ECLI:NL:RBSHE:2012:BY3298

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825330-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor opzettelijk brand stichten en bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 17 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder opzettelijk brand stichten en bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk in brand steken van verschillende voertuigen in de gemeente Helmond tussen 1 februari 2009 en 14 november 2011, en het bedreigen van een medebewoner met een op een geweer lijkend voorwerp op 25 juni 2012. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging die niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de impact van de gepleegde strafbare feiten op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoedingen voor de geleden schade. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van een passende straf, waarbij de rechtbank ook de mogelijkheid van reclassering en behandeling in overweging heeft genomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825330-12
Datum uitspraak: 17 oktober 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1963],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 september 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1
februari 2009 tot en met 14 november 2011 in de gemeente Helmond, althans in
het arrondissement 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen in
vereniging met een ander/anderen, opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende
hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) toen aldaar opzettelijk door
middel van open vuur in een of meer auto('s), te weten:
- een Volkswagen Polo [kenteken] (eigenaar(s) [benadeelde 4] en/of [benadeelde 1])en/of;
- een Renault Espace [kenteken] (eigenaar [benadeelde 2]) en/of;
- een Volkswagen LT [kenteken] (eigenaar [benadeelde 5]) en/of;
- een Ford Fiesta (kenteken) (eigenaar De Kort)en/of;
- een BMW [kenteken] (eigenaar [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7]);
- een Opel Corsa [kenteken] (eigenaar [benadeelde 6])
in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor
die auto's en/of de zich in die auto's bevindende goederen en/of de zich in de
nabijheid van die auto's bevindende goederen en/of gebouwen te duchten was;
(artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01
februari 2009 tot en met 14 november 2011 te Helmond, tezamen en in
vereniging met anderen/een ander, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een
of meerdere auto('s), te weten:
- een Volkswagen Polo [kenteken] (eigenaar(s) [benadeelde 4] en/of [benadeelde 1])en/of;
- een Renault Espace [kenteken] (eigenaar [benadeelde 2]) en/of;
- een Volkswagen LT [kenteken] (eigenaar [benadeelde 5]) en/of;
- een Ford Fiesta (kenteken) (eigenaar De Kort)en/of;
- een BMW [kenteken] (eigenaar [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7]);
- een Opel Corsa [kenteken] (eigenaar [benadeelde 6])
in elk geval enig goed, geheel of deels toebehorende aan een ander of anderen
dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt
(door die auto('s) in brand te steken);
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 25 juni 2012 te Helmond, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een
geweer, althans een op een geweer lijkend voorwerp, gericht op en/of getoond
aan die [benadeelde 3];
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
3. hij op of omstreeks 25 juni 2012 te Helmond, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een camera
(bevestigd aan de woning gelegen aan het [adres] 3) en/of bakstenen en/of
een boeiboard en/of een raam, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt (door met een luchtbuks op die camera te schieten);
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
4. hij in of omstreeks de periode van 22-12-2001 tot en met 23 december 2001 in
de gemeente Helmond, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch,
opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende hij, verdachte, toen aldaar
opzettelijk door middel van open vuur
-een auto Merk FIAT Seincento met kenteken (kenteken) (eigenaars [benadeelde 8] en/of [benadeelde 9])
in brand gestoken,
terwijl daarvan levensgevaar voor een ander of anderen, te weten voor[benadeelde 8]
[benadeelde 8] en/of [benadeelde 9]en/of [benadeelde 10] en/of
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de woning gelegen
aan de [adres] en/of voor zich in die woning bevindende goederen te
duchten was;
(artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
5. hij in of omstreeks de periode van 11 november 2011 tot en met 12 november
2011 te Helmond ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk brand te stichten in/bij een woning gelegen aan de [adres],
met dat opzet met open vuur een slang en/of een (glas)lat, althans een of meer
voorwerpen heeft aangestoken, in elk geval met dat opzet (open) vuur in
aanraking heeft gebracht met voornoemde geoderen, althans met (een) brandbare
stof(fen), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een woning
en de zich in en nabij die woning bevindende goederen te duchten was, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 157/45 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 5 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe in het bijzonder dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor het feit dat er door het handelen van verdachte gemeen gevaar voor goederen is ontstaan.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de brandstichting van de drie auto's zoals tenlastegelegd onder de drie laatste liggende streepjes van feit 1 primair. De drie aangiften worden telkens onvoldoende ondersteund door ander wettig en overtuigend bewijs. Met name de verklaring van verdachte daaromtrent is onvoldoende concreet over de datum van het gebeuren, het merk van de drie auto's en de kleur daarvan.
