ECLI:NL:RBSHE:2012:BY3402

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/997505-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van geneesmiddelen zonder vergunning en gebruik van vervalst geschrift

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 30 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan het verkopen van geneesmiddelen zonder de vereiste vergunning. De verdachte, geboren in 1987 en woonachtig in Vught, werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen en afleveren van verschillende soorten geneesmiddelen, waaronder diazepam, temazepam, en alprazolam, in de periode van 5 oktober 2010 tot en met 2 maart 2011. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bevoegd was om deze medicijnen te verkopen, aangezien hij geen groothandel dreef zoals gedefinieerd in de Geneesmiddelenwet. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het gebruik van een vervalst geschrift, een lijst van in beslag genomen goederen, die hij per e-mail naar de directeur van de Technische Universiteit Eindhoven had gestuurd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een aangepaste versie van deze lijst had verzonden, wetende dat deze niet overeenkwam met de originele lijst. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, samen met een werkstraf van 240 uren. Tevens werd een geldboete van € 2.500,-- opgelegd, met onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen geneesmiddelen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn geestelijke toestand en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/997505-11
Datum uitspraak: 30 oktober 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 augustus 2012. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 oktober 2012 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij (telkens) op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2010 tot en met 2 maart 2011 te Vught en/of te Eindhoven, in elk geval (elders) in Nederland, (meermalen) opzettelijk zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid geneesmiddelen, te weten een groothandel heeft gedreven in een hoeveelheid pillen (Efedrine en/of Zopiclon en/of Zolpidemtartaat en/of Zolpidem Trartrate en/of Paroxetine)
Subsidiar, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden of zou kunnen leiden, dat:
hij (telkens) op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2010 tot en met 2 maart 2011 te Vught en/of te Eindhoven, in elk geval (elders) in Nederland, (meermalen) opzettelijk geneesmiddelen, te weten een hoeveelheid pillen (Efedrine en/of Zopiclon en/of Zolpidemtartaat en/of Zolpidem Trartrate en/of Paroxetine), waarvoor geen handelsvergunning geldt, in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd.
2. hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode 5 oktober 2010 tot en met 2 maart 2011 te Vught, in elk geval (elders) in Nederland, opzettelijk meermalen heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid methylfenidaat, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methylfenidaat, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode 5 oktober 2010 tot en met 2 maart 2011 te Vught, in elk geval (elders) in Nederland, opzettelijk meermalen heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid diazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende diazepam en/of
- een hoeveelheid temazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende temazepam en/of
- een hoeveelheid oxazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxazepam en/of
- een hoeveelheid alprazolam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam en/of
- een hoeveelheid lorazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende lorazepam en/of
- een hoeveelheid lormetazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende lormetazepam en/of
- een hoeveelheid flurazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende flurazepam en/of
- een hoeveelheid flunitrazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende flunitrazepam en/of
- een hoeveelheid midazolam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende midazolam
zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
4. hij op een of meer tijdstip(pen)in de periode van 3 maart 2011 tot en met 25 april 2011, in Vught, in elk geval (elders) in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, een geschrift, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te te dienen, te weten een lijst van in beslag genomen voorwerpen de dato 2 maart 2011, afkomstig van de Inspectie voor de Gezondheidszorg met als dossiernummer 11-007, bestaande dat gebruik maken en/of dat afleveren en/of dat voorhanden hebben hierin, dat verdachte de lijst met in beslag genomen goederen, per e-mail heeft toegezonden aan de directeur bedrijfsvoering van de Technische Universiteit Eindhoven, dhr. [persoon 1], bestaande die valsheid daarin dat op lijst B met volgnummer B-1,
- 12 tabletten Alprazolam is vermeld, in plaats van 1.200 tabletten Alprozolam, en/of
- 5 tabletten Lorazepam 2 mg is vermeld, in plaats van 5.000 tabletten Lorazepam 2 mg, en/of
- 560 tabletten Lorazepam CF 2,5 mg is vermeld, in plaats van 1.560 tabletten Lorazepam CF 2,5 mg, en/of
- 110 tabletten Lormetezepam CF 2mg is vermeld, in plaats van 810 tabletten Lormetezepam CF mg, en/of
- 88 tabletten Zolpidemtartaat 10A is vermeld, in plaats van 880 tabletten Zolpidemtartaat 10A, en/of
- bepaalde in beslag genomen (genees)middelen helemaal niet waren vermeld en/of andere in beslag genomen goederen niet waren vermeld,
- de in beslag genomen voorwerpen genoemd op lijst B, met volgnummer B-3, niet zijn toegevoegd,
terwijl deze in werkelijkheid wel voorkomen op de lijst in beslag genomen voorwerpen d.d. 2 maart 2011, afkomstig van de Inspectie voor de Gezondheidszorg met als dossiernummer 11-007, zulks terwijl hij verdachte en/of zijn mededaders wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing.
