ECLI:NL:RBSHE:2012:BY3411

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/820241-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig handelen van beroepschauffeur

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beroepschauffeur die betrokken was bij een verkeersongeval op 25 november 2011 te Valkenswaard. De verdachte, die met zijn Opel Combo een rechtsafslaande manoeuvre uitvoerde, heeft daarbij een scooter niet opgemerkt, waardoor een aanrijding plaatsvond. Het slachtoffer, de bestuurder van de scooter, liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een verbrijzelde enkel, een gebroken oogkas en een gebroken kaak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig had gedragen door niet te stoppen en niet goed om zich heen te kijken voordat hij afsloeg. De officier van justitie had een werkstraf van 50 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een werkstraf op van 50 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte dat de verdachte als beroepschauffeur een extra verantwoordelijkheid had en dat zijn gedrag niet voldeed aan de zorgvuldigheid die van hem verwacht mocht worden. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en dat de verdachte strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/820241-12
Datum uitspraak: 25 oktober 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1946],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 september 2012. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 11 oktober 2012 is gewijzigd (bijlage 1), is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 november 2011 te Valkenswaard als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmede rijdende over de weg (de Valkenierstraat en/of de Karel Mollenstraat-Noord) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen als volgt:
- verdachte is toen aldaar rijdende over de Valkenierstraat, zonder alvorens te kijken of het naast zijn rijstrook gelegen fietspad vrij was, rechtsaf geslagen (teneinde de Karel Mollenstraat-Noord in te rijden) en heeft daarbij een over dat naast de Valkenierstraat gelegen fietspad (in dezelfde richting) rijdende scooter niet, althans niet tijdig opgemerkt en/of geen voorrang verleend aan die scooter,
waardoor een aanrijding of botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en die scooter, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde enkel en/of een gebroken oogkas en/of een gebroken kaak, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair, althans indien het voorgaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2011 te Valkenswaard als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (een personenauto), daarmede rijdende over de weg (de Valkenierstraat en/of de Karel Mollenstraat-Noord), zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers
-is verdachte, toen aldaar rijdende over de Valkenierstraat, zonder alvorens te kijken of het naast zij rijstrook gelegen fietspad vrij was, rechtsaf geslagen (teneinde de Karel Mollenstraat-Noord in te rijden) en heeft daarbij een over dat naast de Valkenierstraat gelegen fietspad (in dezelfde richting) rijdende scooter niet, althans niet tijdig opgemerkt en/of geen voorrang verleend aan die scooter.
(artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
Het primair tenlastegelegde kan worden bewezen. Verdachte is met zijn Opel Combo, met geblindeerde zijramen aan de achterzijde, rechtsaf geslagen zonder te kijken of er op het naast zijn rijbaan gelegen fietspad een verkeersdeelnemer van rechts aan kwam gereden en zonder zijn voertuig voor het oprijden van dat fietspad tot stilstand te brengen. Dit terwijl hij wist dat hij in genoemde auto bij een dergelijke manoeuvre door de aanwezigheid van een dode hoek geen zicht had op van rechts komende verkeersdeelnemers en hij wist dat hij voorrang aan de op het fietspad bevindende verkeersdeelnemers moest verlenen. Dat hij bij het benaderen van de kruising geen verkeer op het fietspad zag, is in dat verband onvoldoende. Het verkeersgedrag van verdachte dient te worden aangemerkt als aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig. Er is dan ook sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De vermeende hoge snelheid waarmee het slachtoffer op de scooter zou hebben gereden, doet hieraan niet af. Het opgelopen letsel van slachtoffer [slachtoffer], zoals blijkt uit diens verklaring, kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Het ontbreken van nadere medische informatie doet hieraan geen afbreuk.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft rijdende op de Valkenierstraat gekeken of zich op het naast hem gelegen fietspad een verkeersdeelnemer bevond. Dat bleek niet zo te zijn. Verdachte reed circa 40-50 km per uur en mocht er op vertrouwen dat eventueel zich op het fietspad achter hem rijdend verkeer hem niet kon inhalen voordat hij zijn rechtsafslaande manoeuvre inzette. Hij heeft bovendien afgeremd voordat hij rechtsaf sloeg. Op het moment dat verdachte rustig het fietspad opdraaide, zag hij ineens van rechts een scooter aan komen rijden. Verdachte bracht zijn auto gelijk tot stilstand. Enkel de neus van de auto van verdachte bevond zich op dat moment op het fietspad. De bestuurder van de scooter had genoeg ruimte om de auto van verdachte te ontwijken. Dat is echter niet gebeurd. Het dossier bevat sterke aanwijzingen dat de bestuurder van de scooter te hard reed. Het is maar de vraag of verdachte de aanrijding had kunnen voorkomen. Hij heeft alles gedaan wat van een bestuurder in de onderhavige situatie mocht worden verwacht en hoefde geen rekening te houden met een te hard rijdende scooter. De bestuurder van de scooter heeft mede schuld aan de aanrijding. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Het subsidiair tenlastegelegde kan evenmin worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.1
