht op de door Maxfurn op de markt gebrachte stoelen Elise, Kappa, Paddy, Cordo en Bari door deze na te maken en op de markt te brengen. Ook maken [eisers] inbreuk op het auteursrecht op de Elvis door deze na te maken en (goedkoop) op de markt te brengen. Dat is de reden waarom de Elvis uiteindelijk niet door Maxfurn op de markt is gebracht. Voor zover geoordeeld zou worden dat de stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2] niet auteursrechtelijk beschermd zijn, geldt dat [eisers] onrechtmatig handelen jegens Maxfurn en [gedaagde 2], doordat zij de stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2] onrechtmatig nabootsen. Voorts plegen [eisers] oneerlijke werknemersconcurrentie c.q. wanprestatie doordat [eiser 1] na de beëindiging van het arbeidscontract met Maxfurn en [gedaagde 2] is gaan concurreren door vergelijkbare producten tegen lagere prijzen te verkopen aan de belangrijkste afnemers van Maxfurn en [gedaagde 2]. Aldus handelt [eiser 1] onrechtmatig jegens Maxfurn en [gedaagde 2] en tast [eiser 1] de winstpotentie van Maxfurn en [gedaagde 2] aan. Het handelen van [eiser 1] dient, mede gelet op de positie van [eiser 1] binnen zijn vennootschap [eiser 2] aan deze vennootschap te worden toegerekend, zodat deze vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld. Voorts profiteert [eiser 2] van de wanprestatie van [eiser 1]. Voorts handelen [eisers] in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 BW) en de goede trouw (artikel 6:2 BW). Door een en ander hebben Maxfurn en [gedaagde 2] schade geleden, die [eisers] aan Maxfurn en [gedaagde 2] dienen te vergoeden. Deze schade dient verrekend te worden met de aan [eisers] verschuldigde resterende termijnen.
3.7. [eisers] voeren verweer.
3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. De rechtbank zal als eerste de vorderingen van Maxfurn en [gedaagde 2] in reconventie bespreken, aangezien toewijzing van met name de kennelijk op artikel 7 onder c. van de vaststellingsovereenkomst gebaseerde vordering om voor recht te verklaren dat zij bevrijd zijn van hun schuld jegens [eisers] op grond van de door Maxfurn en [gedaagde 2] gestelde onrechtmatige daad en wanprestatie, aan toewijzing van de vordering in conventie van [eisers] jegens Maxfurn en [gedaagde 2] in de weg staat. Gelet op artikel 7 onder c. van de vaststellingsovereenkomst bestaat er voldoende connexiteit tussen de vorderingen van Maxfurn en [gedaagde 2] en de vordering tot betaling van [eisers] om met het beroep op opschorting door Maxfurn en [gedaagde 2] rekening te houden en de conventionele vordering niet reeds op voorhand toe te wijzen.
Zijn de stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2]. auteursrechtelijk beschermd?
4.2. Maxfurn en [gedaagde 2] voeren het volgende aan omtrent het door hen gepretendeerde auteursrecht op de stoelen Elvis, Elise, Kappa, Paddy, Cordo en Bari.
De modellen Elvis, Elise, Kappa en Paddy zijn door [gedaagde 6] en/of de ontwerpafdeling van [gedaagde 2] ontworpen en hebben een eigen oorspronkelijk karakter dat het stempel draagt van de maker. De modellen Cordo en Bari zijn in januari 2003 door derden ontworpen. [gedaagde 2] heeft de rechten daarop gekocht van IBG. Voor zover nodig heeft [gedaagde 6] zijn rechten op de modellen Elise, Kappa en Paddy overgedragen aan [gedaagde 2].
De ontwerpen en de daaraan ten grondslag liggende filosofie waren nieuw en origineel in de markt ten tijde van hun introductie.
In het Infopaq-arrest van 16 juli 2009 heeft het Hof van Justitie geformuleerd welke eis wordt gesteld aan auteursrechtelijke bescherming. Als voorwaarde geldt dat het gaat om een schepping van de geest, dat wil zeggen materiaal dat oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan.