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit
Verdachte is - zakelijk weergegeven - ten laste gelegde dat hij een groothandel in medicijnen heeft gedreven als bedoeld in de Geneesmiddelenwet. Het drijven van een groothandel wordt in artikel 1 onder kk van de Geneesmiddelenwet gedefinieerd als: "het geheel van activiteiten, bestaande uit het aanschaffen, in voorraad hebben en afleveren of uitvoeren van door derden bereide of ingevoerde geneesmiddelen." Uit de toelichting op deze bepaling volgt dat een groothandel levert aan apothekers, aan andere groothandels of aan anderen die op grond van de wet bevoegd zijn geneesmiddelen ter hand te stellen1. Artikel 39 lid 2 van deze wet bepaalt dit ook met zoveel woorden: "2. Geneesmiddelen worden door de groothandelaar slechts afgeleverd aan andere groothandelaren en aan degenen die bevoegd zijn de desbetreffende geneesmiddelen ter hand te stellen".
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat verdachte enkel medicijnen heeft verkocht en heeft afgeleverd aan particulieren, niet zijnde apothekers, groothandelaars of andere personen die volgens de wet bevoegd waren geneesmiddelen ter hand te stellen. Daaruit concludeert de rechtbank dat het handelen van verdachte niet kan worden gekwalificeerd als het drijven van een groothandel. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan2.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten
* het proces-verbaal opgemaakt van de doorzoeking van de slaapkamer van verdachte in de woning van zijn ouders gelegen aan de [adres] te [woonplaats],3
* het proces-verbaal opgemaakt van de doorzoeking van de kluis van verdachte bij de TU te Eindhoven,4
* de kennisgeving van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen in de TU Eindhoven en in zijn slaapkamer in de woning van zijn ouders,5
* aanvraag voor onderzoek naar aanleiding van onder verdachte aangetroffen goederen, vermoedelijk bevattende MDMA en/of amfetamine6,
* de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut, productgroep Toxicologie, Afdeling Medisch Forensisch Onderzoek7
* aanvraag voor toxicologisch onderzoek van onder verdachte in beslag genomen voorwerpen,8
* de rapportage van het Rijksinstuut voor Volksgezondheid en Milieu,9
* de verklaringen van de getuigen [getuige 1]10, [getuige 2]11, [getuige 3],12 en [getuige 4].13
* de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 oktober 2012 afgelegd.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit
Inleiding.
Nadat op 2 maart 2011 in de kluis van verdachte op de TU in Eindhoven geneesmiddelen waren aangetroffen, heeft de TU op 5 april 2011 een hoorzitting belegd in verband met een eventuele schorsing van verdachte. Tijdens de hoorzitting heeft verdachte ontkend dat er een grote hoeveelheid geneesmiddelen in kluis 154 heeft gelegen. Voor het overige heeft hij verklaard dat de in die kluis aangetroffen geneesmiddelen voor eigen gebruik waren. Op 21 april 2011 is een tweede hoorzitting belegd. Op herhaald verzoek van de heer [persoon 1], directeur bedrijfsvoering van de TU in Eindhoven (hierna: [persoon 1]), heeft verdachte op 25 april 2011 als bijlage bij een e-mailbericht een lijst met in beslag genomen goederen aan [persoon 1] gezonden.