I. Inleiding.
Verdachte rijdt op 25 november 2011 als bestuurder van een personenauto, een Opel Combo met geblindeerde zijruiten aan de achterzijde, over de Valkenierstraat te Valkenswaard. Verdachte rijdt hierbij vanaf de Europalaan in de richting van de Eindhovenseweg. Parallel, aan de rechterzijde, naast de rijbaan van verdachte is een fietspad gelegen. Verdachte slaat op de splitsing met de, gezien de rijrichting van verdachte, rechtstgelegen Karel Mollen-straat-Noord rechtsaf om laatstgenoemde straat in te rijden. Op dat moment komt over het naast de Valkenierstraat gelegen fietspad vanuit dezelfde rijrichting als verdachte een scooter, met als bestuurder [slachtoffer], aangereden. Er vindt een aanrijding plaats tussen het voertuig van verdachte en de scooter van [slachtoffer], waardoor laatstgenoemde lichamelijk letsel oploopt. Het van de Valkenierstraat afslaande verkeer dient, gelet op de ter hoogte van het onderhavige fietspad aangebrachte haaientanden op het wegdek, voorrang te verlenen aan het verkeer op het fietspad.2
II. Letsel slachtoffer [slachtoffer].
[slachtoffer] verklaart op 12 december 2012 dat hij als gevolg van de aanrijding een verbrijzelde enkel, een gebroken oogkas en een gebroken kaak heeft opgelopen. Hij is in het ziekenhuis te Veldhoven geopereerd en heeft een hele stellage in zijn been gehad. Hij kan zijn dagelijkse werkzaamheden als vrijwilliger niet verrichten en zijn herstel gaat minimaal een half jaar duren.3 De verhorende verbalisant [verbalisant 1] ziet [slachtoffer] in het gips zitten en ziet voorts dat hij een groot litteken boven diens rechteroog heeft zitten. [verbalisant 1] hoort [slachtoffer] zeggen dat hij het vreselijk jammer vindt dat hij het vrijwilligerswerk voor de buurtvereniging en de ouderen niet kan uitvoeren.4 Verdachte heeft tijdens een bezoekje aan [slachtoffer] vernomen dat het ijzer uit zijn ([slachtoffer]) enkel moest worden gehaald.5
III. Verklaringen verdachte.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij was afgeslagen zonder te kijken, dat hij de bromfietser niet had gezien en dat hij wist dat hij voorrang had moeten verlenen.6
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij werkzaam is als koerier en uit dien hoofde circa 1,5 jaar in de onderhavige Opel Combo rijdt. Daarvoor heeft hij ook in een Combo gereden. Volgens verdachte heeft de Opel Combo, door de geblindeerde zijramen aan de achterzijde, een dode hoek bij het rechts afslaan. Deze wetenschap heeft hem echter niet ertoe gebracht een extra zijspiegel(tje) te (laten) plaatsen teneinde zicht te hebben op zich rechts naast hem bevindend/aankomend verkeer. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij circa 500 meter over de Valkenierstraat heeft gereden en daarbij geen verkeersdeelnemer op het onderhavige fietspad heeft gezien. Toen hij de afslag met de Karel Mollenstraat-Noord naderde, heeft hij afgeremd en heeft hij met een lage snelheid de rechtsafslaande manoeuvre ingezet. Op dat moment heeft verdachte vanwege de dode hoek niet meer naar rechts gekeken. Eerst tijdens het oprijden van het fietspad zag hij ineens van de rechterzijde een scooter op hem af komen rijden. Verdachte had zijn auto tijdens genoemde manoeuvre niet geheel tot stilstand gebracht, omdat hij daarvoor op het rechte deel van de weg niemand had gezien en dacht dat er niemand aan kwam gereden.7
IV. Conclusie rechtbank.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat er sprake is van schuld in de zin artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit betekent dat er sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een lichtere vorm van schuld is hiervoor onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding is voldoende voor het aannemen van schuld.
Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel zijn rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat is gebleven van wat van een automobilist wordt geëist.
