ECLI:NL:RBSHE:2012:BY3406

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/849396-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en diefstal van een auto met geweld

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 29 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en diefstal van een auto. De verdachte, die eerder voor soortgelijke delicten was veroordeeld, werd beschuldigd van het wegnemen van geld en goederen van slachtoffers, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De tenlastelegging omvatte onder andere het dreigen met een mes en het vasthouden van een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft een gedeeltelijke vrijspraak uitgesproken voor het gebruik van geweld tegen een van de slachtoffers, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de diefstal en afpersing. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 36 maanden op, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de misdrijven op de slachtoffers. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, en zijn er maatregelen genomen met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/849396-12
Datum uitspraak: 29 oktober 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
wonende te [woonplaats], [adres] a,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 september 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juni 2012 te Grave tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten ongeveer 722
euro) en/of een hoeveelheid sigaretten en/of een of meer aanstekers, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- (dreigend) voorhouden van en/of tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en/of
- vastpakken en/of vasthouden van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- roepen naar die [slachtoffer 1]: "geld, geld" en/of "tering naar achter, je moet
terug" althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 11 juni 2012 te Arnhem, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening vanaf
twee/een auto('s) heeft weggenomen
- een kentekenplaat met combinatie [kenteken], in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of
- een kentekenplaat met combinatie [kenteken], in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4],
in elk geval telkens enig goed, toebehorende aan een ander of anderen dan aan
verdachte en / of zijn mededader, waarbij verdachte en / of zijn mededader
(telkens) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft
en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft /
hebben gebracht door middel van braak en / of verbreking;
(artikel 311/310 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring.
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet bewezen dat jegens het slachtoffer geweld is toegepast. Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar heeft vastgepakt en over haar rug heeft gewreven. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn linkerarm om het slachtoffer heen heeft gelegd. Weliswaar is sprake van lichamelijke aanrakingen maar niet van het aanwenden van fysieke kracht, zodat deze aanrakingen niet als geweld kunnen worden gekwalificeerd.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 11 juni 2012 te Grave tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en een hoeveelheid sigaretten en aanstekers, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het:
- dreigend voorhouden van en tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en
- vastpakken en vasthouden van het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- roepen naar die [slachtoffer 1]: "geld, geld" en "tering naar achter, je moet terug" althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
2.
op tijdstippen op 11 juni 2012 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een auto heeft weggenomen
- een kentekenplaat met combinatie [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 3] en
- een kentekenplaat met combinatie [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 4].
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De motivering van de beslissing.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en vordert:
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de eerste twee jaren van de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de Reclassering zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook als dat inhoudt het volgen van een Cova- en/of leefstijltraining en/of deelname aan een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek.
- verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen personenauto Opel Corsa, twee paar handschoenen en een Albert Heijn tas, welke goederen zijn vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 1, 3, 4 en 6.
- teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen handschoen vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 5.
- teruggave aan medeverdachte [medeverdachte] (01/853029-12) van het onder verdachte inbeslaggenomen studieboek Engels, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 2.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] ten bedrage van € 712,57 en de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3], volledig en hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de schadevergoedings- maatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het oordeel van de rechtbank.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsook op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met name het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit wordt verdachte zwaar aangerekend. Verdachte heeft met een mededader een gewapende overval gepleegd. Verdachte heeft daarbij niet geschroomd om met behulp van een mes een zeer dreigende houding aan te nemen tegenover het slachtoffer [slachtoffer 1].
Verdachte was initiatiefnemer en heeft zichzelf en zijn mededader ten koste van een ander op een brutale en schaamteloze wijze verrijkt.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd negatieve gevolgen daarvan ondervinden, zoals angst- gevoelens en gevoelens van onveiligheid. Verdachte heeft zich om dit alles kennelijk niet bekommerd. Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft in haar schriftelijke slachtofferverklaring nader beschreven welke gevolgen deze overval heeft. Zo voelt zij zich tot op heden nog steeds onveilig als zij aan het werk is.
Bovendien dragen dit soort delicten bij aan het toenemen van het gevoel van onveiligheid binnen de samenleving.
Ook wordt verdachte aangerekend dat uit zijn strafblad blijkt dat hij eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen.
Verder zal de rechtbank rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het Pro Justitia psychologisch onderzoek van 20 september 2012 en het reclasseringsrapport van 5 september 2012 naar voren zijn gekomen.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem en anderen duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en omdat de rechtbank het noodzakelijk acht dat verdachte zich na het ondergaan van zijn onvoorwaardelijke gevangenisstraf nog geruime tijd houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en zich ambulant laat behandelen. Om dat te verzekeren zal de rechtbank ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd, waaraan bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Deze straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank van oordeel is dat de duur van de op te leggen gevangenisstraf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partijen.
Door de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) is een voegingsformulier ingediend met een vordering van in totaal € 712,57, vermeerderd met wettelijke rente, ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde en bewezenverklaarde strafbare feit. De vordering bestaat uit € 12,57 materiële schade (eigen bijdrage medicatie) en € 700,-- aan immateriële schade.
De rechtbank acht deze vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Door de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2) is een voegingsformulier ingediend met een vordering van in totaal € 43,92 materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde en bewezenverklaarde strafbare feit.
De rechtbank acht ook deze vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte deze strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelden hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. Ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 1] is het toegewezen bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelden is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Ten aanzien van het beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de bij de uitspraak nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de bij de uitspraak nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte en de mededader, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.
De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 33, 33a, 24, 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank.
Verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf (voor feit 1 en 2).
- Een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid,
de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte:
- zich gedurende de eerste twee jaren van de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen
hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch,
Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks
noodzakelijk acht, ook als dat inhoudt het volgen van een Cova- en/of leefstijltraining
en/of deelname aan een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het
Wetboek van Strafrecht.
Legt op de volgende bijkomende straf (voor feit 1 en 2).
- Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
een personenauto Opel Corsa, twee paar handschoenen en een Albert Heijn tas, welke goederen zijn vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers
1, 3, 4 en 6.
Legt op de volgende maatregelen.
voor feit 1:
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], van een bedrag van € 712,57, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag bestaat uit € 700,-- immateriële schadevergoeding en € 12,57 materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalings- verplichting niet op.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
voor feit 2:
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], van een bedrag van € 43,92 materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalings- verplichting niet op.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1).
- Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van 712,57.
Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 700,- immateriële schadevergoeding en € 12,57
materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2).
- Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], van een bedrag van € 43,92 materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Teruggave inbeslaggenomen goederen.
- Gelast de teruggave aan verdachte van een handschoen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 5.
- Gelast de teruggave aan medeverdachte [medeverdachte] (01/853029-12) van een
studieboek Engels, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 2.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.Th. van Vliet, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. H.H.E. Boomgaart, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 29 oktober 2012.
8
Parketnummer: 01/849396-12
[verdachte]