Het College van Bestuur van de TU te Eindhoven heeft na de hoorzittingen besloten verdachte gedurende een jaar de toegang tot de gebouwen, terreinen en voorzieningen van de TU te ontzeggen.
Tegen dit besluit heeft verdachte beroep ingesteld. In het kader van de beroepsprocedure is een hoorzitting gehouden door het College van Beroep voor het hoger onderwijs. Bij de stukken voor die zitting bevond zich een bewijs van ontvangst van de op 2 maart 2011 in beslag genomen medicijnen. Bij vergelijking van deze lijst met de lijst die verdachte op 25 april 2011 had toegezonden door [persoon 1], bleek dat de hoeveelheden op deze lijsten niet met elkaar overeenstemden. Op de lijst die verdachte op 25 april 2011 aan [persoon 1] heeft gezonden, staan beduidend lagere hoeveelheden geneesmiddelen vermeld dan de aantallen vermeld op de door de Inspectie voor de Gezondheidszorg op 2 maart 2011 opgemaakte lijst van de in de kluis van verdachte aangetroffen voorwerpen en ook ontbreken (ontbreekt) een aantal goederen.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijke requisitoir genoemde gronden heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden nu verdachte de vervalste lijst zelf naar [persoon 1] heeft verzonden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de lijst die hij op 25 april 2011 aan [persoon 1] heeft gezonden, zelf heeft veranderd of dat verdachte wist dat die laatste lijst geen juiste weergave van de feiten was. In het geval dat de rechtbank dit verweer mocht passeren heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit niet opzettelijk heeft gepleegd, gelet op de geestelijke toestand waarin verdachte destijds verkeerde.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 2 maart 2011 is de kluis van verdachte bij de TU te Eindhoven (kluis 154) doorzocht.14 Van de in die kluis aangetroffen voorwerpen is door de Inspectie voor de Gezondheidszorg een lijst van in beslag genomen voorwerpen opgemaakt met dossiernummer 11-007, volgnummer B-115.
Op die lijst staan als in beslag genomen voorwerpen onder meer vermeld:
[pag. 77]
- 1200 tabletten Alprozalam (Dormicum(r) 15) (Lijst II OW) B1749Bb01/03-2015,
- 5000 tabletten Lorazepam 2 mg (Ativan(r) Spencer Pharma Karachik Pakistan/10G0481-exp. 07-2013) Lijst II OW,
- 1560 tabletten Lorazepam CF 1,5 mg (Lijst II OW) 09114.NO2/exp. 08-2012,
- 810 tabletten Lormetazepam CF 2 mg (Lijst II OW) 08103.NK8/exp. 06-2011,
- 880 tabletten Zolpidemtartraat 10A, 10B081EB/exp. 02-2013.
[pag. 78]
- 12 postzegels van 0,88 euro
- bruine enveloppen met verzenddocumenten TNT,
- kassastroken Bruna en stortingsdocument GWK,
- gripzakken (3 groothandelsverpakkingen).
Op 5 april 2011 en op 21 april 2011 hebben op de TU te Eindhoven hoorzittingen plaatsgevonden naar aanleiding van de op 2 maart 2011 in kluis 154 aangetroffen grote hoeveelheid medicijnen. Deze kluis was in gebruik bij verdachte. De aangetroffen medicijnen zijn toen in beslag genomen. Tijdens voornoemde hoorzittingen heeft verdachte telkens ontkend dat de in de kluis aangetroffen grote hoeveelheid medicijnen van hem was. Wel gaf hij aan dat hij in de kluis geneesmiddelen had liggen voor eigen gebruik, dit in verband met depressiviteit. Op de hoorzitting van 21 april 2011 is verdachte door [persoon 1] verzocht de lijsten van de geneesmiddelen die in de kluis van verdachte waren aangetroffen en die verdachte van de politie had gekregen, aan [persoon 1] toe te zenden.16 Verdacht ekent dat hem een dergelijk verzoek is gedaan en dat hij [persoon 1] een lijst met inbelslaggenomen goederen heeft toegezonden17.
