ECLI:NL:RBSHE:2012:BY3415

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/841022-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door alcoholgebruik en onvoorzichtig rijgedrag

Op 14 oktober 2011 vond er te Uden een verkeersongeval plaats waarbij de verdachte, als bestuurder van een personenauto, geen voorrang verleende aan een tegemoetkomende quad. De verdachte verkeerde onder invloed van alcohol, met een ademalcoholgehalte van 390 microgram per liter. Door de botsing liep de bestuurder van de quad, genaamd [slachtoffer], ernstig letsel op, waardoor hij enkele maanden niet volledig kon werken. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend was. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van roekeloos rijgedrag, terwijl de verdediging betoogde dat de mate van schuld beperkt was. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich had moeten vergewissen van de verkeerssituatie voordat hij linksaf sloeg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit en legde een werkstraf van 42 uur op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/841022-11
Datum uitspraak: 24 oktober 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 september 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 oktober 2011 te Uden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmede rijdende over de weg, (President Kennedylaan en/of de kruising van de President Kennedylaan met de Bronkhorstsingel en de Leeuwerikseweg), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
op de kruising van de President Kennedylaan met de Bronkhorstsingel en de Leeuwerikseweg, linksaf te slaan (teneinde de Bronkhorstsingel op te rijden) waarbij hij, verdachte, een op dezelfde weg rijdende hem tegemoetkomende
(rechtdoorgaande) quad niet voor heeft laten gaan, tengevolge waarvan een botsing tussen het door verdachte bestuurde voertuig en die quad is ontstaan, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een scheurtje in de linker enkel en/of kneuzingen in het (linker)been en/of opgerekte kniebanden, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van
genoemde wet.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
(artikel 6 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Ten aanzien van het bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, in die zin dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden en dat het letsel van het slachtoffer in ieder geval is aan te merken als letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Ten aanzien van de mate van schuld heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte onder invloed van alcohol een auto is gaan besturen, dat verdachte op zitting heeft verklaard dat hij voordat hij ging rijden zich wazig voelde in zijn hoofd, dat het verkeerslicht voor verdachte op oranje stond op het moment dat hij de kruising opreed, dat het donker was en verdachte niet goed gekeken heeft omdat hij de bestuurder van de quad pas op het allerlaatste moment zag, terwijl deze de auto van verdachte wel al eerder heeft gezien. Dit maakt dat verdachte zeer onvoorzichtig is geweest.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft betoogd dat sprake is van een beperkte mate van schuld. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de tegemoetkomende quad niet zichtbaar was voor verdachte en dat niet gebleken is dat het alcoholgebruik door verdachte een rol van betekenis heeft gespeeld bij het ontstaan van het ongeval. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte tussen het nuttigen van de alcohol en het besturen van zijn auto enkele uren heeft geslapen, waardoor verdachte het idee had dat hij weer auto mocht rijden.
Het oordeel van de rechtbank.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Op 14 oktober 2011 is verdachte te Uden betrokken geweest bij een verkeersongeval. Verdachte reed als bestuurder in zijn personenauto over de President Kennedylaan. Aangekomen op de kruising van de President Kennedylaan met de Bronkhorstsingel en de Leeuwerikseweg is verdachte linksaf geslagen met de bedoeling de Bronkhorstsingel op te rijden. Hierbij heeft verdachte een hem tegemoetkomende quad geen voorrang verleend, waardoor een botsing is ontstaan tussen de personenauto van verdachte en de quad2. Verdachte heeft verklaard dat hij de quad niet had gezien vóórdat hij ermee in botsing kwam3. Verdachte is na het ongeval onderworpen aan een ademanalyse, zijnde een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, waaruit is gebleken dat het alcoholgehalte van zijn adem op dat moment hoger was dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, te weten 390 microgram.4. De bestuurder van de quad, genaamd [slachtoffer], heeft als gevolg van het ongeval zodanig letsel opgelopen dat hij gedurende enkele maanden niet (volledig) heeft kunnen werken en tot op heden beperkt is in zijn bewegingen5 6.