Het auteursrecht op industriële vormgeving brengt naar zijn aard mee dat minder strenge eisen gesteld kunnen worden aan de oorspronkelijkheid van gebruiksvoorwerpen. Gebruiksvoorwerpen moeten immers voldoen aan functionele eisen, materiaaleisen, niveau van de technologie, standaard eisen wat betreft hoogte, diepte, beenruimte, comfort, gewicht, verhouding tussen hoogte en diepte/zitting en rug, etc. Deze eisen brengen mee dat de mate van speelruimte voor vernieuwing van een gebruiksvoorwerp beperkter is dan van bijvoorbeeld een kunstvoorwerp. Hoe groter de invloed van de functionaliteitseisen, des te eerder zullen relatief kleine verschillen ertoe leiden dat een eigen karakter wordt aangenomen. In het licht van dit criterium voldoen de modellen van [gedaagde 2]/Maxfurn aan de auteursrechtelijke eis van oorspronkelijkheid. Alle stoelen van [gedaagde 2] weerspiegelen creatieve keuzes qua rugleuning, armlegger, rok, poten, stiksel, paspels, handvat etc. Eventuele oudere modellen hebben allemaal een andere combinatie van kenmerken.
Per stoel noemen Maxfurn en [gedaagde 2] om welke auteursrechtelijk beschermde trekken het met name gaat en met welke stoel [eisers] inbreuk maken op het auteursrecht.
Elvis
De Elvis is een auteursrechtelijke bewerking van een eerdere stoel van [gedaagde 2], de Balloon, uit juni 2007. De beschermde trekken zijn: de vorm als geheel, de achterover hellende holle rugleuning, de convexe zitting, het verticale tweezijdige dubbele contraststiksel, de inkeping aan de voorrok, het T-vormige contraststiksel aan de achterzijde, het handvat, het paspel, de zwenkwieltjes. Deze combinatie is niet terug te vinden in oudere ontwerpen van vóór 2007.
[eisers] maken inbreuk op dit model met hun stoel Patty, ook wel Pocatello genaamd.
Elise
De auteursrechtelijk beschermde en onderscheidende trekken van de Elise zijn de breed uitwaaierende, achterover hellende en tevens holle rugleuning, de convexe zitting, de zijdelings arcadevormige en hellende en sterk oplopende onderrok, de stevige houten achterovergebogen poten aan de achterzijde. Deze combinatie was nieuw en oorspronkelijk ten tijde van haar ontwerp medio 2001.
[eisers] maken inbreuk op dit model met hun stoel Romy.
Kappa
De auteursrechtelijk beschermde en onderscheidende trekken van de Kappa zijn de achterover hellende rugleuning, de kap daarop die van ander - glanzend en donkerder - materiaal is gemaakt, het dubbele contraststiksel, de arcadevormige en hellende onderrok, het contraststiksel, het paspel, de stevige houten poten, waarvan de achterste gebogen zijn en de voorste niet. Deze combinatie was volstrekt oorspronkelijk ten tijde van haar ontwerp in het voorjaar van 2006.
[eisers] maken inbreuk op dit model met hun stoel Mikka.
Paddy
De auteursrechtelijk beschermde en onderscheidende trekken van de Paddy zijn de S-vormige knik in de licht achteroverhellende en tevens holle rugleuning, de arcadevormige en licht oplopende onderrok, de inkeping aan de voorzijde van de rok,
de stevige houten poten, waarvan de achterste naar achter hellen en de voorste niet.
Deze combinatie van kenmerken is niet terug te vinden in stoelen van vóór het ontwerp van de Paddy in mei 2003.
[eisers] maken inbreuk op dit model met hun stoel Chico.
Cordo
De auteursrechtelijk beschermde en onderscheidende trekken van de Cordo zijn de achterover hellende en holle rug, het dubbele contraststiksel op armleggers en achterzijde rug, de paspels, de brede afgeronde armleggers, de zitting van één stuk, gebogen stevige houten poten waarvan de achterste achterover hellen.
[eisers] maken inbreuk op dit model met hun stoel Rosa.
Bari
De auteursrechtelijk beschermde en onderscheidende trekken van de Bari zijn de achterover hellende en holle rug, het dubbele contraststiksel op de achterzijde rug, het paspel, de convexe zitting van één stuk, gebogen stevige houten poten aan de achterzijde.
[eisers] maken inbreuk op dit model met hun stoel Oris.
Dit alles aldus Maxfurn en [gedaagde 2].
4.3. De rechtbank stelt het volgende voorop. Wil een voortbrengsel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, dan is vereist dat het een eigen intellectuele schepping van de maker betreft die de persoonlijkheid van deze laatste weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzen bij de totstandkoming van dat voortbrengsel. Daartoe behoort in elk geval niet al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen. Ook is van bescherming uitgesloten datgene wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect.
