ECLI:NL:RBSHE:2012:BY3425

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825222-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanrijden van echtelijke woning met auto onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 9 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 april 2012 met zijn auto tegen de echtelijke woning is aangereden. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en bedreiging van twee personen, alsook van het opzettelijk beschadigen van een gebouw en rijden onder invloed van alcohol. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met aanzienlijke snelheid tegen de woning is gereden, maar heeft de poging tot doodslag en bedreiging vrijgesproken, omdat niet kon worden bewezen dat hij opzettelijk op de slachtoffers was ingereden. Wel werd bewezen verklaard dat hij de woning heeft beschadigd en onder invloed van alcohol heeft gereden. De verdachte had een alcoholgehalte van 525 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de wettelijke limiet ligt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier maanden, met aftrek van voorarrest, en een rijontzegging van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd de auto waarmee de feiten zijn gepleegd verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte voor alcoholgerelateerde delicten en de impact van zijn handelen op de omwonenden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825222-12
Datum uitspraak: 9 november 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
Het vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 augustus 2012 en 26 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 juli 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 april 2012 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met aanzienlijke en
onverminderde snelheid met een auto op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 287/302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 april 2012 te Eindhoven [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte toen daar opzettelijk dreigend met aanzienlijke en onverminderde snelheid met een auto op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ingereden;
(Artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 22 april 2012 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw en/of een vaartuig en/of zijn lading en/of installatie ter zee en/of een luchtvaartuig, te weten een woning, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(Artikel 352 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 22 april 2012 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 525 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
(art. 8 lid 2 aanhef en onder a Wegenverkeerswet 1994)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
Vrijspraak feit 1 primair. Niet kan worden bewezen dat verdachte door zijn rijmanoeuvre heeft getracht [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Bewezenverklaring van feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3.
Het standpunt van de verdediging.
Vrijspraak feit 1 primair. Referte voor feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3.
Het oordeel van de rechtbank.1
1. Inleiding.
Op 22 april 2012 rijdt verdachte met zijn personenauto (Opel Corsa [kenteken]) tegen de voorgevel van de woning gelegen aan de [adres] in Eindhoven.2 Hierdoor
raakt het kozijn van de voordeur beschadigd.3 De bewoner van deze woning is verdachtes echtgenote [slachtoffer 3]. Zij huurt deze woning van [bedrijf 1].4 Verdachte verkeert ten
tijde van het incident onder invloed van alcohol.5 Het onderzoeksresultaat van de adem-
analyse bedraagt 525 ug/l.6
1.1 Inrijden auto?(feit 1)
Verdachte wordt verweten dat hij heeft getracht [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel hen heeft bedreigd door met zijn auto op genoemde personen in te rijden.
Verdachte heeft van aanvang af verklaard dat hij niemand heeft willen aanrijden en dat hij
niemand buiten de woning heeft zien staan toen hij tegen de woning aanreed. Hij heeft dit standpunt ter zitting herhaald.
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2], zijnde de overburen van de onderhavige woning, hebben tegenover de politie en de rechter-commissaris verklaringen afgelegd. [getuige 2] verklaart daarbij niets over zich buiten de woning bevindende personen dan wel over wegspringende personen ten tijde van het incident. Datzelfde geldt voor de eerste verklaring die [getuige 1] tegenover de politie heeft afgelegd. Uit haar tweede verklaring zou afgeleid
kunnen worden dat een persoon in de deuropening stond op het moment dat verdachte in de richting van de woning reed. Ze heeft echter niet gezien hoe deze persoon reageerde. Bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 1] dat zij zich niet kan herinneren dat zij personen in de baan van de auto heeft gezien voordat deze tot stilstand kwam.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben geen aangifte willen doen. Hun versie van het gebeuren is vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen. Voorts zijn zij in een later stadium als getuige bij de rechter-commissaris gehoord.
De rechtbank stelt vast dat het verwijt dat er door verdachte op genoemde personen zou
zijn ingereden, volgt uit het relaas van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en
[verbalisant 2] op blz. 75-76, inhoudende hetgeen zij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over het incident hebben horen verklaren alsmede uit de verklaring die [slachtoffer 2] ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd. Uit genoemde bevindingen en verklaring kan afgeleid worden dat [slachtoffer 1] ten tijde van het inrijden links buiten voor de voordeur stond en links moest wegduiken om een aanrijding te voorkomen. Voorts kon [slachtoffer 3] de auto ontwijken door snel de voordeur dicht te doen en een stap naar binnen te zetten voordat de auto tegen de voordeur aanreed.
Bij de weergave van hetgeen de betrokken verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben horen verklaren, hebben verbalisanten voor een ongelukkige redactie gekozen,
waardoor het voor de rechtbank onduidelijk is wie van de twee betrokkenen exact wat
heeft verklaard, dus wie wat heeft waargenomen of ondervonden. Dit klemt temeer nu
[slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris niets over het incident heeft willen verklaren
en de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] geen dan wel onvoldoende aanknopingspunten bevatten voor een buiten de woning wegspringende persoon en
evenmin voor het inrijden op een in de voordeur bevindende persoon. Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt ('inrijden') volgt dan ook enkel uit de verklaring van [slachtoffer 2]. Dat is onvoldoende voor een bewezenverklaring van dat, gelet op de redactie
van de tenlastelegging, essentiële onderdeel van de tenlastelegging. Gelet daarop en op de ontkennende verklaring van verdachte zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag/poging tot zware mishandeling, alsook van de subsidi-air tenlastegelegde bedreiging. Dit laatste met kanttekening dat er naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk sprake is geweest van een bedreigende situatie, echter een andere dan thans is tenlastegelegd.