Ten aanzien van de mate van schuld overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte had op 14 oktober 2011 een forse hoeveelheid alcohol gedronken. Verdachte had moeten beseffen dat een tijdsverloop van drie uur sinds zijn laatste alcoholconsumptie7 niet voldoende was om weer veilig een auto te kunnen besturen. Verdachte is desondanks in de auto gestapt en gaan rijden. Vervolgens heeft hij bij het linksaf slaan niet goed gekeken, als gevolg waarvan hij de hem tegemoetkomende quad niet heeft opgemerkt, hij dit voertuig geen voorrang heeft verleend en daarmee in botsing is gekomen . De raadsman heeft aangevoerd dat de quad voor verdachte op dat moment niet zichtbaar was omdat de quad zich achter een andere auto bevond. Voor zover dit al kan worden aangenomen disculpeert deze omstandigheid naar het oordeel van de rechtbank verdachte niet, integendeel. Verdachte had zich ervan moeten vergewissen dat hij op een veilige manier linksaf kon slaan. Voor zover zijn uitzicht op dat moment werd belemmerd door een andere auto, had hij moeten wachten (stoppen) tot hij de situatie goed kon overzien. De rechtbank is alles overziende van oordeel dat verdachte kan worden verweten dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 14 oktober 2011 te Uden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmede rijdende over de weg, (President Kennedylaan en de kruising van de President Kennedylaan met de Bronkhorstsingel en de Leeuwerikseweg), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, op de kruising van de President Kennedylaan met de Bronkhorstsingel en de Leeuwerikseweg, linksaf te slaan (teneinde de Bronkhorstsingel op te rijden) waarbij hij, verdachte, een op dezelfde weg rijdende hem tegemoetkomende (rechtdoorgaande) quad niet voor heeft laten gaan, tengevolge waarvan een botsing tussen het door verdachte bestuurde voertuig en die quad is ontstaan, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis meer in het bijzonder rekening gehouden enerzijds met het ontbreken van relevante strafrechtelijke documentatie en anderzijds met het feit dat verdachte is gaan rijden nadat hij eerder op de dag een forse hoeveelheid alcohol had gedronken.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft matiging van de op te leggen werkstraf bepleit, waarbij van die werkstraf een aanzienlijk deel voorwaardelijk zou moeten worden opgelegd. Daarnaast heeft de raadsman een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid bepleit. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de mate van schuld beperkt is. Voorts heeft de raadsman erop gewezen dat het bezit van een rijbewijs van groot belang is voor verdachte, omdat hij zich voor zijn werk naar meerdere locaties moet begeven en hij dit alleen met de auto kan doen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank een lichtere mate van schuld bewezen acht en zij van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks de verklaring van verdachte dat hij zijn rijbewijs niet kan missen vanwege zijn werk, toch een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid als bijkomende straf dient te worden opgelegd, omdat de ernst van het begane delict dit rechtvaardigt. De rechtbank zal daarnaast een gedeelte van de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d;
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 8, 175, 179.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en
terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
* Werkstraf voor de duur van 42 uren subsidiair 21 dagen hechtenis;
* Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder
begrepen) voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een
proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.W.A. Kap-Knippels, griffier,
en is uitgesproken op 24 oktober 2012.
Mr. Schoorlemmer en mr. Damen zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar Eindpv., wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een eindproces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, met registratienummer PL21Z1, 2011108226, afgesloten op 29 oktober 2011, aantal doorgenummerde pagina's: 28.
2 Eindpv. pag. 4: een proces-verbaal aanrijding van [verbalisant].
3 Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 oktober 2012.
4 Eindpv. pag. 11-12: proces-verbaal misdrijf van [verbalisant], in samenhang met pag. 18:E formulier ademanalyse.
5 Eindpv. pag. 20-21 en 24: proces-verbaal inhoudende een verklaring van [slachtoffer], in combinatie met pag. 28: aanvraagformulier medische informatie.
6 Schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer].
7 Eindpv. pag. 26: verklaring van verdachte, in samenhang met pag. 4: proces-verbaal van aanrijding van [verbalisant].