Naar het oordeel van de rechtbank komt aan geen van de litigieuze stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2] auteursrechtelijke bescherming toe. Maxfurn en [gedaagde 2] hebben op geen enkele wijze onderbouwd wat er nieuw en origineel zou zijn aan de ontwerpen en de daaraan ten grondslag liggende filosofie. Het mag zo zijn dat stoelen in het algemeen een aantal functionele kenmerken (vier poten, een zitting, een rugleuning (en armleuningen)) hebben om als stoel te kunnen fungeren, dat neemt niet weg dat de vrijheid om die functionele kenmerken op originele wijze vorm te geven zeer ruim is, zoals uit de vormgevingsgeschiedenis (maar niet uit de ontwerpen van (Maxfurn en) [gedaagde 2]) blijkt.
Blijkens door [eisers] in het geding gebrachte foto’s zijn alle door [gedaagde 2] toegepaste vormgevingselementen al ooit eerder door anderen toegepast. Het enkele feit dat de ontwerpen van [gedaagde 2] ontstaan door het combineren van verschillende vormgevingselementen en dat daarbij keuzes worden gemaakt, maakt nog niet dat sprake is van oorspronkelijkheid en/of een intellectuele schepping van de maker. Van geen van de stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2] kan gezegd worden dat zij ten opzichte van oudere modellen opvallen door originaliteit of een eigen karakter. De vormgeving van de stoelen Cordo en Bari, waarvan Maxfurn stelt dat zij de auteursrechten heeft verworven van IBG Nederland BV, is zelfs banaal te noemen. Voorts hebben Maxfurn en [gedaagde 2], gelet op de betwisting van de zijde van [eisers] onvoldoende onderbouwd dat sprake is van “makerschap” in de zin van het auteursrecht.
Dit betekent dat alle vorderingen van Maxfurn en [gedaagde 2] die zijn gebaseerd op de gestelde inbreuk op hun auteursrechten zullen worden afgewezen.
Is sprake van slaafse nabootsing?
4.4. Maxfurn en [gedaagde 2] voeren het volgende aan omtrent de door hen gestelde slaafse nabootsing van haar stoelen door [eisers]
Op het gebied van stoelen is Maxfurn marktleider in Nederland. De stoelen Elvis, Elise, Kappa, Paddy, Cordo en Bari hebben onderscheidend vermogen dat bescherming verdient tegen onrechtmatige – ook wel genoemde: slaafse – nabootsing. De stoelen van [eisers] bevatten dezelfde combinatie van onderscheidende kenmerken als deze stoelen. De door [eisers] aangeboden/geproduceerde Rosa en Oris zijn 100% kopieën van de Cordo en de Bari. Tot voor de komst van [eiser 1] op de markt met de namaakmodellen waren de Cordo en de Bari goed voor een jaaromzet van gemiddeld ca.
€ 500.000,--. Het gevaar bestaat dat een niet oplettende consument de stoelen van [eiser 1] verwart met de stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2]. [eisers] hadden een andere weg kunnen kiezen bij de vormgeving van hun stoelen. Door dat niet te doen, maar verwarringwekkende nabootsingen van de producten van Maxfurn en [gedaagde 2] op de markt te brengen, handelen [eisers] onrechtmatig jegens Maxfurn en [gedaagde 2].
4.5. De rechtbank overweegt het volgende. Ten aanzien van nabootsing van een product dat niet wordt beschermd door een absoluut recht van intellectuele eigendom geldt dat nabootsing van dit product in beginsel vrijstaat. Dit beginsel lijdt uitzondering wanneer door die nabootsing verwarring bij het publiek valt te duchten en de nabootsende concurrent tekortschiet in zijn verplichting om bij dat nabootsen alles te doen wat redelijkerwijs, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid van zijn product, mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring ontstaat (HR 20 november 2009, NJ 2011, 302, Lego-arrest, r.o. 3.3.2).
Vast staat dat de stoelen van [eiser 1], behalve de Rosa en de Oris, op meerdere onderdelen verschillen vertonen met de stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2]. Aldus hebben [eisers] voldoende afstand genomen van de niet door originaliteit of een eigen karakter opvallende stoelen van Maxfurn en [gedaagde 2]. Nu de vormgeving van de volgens Maxfurn en [gedaagde 2] met de Rosa en de Oris nagebootste stoelen Cordo en Bari banaal te noemen is, zoals hiervoor overwogen, kan niet gezegd worden dat de Cordo en de Bari onderscheidend vermogen hebben. Maxfurn en [gedaagde 2] hebben onvoldoende aangevoerd om verwarringsgevaar aan te nemen.