Aan dat verzoek heeft verdachte voldaan door deze lijst op 25 april 2011 als bijlage bij een e-mail aan [persoon 1] toe te sturen. Bij vergelijking van deze lijst met de lijst van de op 2 maart 2011 in beslag genomen goederen die in de beroepsprocedure was ingebracht stelde [persoon 1] vast dat de op die lijsten vermelde [genees]middelen niet met elkaar overeen kwamen.18
Bij e-mailbericht van 25 april 2011, afkomstig van [verdachte] [verdachte] en gericht aan [persoon 1], heeft verdachte als bijlage gevoegd de lijst met in beslag genomen goederen.19 Deze lijst, gedateerd op 2 maart 2011, is afkomstig van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, dossiernummer 11-007, volgnummer B-1. Daarop staat onder meer het navolgende vermeld.
- 12 tabletten Alprozalam (Dormicum(r) 15) (Lijst II OW) B1749Bb01/03-2015,
- 5 tabletten Lorazepam 2 mg (Ativan(r) Spencer Pharma Karachik Pakistan/10G0481-exp07-2013) Lijst II OW,
- 560 tabletten Lorazepam CF 1,5 mg (Lijst II OW) 09114.NO2/exp. 08-2012,
- 110 tabletten Lormetazepam CF 2 mg (Lijst II OW) 08103.NK8/exp. 06-2011,
- 88 tabletten Zolpidemtartraat 10A, 10B081EB/exp. 02-2013.
De rechtbank neemt waar (stelt vast) dat de hiervoor genoemde middelen op de lijst die verdachte op 25 april 2011 aan [persoon 1] heeft gezonden, op dezelfde plaats en in dezelfde volgorde staan vermeld als de middelen vermeld op de lijst van in beslag genomen goederen van 2 maart 2011, in het dossier opgenomen onder de pagina's 77-80. Beide lijsten zijn qua vormgeving en lay-out identiek. Hieruit concludeert de rechtbank dat de lijst die verdachte op 25 april 2011 aan [persoon 1] heeft gezonden, een aangepaste, bewerkte versie was van de op 2 maart 2011 door de Inspectie voor de Gezondheidszorg opgestelde en aan verdachte toegezonden lijst.
Op de lijst van 25 april 2011 staan niet vermeld de goederen vermeld op de lijst van 2 maart 2011 als weergegeven op pagina 78:
- 12 postzegels van 0,88 euro
- bruine enveloppen met verzenddocumenten TNT,
- kassastroken Bruna en stortingsdocument GWK,
- gripzakken (3 groothandelsverpakkingen).
Evenmin maakt de door verdachte aan [persoon 1] toegezonden lijst gewag van de geneesmiddelen welke zijn opgesomd in de lijst met inbeslaggenomen voorwerpen van 2 maart 2011 als weergegeven op pagina 8020.
Door de verdediging is nog aangevoerd dat verdachte dit feit, gelet op de geestelijke toestand waarin hij verkeerde, niet opzettelijk heeft gepleegd.
De rechtbank overweegt het navolgende. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 25 april 2011 een e-mailbericht aan [persoon 1] heeft gezonden, met als bijlage een lijst waarop de door de Inspectie voor de Gezondheidszorg op 2 maart 2011 in de kluis van verdachte bij de TU te Eindhoven in beslag genomen goederen zouden staan vermeld. Zoals uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt, stemde de door verdachte opgezonden lijst niet overeen met de originele lijst zoals die door de Inspectie voor de Gezondheidszorg op 2 maart 2011 was opgemaakt en zoals opgenomen in het dossier op de pagina's 77-80. Verdachte weet zich niet te herinneren of hij deze lijst heeft ontvangen. Vast staat echter wel dat het verdachte is geweest die een inhoudelijk afwijkende doch qua opmaak en lay-out sterk op deze lijst gelijkende lijst per e-mail aan [persoon 1] heeft gezonden. De rechtbank verbindt hieraan de gevolgtrekking dat verdachte de oorspronkelijke lijst moet hebben gehad en dat hij dus ook wist, althans redelijkerwijs heeft moeten vermoeden dat de door hem bij mailbericht van 25 april 2011aan [persoon 1] toegezonden lijst niet overeenkwam met die originele lijst.