Bij de beoordeling van de schuldvraag komt het, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Verdachte heeft een rechtsafslaande manoeuvre ingezet zonder zijn voertuig voor het oprijden van het naast zijn rijbaan gelegen fietspad tot stilstand te brengen en zonder zich
er op dat moment van te vergewissen of er op dat fietspad een verkeersdeelnemer van rechts aan kwam rijden. Dit terwijl hij wist dat hij in genoemde auto bij een dergelijke manoeuvre door de aanwezigheid van een dode hoek geen zicht had op van rechts komende ver- keersdeelnemers en dat hij voorrang aan de op het fietspad bevindende verkeersdeelnemers moest verlenen. Ter zitting is gebleken dat verdachte wist van de aanwezigheid van een dode hoek bij een rechtsafslaande manoeuvre in de onderhavige auto. Naar het oordeel van de rechtbank mocht op grond van deze wetenschap van verdachte als beroeps-chauffeur, met een zekere Garantenstellung (een extra verantwoordelijkheid in het verkeer) worden verwacht dat hij een bijzondere zorgvuldigheid bij een dergelijke manoeuvre zou betrachten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich op eenvoudige wijze ervan had kunnen vergewissen dat de weg voor hem vrij was door zijn auto voor het fietspad, ter hoogte van de haaientanden, tot stilstand te brengen en vervolgens naar rechts te kijken. Door desondanks zonder te stoppen en zonder naar rechts te kijken rechtsaf te slaan, is verdachte naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig geweest. De door de verdediging gestelde hoge snelheid waarmee slachtoffer [slachtoffer] zou hebben gereden, doet - voorzover daar sprake van is geweest - geen enkele afbreuk aan dit oordeel. De rechtbank concludeert dan ook dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van Wegenverkeerswet 1994.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank bij gebrek aan nadere medische informatie niet vast komen te staan dat het door slachtoffer [slachtoffer] opgelopen letsel kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Wel kan op grond van hetgeen hiervoor onder kopje II staat vermeld, worden bewezen dat [slachtoffer] als gevolg van het opgelopen lichamelijk letsel - kort gezegd - tijdelijk is verhinderd om zijn normale bezigheden te verrichten.
Alles overziende acht de rechtbank op grond van de hiervoor onder de kopjes I, II en III uitgewerkte bewijsmiddelen het primair tenlastegelegde dan ook bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
(primair)
op 25 november 2011 te Valkenswaard als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmede rijdende over de weg (de Valkenierstraat en de Karel Mollenstraat-Noord) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig te handelen als volgt:
verdachte is toen aldaar rijdende over de Valkenierstraat, zonder alvorens te kijken of het naast zijn rijstrook gelegen fietspad vrij was, rechtsaf geslagen (teneinde de Karel Mollenstraat-Noord in te rijden) en heeft daarbij een over dat naast de Valkenierstraat gelegen fietspad (in dezelfde richting) rijdende scooter niet opgemerkt en geen voorrang
verleend aan die scooter,
waardoor een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en die scooter, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straffen.
De eis van de officier van justitie. (bijlage 2)
De officier van justitie vordert ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
*een werkstraf van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis;
*een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman acht de vordering van de officier van justitie passend, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank slaat ten nadele van verdachte op de omstandigheid dat verdachte, zijnde een beroeps-chauffeur met wetenschap van de aanwezigheid van een dode hoek bij het rechts afslaan, zonder te stoppen en zonder te kijken rechtsaf is geslagen, waardoor een aanrijding met slachtoffer [slachtoffer] is ontstaan. Als gevolg van het hierbij opgelopen lichame-lijk letsel heeft slachtoffer [slachtoffer] enige tijd zijn dagelijkse werkzaamheden in het vrijwilligerswerk niet kunnen verrichten.
Ten voordele van verdachte zal de rechtbank ermee rekening houden dat verdachte nooit eerder vanwege een verkeersdelict is veroordeeld en hij er blijk van heeft gegeven dat hij
de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet. Verdachte heeft op meerdere momenten contact met het slachtoffer gezocht. Uit verdachtes houding spreekt
een oprechte belangstelling naar het welzijn van slachtoffer [slachtoffer].
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een werkstraf op zijn plaats. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke rijontzegging opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een (soortgelijk) delict te plegen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d;
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175 en 179.
DE UITSPRAAK
Verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
(primair)
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
t.a.v. primair:
*Werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis.
*Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder
begrepen) voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. M.M.J. Nuijten, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 25 oktober 2012.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant Zuid-Oost, afdeling Valkenswaard Waalre, genummerd PL2217 2011176531, afgesloten d.d. 1 februari 2012.
2verklaring verdachte ter zitting van 11 oktober 2012, verklaring [slachtoffer] (blz. 23), situatieschets (blz. 18),
bevindingen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (blz. 9 en 13)
3verklaring [slachtoffer] (blz. 23)
4opmerking verbalisant [verbalisant 3] (blz. 17)
5verklaring verdachte ter zitting van 11 oktober 2012
6verklaring verdachte (blz. 19)
7verklaring verdachte ter zitting van 11 oktober 2012