Dit betekent dat alle vorderingen van Maxfurn en [gedaagde 2] die zijn gebaseerd op de gestelde slaafse nabootsing zullen worden afgewezen.
Is sprake van oneerlijke concurrentie en/of wanprestatie van [eisers]?
4.6. Maxfurn en [gedaagde 2] voeren het volgende aan omtrent de gestelde oneerlijke concurrentie.
[eiser 1] heeft tijdens de onderhandelingen omtrent zijn afscheid duidelijk aangegeven dat hij Maxfurn en [gedaagde 2] geen schade zou berokkenen en dat hij in een andere branche, bijvoorbeeld de verhuur van bedrijfspanden of de autobranche zou gaan werken, reden om een zeer coulant concurrentiebeding op te nemen in de vaststellingsovereenkomst. Gelet op de bijzondere positie van [eiser 1] binnen [gedaagde 2] en de jarenlange vertrouwelijkheid tussen partijen, mag van [eiser 1] meer verwacht worden dan van een doorsnee medewerker.
[eisers] hebben een zeer aanzienlijk bedrag ontvangen voor de aandelen in [gedaagde 2]. Dit bedrag is voor een groot deel gebaseerd op de intellectuele eigendom en de goodwill. [eisers] hebben zich dus in ruil voor teruglevering van de aandelen in de intellectuele eigendom ca. € 300.000,-- laten uitkeren, maar beginnen vervolgens met onwaarheden over de modelafdeling een offensief om die intellectuele eigendom af te pakken. [eisers] betwisten thans het makerschap in de zin van de Auteurswet van [gedaagde 2] van stoelen die hij jarenlang zelf namens [gedaagde 2] exclusief heeft verkocht. Nu zouden het opeens triviale en banale stoelen zijn die in het publiek domein behoren. Hiermee handelt [eiser 1] in strijd met de normen van goed werknemerschap en de op hem rustende postcontractuele verplichtingen. Voorts is zijn handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid en de goede trouw. O[eiser 1]sers] gaan concurreren met Maxfurn en [gedaagde 2], waardoor de goodwill in waarde vermindert. [eiser 1] heeft de belangrijkste klanten van Maxfurn en [gedaagde 2] benaderd. Dit zijn [(...)]. [eiser 1] bedient dezelfde klanten die hij voor mei 2007 uit naam van Maxfurn en [gedaagde 2] beleverde. Voorts heeft [eiser 1] het op hem rustende geheimhoudingsbeding overtreden. Tot de bedrijfsvertrouwelijke gegevens van Maxfurn en [gedaagde 2] behoren de gegevens omtrent de goedlopende modellen. Het is geen toeval dat [eisers] slechts de goedlopende modellen van Maxfurn en [gedaagde 2] op de markt brengen. Uit hoofde van zijn voormalige functie als verkoper weet [eiser 1] precies dat en waarom de stoelen als de Cordo en de Bari goed lopen. Doordat [eisers] de Rosa en de Oris op de markt hebben gebracht, hebben Maxfurn en [gedaagde 2] de Cordo en de Bari uit de collectie moeten halen.
4.7. De rechtbank overweegt het volgende. Zoals de voorzieningenrechter in het vonnis van 4 maart 2009 ook heeft overwogen, hebben partijen goed nagedacht over datgene wat na het afscheid van [eiser 1] en [eiser 2] tussen hen zou gelden en hebben zij gedetailleerd en scherp neergelegd wat op het gebied van concurrentie wel en niet aanvaardbaar zou zijn. Voor een uitleg van de vaststellingsovereenkomst die zou meebrengen dat er een ruimere strekking is overeengekomen dan de scherpe tekst weergeeft, is geen plaats. Evenmin is er veel plaats voor toepassing van ongeschreven normen, die de vrijheid van [eisers] verder zouden beperken dan letterlijk is afgesproken. De rechtbank neemt deze overwegingen over en maakt deze tot de hare.
Partijen hebben ervoor gekozen om in artikel 7 onder b van de vaststellingsovereenkomst het voorheen voor [eiser 1] geldende non-concurrentiebeding te laten vallen en slechts een beperkt relatiebeding op te nemen. De handel in stoelen is bewust niet aan [eisers] verboden; ook niet de soort stoelen die zij nu verkopen. Als Maxfurn en [gedaagde 2] hadden willen voorkomen dat [eiser 1] in dezelfde branche met dezelfde producten werkzaam zou zijn, hadden zij een andere inhoud van de vaststellingsovereenkomst kunnen en moeten bedingen. Dat zij dachten dat [eiser 1] iets in de verhuur van bedrijfspanden of de autobranche zou gaan doen, is weinig relevant; tussen partijen is zelfs overeengekomen dat een beroep op nietigheid is uitgesloten. Daargelaten de rechtsgeldigheid van een dergelijk uitsluitingsbeding in een overeenkomst als de onderhavige, bevestigt dit eens te meer dat de tekst van de vaststellingsovereenkomst maatgevend moet zijn voor wat [eiser 1] wel en niet is toegestaan.