Dat verdachte in een zodanige geestelijke toestand verkeerde dat hij zich niet heeft gerealiseerd dat de door hem aan [persoon 1] gemailde lijst niet overeenkwam met de originele lijst, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden.
De rechtbank verwerpt het door de verdediging gevoerde verweer dat verdachte dit feit niet opzettelijk heeft gepleegd.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. op tijdstippen in de periode van 5 oktober 2010 tot en met 2 maart 2011 te Vught en/of te Eindhoven, opzettelijk geneesmiddelen, te weten een hoeveelheid pillen Efedrine en/of Zopiclon en/of Zolpidemtartraat en/of Zolpidem Tartrate en/of Paroxetine, waarvoor geen handelsvergunning geldt, in voorraad heeft gehad en heeft verkocht en heeft afgeleverd.
2. op tijdstippen in de periode 5 oktober 2010 tot en met 2 maart 2011 te Vught, opzettelijk meermalen heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende methylfenidaat, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3. op tijdstippen in de periode 5 oktober 2010 tot en met 2 maart 2011 te Vught, opzettelijk meermalen heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid geneesmiddelen, te weten
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende diazepam en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende temazepam en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxazepam en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende lorazepam en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende lormetazepam en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende flurazepam en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende flunitrazepam en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende midazolam
zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
4. op 25 april 2011 in Vught, in elk geval elders in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een geschrift, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een lijst van in beslag genomen voorwerpen de dato 2 maart 2011, afkomstig van de Inspectie voor de Gezondheidszorg met als dossiernummer 11-007, bestaande dat gebruik maken hierin, dat verdachte de lijst met in beslag genomen goederen, per e-mail heeft toegezonden aan de directeur bedrijfsvoering van de Technische Universiteit Eindhoven, dhr. [persoon 1], bestaande die valsheid daarin dat op lijst B met volgnummer B-1,
- 12 tabletten Alprazolam is vermeld, in plaats van 1.200 tabletten Alprozolam, en
- 5 tabletten Lorazepam 2 mg is vermeld, in plaats van 5.000 tabletten Lorazepam 2 mg, en
- 560 tabletten Lorazepam CF 2,5 mg is vermeld, in plaats van 1.560 tabletten Lorazepam CF 2,5 mg, en
- 110 tabletten Lormetezepam CF 2mg is vermeld, in plaats van 810 tabletten Lormetezepam CF mg, en
- 88 tabletten Zolpidemtartaat 10A is vermeld, in plaats van 880 tabletten Zolpidemtartaat 10A, en
- andere in beslag genomen goederen en geneesmiddelen niet waren vermeld,
terwijl deze in werkelijkheid wel voorkomen op de lijst in beslag genomen voorwerpen d.d. 2 maart 2011, afkomstig van de Inspectie voor de Gezondheidszorg met als dossiernummer 11-007, zulks terwijl hij verdachte wist dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
ten aanzien van feit 1 primair:
* vrijspraak
ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, 2, 3 en 4:
* 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar,
* 240 uur werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis,
* een geldboete van € 2.500,-- subsidiair 35 dagen hechtenis
* ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen:
- onttrekking aan het verkeer van alle in beslag genomen medicijnen, vermeld op de lijst van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen,
- teruggave van alle andere voorwerpen, vermeld op de lijst van de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen.