1.2 Beschadiging pand. (feit 2)
Uit de verklaringen van verdachte zou afgeleid kunnen worden dat hij niet het opzet zou hebben gehad om tegen de woning aan te rijden.
Uit de verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd volgt dat hij in een geagiteerde en opgefokte stemming de echtelijke woning ([adres] te Eindhoven) heeft verlaten, in zijn auto is gestapt, is wegereden en kort daarop zijn auto heeft gekeerd en naar de woning terug is gereden om aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te laten zien dat hij boos was. Vervolgens is hij over de stoeprand, door een heg, over het trottoir en door de voor-
tuin van perceel [adres] gereden om vervolgens tegen de voordeur van genoemde woning aan te rijden.7 Een en ander vindt zijn bevestiging in de verklaringen van [slachtoffer 2]8 en [getuige 1].9
De rechtbank leidt reeds uit de uiterlijke verschijningsvorm van vorenomschreven gedragingen van verdachte het opzet af om tegen de woning aan te rijden. Het verweer
van verdachte dat de remmen van zijn auto niet naar behoren zouden hebben gewerkt, wordt afdoende weersproken door de resultaten van het onderzoek naar de rijtechnische staat van de auto van verdachte.10 Met inachtneming van hetgeen de rechtbank hiervoor reeds onder het kopje 1. heeft verwoord, kan feit 2 dan ook worden bewezen.
1.3 Rijden onder invloed. (feit 3)
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte (noot 5) en het onderzoeksresultaat van de ademanalyse (noot 6) acht de rechtbank bewezen dat verdachte - kort gezegd- zijn auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
2.
op 22 april 2012 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten een woning, toebehorende aan [bedrijf 1], heeft beschadigd.
3.
op 22 april 2012 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek,als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 525 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straffen.
De eis van de officier van justitie. (bijlage)
*een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden
voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
*een rijontzegging voor de duur van 2 jaar (feit 1 subsidiair);
*verbeurdverklaring van de personenauto (Opel Corsa)
Het standpunt van de verdediging.
Een gevangenisstraf conform de duur van het reeds ondergane voorarrest. Verdachte heeft zijn rijbewijs nodig om weer als vrachtwagenchauffeur aan de slag te gaan. De gevorderde rijontzegging dient dan ook in duur te worden beperkt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte is opzettelijk met zijn personenauto tegen de echtelijke woning aangereden.
De op dat moment verongelijkte verdachte wilde hiermee een 'statement' maken. Ten tijde van het bizarre incident bevond zijn vrouw zich in de woonkamer en lagen zijn eigen kinderen in het onderhavige pand te slapen. Het hoeft geen betoog dat alle in de woning aanwezige personen en de direct omwonenden flink zijn geschrokken door verdachtes handelen. Bovendien is er schade aan het pand ontstaan. Verdachte verkeerde ten tijde
van het strafbare feit (2) onder invloed van alcohol, dit terwijl hij in het verleden eerder is veroordeeld vanwege alcoholgerelateerde delicten in het verkeer, en wel in 1997 (2x), 2001 en 2008, en aldus bekend was met de gevaren van rijden onder invloed. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om wederom met alcohol op als bestuurder van een auto aan het verkeer deel te nemen en daarmee de verkeersveiligheid in gevaar te brengen. De rechtbank houdt met dit alles ten nadele van verdachte rekening.
In matigende zin houdt de rechtbank ermee rekening dat verdachte ten tijde van de onder-havige detentie zijn baan als vrachtwagenchauffeur is kwijtgeraakt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks de verklaring van verdachte dat hij zijn rijbewijs niet kan missen omdat hij wederom een baan als vrachtwagenchauffeur ambieert, toch een (deels) onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid als bijkomende straf dient te worden opgelegd, nu enerzijds de ernst van het begane feit (3) en verdachtes eerdere veroordelingen vanwege soortgelijke delicten en anderzijds de van deze straf te verwachten preventieve werking zulks rechtvaardigen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie en de rechtbank voorts van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Opheffing voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft ter zitting van 26 oktober 2012 de voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven met inachtneming van het bepaalde in artikel 67a lid 3 Sv.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat -zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting- dit een voorwerp is met behulp van welke het bewezenverklaarde feit 2
is begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 57 en 352.
Wegenverkeerswet 1994 art. 8, 176, 179.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair: vrijspraak.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
t.a.v. feit 3:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
BESLISSING:
t.a.v. feit 2, feit 3:
gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
t.a.v. feit 3:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 9 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een
proeftijd van 2 jaren.
t.a.v. feit 2:
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen personenauto (Opel Corsa [kenteken]).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 9 november 2012.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant Zuid-Oost, genummerd PL2209 2012058442.
2verklaring verdachte ter zitting d.d. 26 oktober 2012
3relaas bevindingen verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] (blz 71); foto's (blz. 20, blz. 33 t/m 39); verklaring
aangeefster [slachtoffer 3] (blz. 62); eigen waarneming rechtbank ter zitting d.d. 26 oktober 2012
4verklaring aangeefster [slachtoffer 3] (blz. 61)
5verklaring verdachte ter zitting d.d. 26 oktober 2012
6relaas bevindingen verbalisant [verbalisant 5] (blz. 85); formulier ademanalyse (blz. 82)
7verklaring verdachte ter zitting d.d. 26 oktober 2012
8verklaring [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 24 september 2012
9verklaring van [getuige 1] (blz. 64) en bij de rechter-commissaris d.d. 16 juli 2012.
10relaas van bevindingen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (blz. 70)
??
??
5
Parketnummer: 01/825222-12
[verdachte]