4.8. Gesteld noch gebleken is dat [eiser 1] het inmiddels uitgewerkte relatiebeding van artikel 7 onder b. van de vaststellingsovereenkomst heeft overtreden. Nu [eiser 1] niet gebonden is aan een non-concurrentiebeding, staat het hem in beginsel vrij zijn voormalige werkgever te beconcurreren. Het feit dat [eisers] hun aandeel van uiteindelijk nog 20% van het aandelenkapitaal in [gedaagde 2] tegen betaling hebben overgedragen, maakt dit niet anders. Daarin is immers in de vaststellingsovereenkomst voorzien.
4.9. De door Maxfurn en [gedaagde 2] genoemde klanten staan in het relatiebeding niet genoemd. Derhalve valt niet in te zien waarom [eisers] geen handel zou mogen drijven met deze klanten. Het geheimhoudingsbeding mag niet worden uitgelegd als een verkapt non-concurrentiebeding en betekent dan ook niet dat [eisers] Maxfurn en [gedaagde 2] niet zouden mogen beconcurreren met de kennis die [eiser 1] heeft uit hoofde van zijn voormalige functie, maar slechts dat hij vertrouwelijke kennis niet met anderen mag delen. Onvoldoende is onderbouwd dat [eiser 1] vertrouwelijke informatie met anderen heeft gedeeld. Dat [eiser 1] zou hebben gehandeld in strijd met het geheimhoudingsbeding is dan ook niet komen vast te staan. Evenmin is gebleken dat [eiser 1] heeft gehandeld in strijd met de normen van goed werknemerschap en de op hem rustende postcontractuele verplichtingen. Gelet op het voorgaande kan een beroep op de redelijkheid en billijkheid / goede trouw niet slagen.
4.10. Een en ander leidt tot de conclusie dat alle vorderingen van Maxfurn en [gedaagde 2] zullen worden afgewezen.
4.11. Maxfurn en [gedaagde 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. [eisers] hebben gevorderd Maxfurn en [gedaagde 2] in reconventie te veroordelen in de volledige proceskosten uit hoofde van artikel 1019h Rv.
Maxfurn en [gedaagde 2] hebben daartegen het volgende verweer gevoerd. De werkzaamheden van mr. Van der Wouw zijn niet IE-gerelateerd. De werkzaamheden van mr. Lodestijn zijn slechts deels IE-gerelateerd, want houden deels verband met de door Maxfurn en [gedaagde 2] gestelde slaafse nabootsing. Ook heeft mr. Lodestijn onnodige en dubbele uren gemaakt
De rechtbank overweegt dat slechts voor de op het auteursrecht gegronde onderdelen van de vordering (in reconventie) aanspraak bestaat op een volledige kostenveroordeling en niet voor zover die vorderingen mede zijn gebaseerd op de leerstukken van slaafse navolging en oneerlijke concurrentie. Bij toeschatting naar redelijkheid en evenredigheid begroot de rechtbank de proceskosten van [eiser 1] in reconventie op € 17.500,00.
4.12. Vast staat dat slechts zes van de twintig kwartaaltermijnen van de in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen prijs voor de aandelen zijn voldaan. Alle termijnen zijn inmiddels verstreken. Het restantbedrag bedraagt € 167.272,00. Nu de vorderingen in reconventie worden afgewezen, is het door Maxfurn c.s. gedane beroep op opschorting en verrekening ongegrond. De rechtbank zal de vordering van [eiser 1] toewijzen met inachtneming van het volgende.
4.13. Er bestond geen grondslag voor de vorderingen jegens [gedaagde 6]. Daarom hebben [eisers] ter comparitie van partijen hun eis gewijzigd in die zin dat zij van hem geen betaling van de resterende termijnen meer vorderen. [gedaagde 6] is derhalve ten onrechte gedagvaard. Voor zover de overige vorderingen zijn ingesteld tegen [gedaagde 6] zullen deze worden afgewezen. [eisers] zullen worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde 6], begroot op (1/6 x 2,0 punten x tarief € 1.421,00 =) € 236,83.