Ten aanzien van het in beslag genomen contante geldbedrag kan geen teruggave plaatsvinden in verband met het daarop rustende - ten verzoeke van de officier van justitie gelegde - conservatoire beslag
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zich kan vinden in het opleggen van een werkstraf aan verdachte. Oplegging van de gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf acht de raadsman niet passend omdat een dergelijke sanctie te zwaar is voor de ten laste gelegde feiten. De raadsman acht een voorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal een maand meer passend. Of een geldboete moet worden opgelegd, en zo ja, voor welk bedrag, is afhankelijk van de beslissing van de rechtbank in de ontnemingsprocedure.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich gedurende de tenlastegelegde periode van bijna een half jaar schuldig gemaakt aan - kort gezegd - de grootschalige illegale verkoop van medicijnen via internet. De voorraad kocht hij zowel in binnen- als buitenland en bewaarde hij onder meer in een door hem gehuurde kluis bij de Technisch Universiteit van Eindhoven, waar hij student was. Ook heeft hij een vervalste lijst met onder hem in beslag genomen goederen (voornamelijk medicijnen) gebruikt in de procedure in het kader van een eventuele schorsing van de universiteit.
De handel in medicijnen is verbonden aan allerlei voorschriften en vergunningen. Dit heeft er mee te maken dat op het voorschrijven en gebruik van bepaalde medicijnen controle nodig is in het belang van de volksgezondheid. Zo zijn sommige medicijnen niet voor iedereen geschikt of nodig, zijn sommige combinaties van medicijnen gevaarlijk voor de gezondheid en kunnen medicijnen een verslavende werking hebben. Verder zijn artsen en apothekers op de hoogte van het medicijngebruik van de patiënt en kunnen zij ook beoordelen in hoeverre het gebruik van (eerder) voorgeschreven middelen risico's met zich brengt waar aandacht aan moet worden besteed (bijvoorbeeld door alternatieve geneesmiddelen voor te schrijven danwel de voorgeschreven dosering aan te passen) Door medicijnen in het illegale circuit te verhandelen, ontnam verdachte zijn klanten de bescherming van controle op en voorlichting over het medicijngebruik door een arts of apotheker.
Dat zijn handel een behoorlijke omvang had, blijkt onder meer uit de door verdachte geschatte omzet van € 44.000,00. Zijn klantenkring bestond uit mensen die om allerlei redenen niet op legale wijze de beschikking konden krijgen over de medicijnen of die bijvoorbeeld niet wilden dat anderen wisten dat zij de betreffende medicijnen gebruikten.
Verdachte heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van de benarde en afhankelijke positie waarin zijn klanten zich blijkens het aangetroffen e-mailverkeer veelal bevonden. Hoewel verdachte zelf ontkent dat financieel gewin zijn drijfveer was, valt voor het handelen van verdachte geen ander redelijk doel aan te wijzen, nu verdachte erkende met winstoogmerk te hebben gehandeld. Dat verdachte in den beginne (naar hij zelf verklaart) met altruïstische motieven heeft gehandeld doet aan dat winstoogmerk niet af. De handel was - in ieder geval in de ten laste gelegde periode - professioneel opgezet en heeft verdachte bepaald geen windeieren gelegd.
Voor dergelijke feiten is naar het oordeel van de rechtbank in de regel een aanmerkelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer gepast.
De rechtbank houdt in dit geval echter in belangrijke mate rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de gevolgen die de hem verweten feiten intussen voor hem hebben gehad. Hij heeft anderhalf jaar moeten wachten op de behandeling van zijn strafzaak, is een jaar geschorst geweest van de universiteit en uit het reclasseringsrapport blijkt onder meer dat hij een autistische stoornis heeft die mogelijk ook een rol heeft gespeeld bij het plegen van deze feiten. Ook is verdachte niet eerder met justitie in aanraking geweest.
Gelet hierop zal de rechtbank in dit geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, maar een werkstraf van de maximale duur. Daarnaast zal de rechtbank om verdachte er van te weerhouden dat hij zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan strafbare feiten een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van hierna te melden duur.
Een geldboete - zoals gevorderd - acht de rechtbank, mede gelet op de in de ontnemingsprocedure voorliggende vordering, niet opportuun.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit voorwerpen zijn die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze voorwerpen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36b, 36c, 55, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht,
1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten,
40 van de Geneesmiddelenwet en
2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
DE UITSPRAAK
Spreek verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Verklaart de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40 tweede lid van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef onder B en C, van de
Opiumwet gegeven verbod, in eendaadse samenloop begaan, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 aanhef onder B en C van de
Opiumwet gegeven verbod, in eendaadse samenloop begaan, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde
Opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten
* een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
* een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten tevens
* Onttrekking aan het verkeer van de onder verdachte in beslag genomen goederen, vermeld op de lijst van onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten een hoeveelheid geneesmiddelen [nr. 7], zestien zakjes tabletten en een bakje poeder [nr. 8], drie doosjes tabletten [nr.14], een plastic tas inhoudende een hoeveelheid tabletten [nr. 15], 25 deels verpulverde valiumtabletten [nr. 19], een hoeveelheid medicijnen [nr. 20], 2.490 pillen diazepam [nr. 21] en 2.978 pillen rostoril temacipan [nr. 22].
Teruggave aan verdachte van de onder hem in beslag genomen goederen, vermeld op de lijst van onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten een computer IBM Thinkpad [nr. 6], een groene tas [nr. 7], een witte geldkist [nr. 8], vijf sleutels [nr. 10], een map RaboDirekt rekening [rekeningnummer] tnv [verdachte] [nr. 11], twee bankafschriften van de Rabo Studentenrekening [rekeningnummer] tnv. [verdachte] [nr. 12], drie poststukken van TNT post [nr. 13], een geldkist [cash box] en twee sleutels merk Anker [nr. 14], een bruine enveloppe
inhoudende overboekingsformulieren [nr. 16], een nota van TNT Post [nr. 17] en een tablet Onax [nr. 18].
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. M.A. Bijl, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 30 oktober 2012.
1 Tekst en commentaar Gezondheidsrecht, aantekening 35 bij artikel 1 Geneesmiddelenwet
2 In de voetnoten wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal met bijlagen van de het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Inspectie voor de Volksgezondheid, proces-verbaalnummer 11-007, afgesloten op
27 oktober 2011, aantal doorgenummerde bladzijden: 325.
3 proces-verbaal 11-007_8, pag. 22-24
4 proces-verbaal doorzoeking, pag. 30
5 kennisgeving van inbeslagneming, pag. 52, 53
6 Onderzoeksaanvraag bureau opsporing van de inspectie voor de gezondheidszorg,, pag. 268 en 269
7 Rapportage NFI, pag. 333 - 335
8 proces-verbaal aanvraag toxicologisch onderzoek, pag. 272, 273
9 het rapport van het RIVM van 19 mei 2011, pag. 336-347
10 de verklaring van de getuige [getuige 1], pag. 239
11 de verklaring van de getuige [getuige 2], pag. 242
12 de verklaring van de getuige [getuige 3], pag. 245
13 de verklaring van de getuige [getuige 4], pag. 255
14 proces-verbaal doorzoeking, pag. 30
15 lijst in beslag genomen voorwerpen, dossiernummer 11-007, volgnummer B-1, pag. 77-80
16 de verklaring van [persoon 1], pag 236-238
17 De verklaring van verdachte ter terechtzitting
18 de verklaring van [persoon 1], pag. 305, 306
19 emailbericht met bijlage, pag. 308-311
20 Samengevat inhoudende (circa) 1330 stuks aprazolam, 208 stuks oxazepam, 80 stuks zolpicon, 280 stuks lorazepam, 100 stuks bromazapam, 240 stuks lormetazapam, 200 stuks plurazapam,, 60 stuks plunitrazepam, 40 stuks zolpidemtartraat en 20 stuks paroxetine