In de hierna volgende rechtsoverwegingen worden met Maxfurn c.s. enkel bedoeld: Maxfurn, [gedaagde 2], [gedaagde 3], Pepfurn en Goal.
4.14. De gevorderde hoofdelijke veroordeling van gedaagden dient als ongegrond te worden afgewezen. Er is immers geen hoofdelijkheid overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst. Op grond van artikel 6:6 lid 1 BW bestaat tussen meerdere, tot één prestatie verplichte, schuldenaren verbondenheid voor gelijke delen, tenzij uit de wet, gewoonte of rechtshandeling iets anders voortvloeit. Gesteld noch gebleken is dat van een dergelijke uitzondering op vorenbedoelde hoofdregel sprake is. Het enkele feit dat Maxfurn c.s. in de vaststellingsovereenkomst tezamen worden aangeduid als werkgever is geen grond om af te wijken van de hoofdregel. Derhalve zullen Maxfurn c.s. elk worden veroordeeld tot betaling van éénvijfde deel van het bedrag van € 167.272,00, derhalve € 33.454,40.
4.15. De vordering dat moet worden betaald “binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis” zal niet worden toegewezen, aangezien daarvoor bij geldvorderingen geen grond bestaat.
4.16. Op grond van de participatieovereenkomst is [gedaagde 3] gehouden tot betaling van de overeengekomen rente van 5%. Zij zal daartoe worden veroordeeld, zoals gevorderd.
4.17. De vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, aangezien Maxfurn c.s. betwisten dat dergelijke kosten zijn gemaakt en [eisers] niet hebben aangetoond dat in 2010 buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht.
4.18. De gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad zal worden toegewezen. Het door Maxfurn c.s. gestelde executierisico valt niet te rijmen met het succes dat [eisers] volgens Maxfurn c.s. in hun onderneming hebben. Voor het stellen van een bankgarantie door [eisers] bestaat dan ook geen aanleiding.
4.19. Maxfurn c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 116,98
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 3.537,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.495,98
in conventie en in reconventie
4.20. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5.1. wijst de vorderingen jegens [gedaagde 6] af,
5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten van [gedaagde 6], tot op heden begroot op € 236,83.
5.3. veroordeelt Maxfurn tot betaling aan [eiser 1] van een bedrag van
€ 33.454,40 (drieëndertigduizend vierhonderdvierenvijftig euro en veertig cent),
5.4. veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan [eiser 1] van een bedrag van
€ 33.454,40 (drieëndertigduizend vierhonderdvierenvijftig euro en veertig cent),
5.5. veroordeelt [gedaagde 3] tot betaling aan [eiser 1] van een bedrag van
€ 33.454,40 (drieëndertigduizend vierhonderdvierenvijftig euro en veertig cent),
5.6. veroordeelt Pepfurn tot betaling aan [eiser 1] van een bedrag van
€ 33.454,40 (drieëndertigduizend vierhonderdvierenvijftig euro en veertig cent),
5.7. veroordeelt Goal tot betaling aan [eiser 1] van een bedrag van
€ 33.454,40 (drieëndertigduizend vierhonderdvierenvijftig euro en veertig cent),
5.8. veroordeelt [gedaagde 3] tot betaling van de overeengekomen rente van 5% per jaar over de niet tijdig betaalde kwartaaltermijnen, telkens vanaf het opeisbaar worden van de betreffende kwartaaltermijn tot de dag van betaling,
5.9. veroordeelt Maxfurn, [gedaagde 2], [gedaagde 3], Pepfurn en Goal elk voor een vijfde deel in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 6.495,98 (dit éénvijfde gedeelte alzo groot € 1.299,20), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.10. veroordeelt Maxfurn, [gedaagde 2], [gedaagde 3], Pepfurn en Goal elk voor een vijfde deel in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 102,50 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Maxfurn, [gedaagde 2], [gedaagde 3], Pepfurn en Goal niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis in conventie hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 34,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.11. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.12. wijst het meer of anders gevorderde af,
5.13. wijst de vorderingen af,
5.14. veroordeelt Maxfurn en [gedaagde 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] tot op heden begroot op € 17.500,00,
5.15. veroordeelt Maxfurn en [gedaagde 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 102,50 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Maxfurn en [gedaagde 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis in reconventie hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 34,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.16. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann, mr. H.M. Hettinga en mr. H. Benek en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2012.