Bewijsoverwegingen.
Ten aanzien van feit 2:
Van de zijde van de verdediging is het opzet betwist en er wordt getwijfeld aan het bedreigende karakter van de handeling van verdachte, nu er slechts geschoten werd met een luchtbuks, waarmee het raam niet kon worden vernield. Voorts is de vraag gesteld of er van medeplegen sprake is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aangeefster [benadeelde 3] verklaart bij de politie dat, terwijl zij die avond door haar slaapkamerraam keek, zag dat verdachte door een soort verrekijker keek en even later zag dat dit voorwerp een geweer was. Vervolgens zag zij dat de partner van verdachte het geweer in haar richting richtte. Zij voelde zich hierdoor erg bedreigd en angstig. Ze had het gevoel dat ze recht in de loop keek.
Verdachte verklaart bij de politie dat hij die avond samen met zijn partner [partner verdachte] in de tuin zat en de buren angst in wilde boezemen. Hij verklaart verder dat ze toen beiden met een luchtbuks hoofdzakelijk op het raam van de overloop en op het raam van hun slaapkamer hebben geschoten. Hij kan zich voorstellen dat, als de buurvrouw voor het raam staat en in de loop kijkt, zij zich daardoor enorm bedreigd heeft gevoeld.
De medeverdachte [partner verdachte] verklaart bij de politie dat zij die avond samen met verdachte in de tuin zat en dat zij toen een luchtbuks hebben gepakt. Ze hebben toen een aantal keren op de gevel van de buren geschoten en mikten daarbij op het raam. Zij hebben daarbij gericht geschoten.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande bewezen dat er sprake is van opzet en dat er door de nauwe, bewuste en volledige samenwerking tussen de beide verdachten eveneens sprake is van medeplegen. Met betrekking tot het bedreigende karakter van het richten en daadwerkelijk schieten met een luchtbuks op het huis en in de richting van aangeefster, is de rechtbank van oordeel dat zulk gebruik van een wapen in de zin van Wet wapens en munitie als bedreiging met zware mishandeling kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van feit 3:
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat het feit weliswaar bewezen kan worden verklaard, maar niet dat het is gepleegd op 25 juni 2012, zoals tenlastegelegd, maar op 23 juni 2012.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank deelt de mening van de raadsman dat het feit bewezen kan worden verklaard, in die zin dat het op of omstreeks 25 juni 2012 is gepleegd. De datum 23 juni 2012 valt naar het oordeel van de rechtbank juridisch gezien onder het bereik van op of omstreeks 25 juni 2012.
Ten aanzien van feit 4:
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat de afstand van het in brand gestoken voertuig tot de woning te groot was om te kunnen spreken van brandgevaar voor die woning en de inwoners.
De rechtbank volgt de redenering van de raadsman niet, nu blijkens de verklaring van aangever de auto op de inrit, tegen de garage aanstond, de vlammen tot aan de boeiboord van de garage sloegen en er roetschade aan garagedeur en boeiboord is aangetroffen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 14 november 2011 in de gemeente Helmond opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende hij, verdachte, (telkens) toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur een auto, te weten:
- een Volkswagen Polo [kenteken] (eigenaar(s) [benadeelde 4] en/of [benadeelde 1]) en
- een Renault Espace [kenteken] (eigenaar [benadeelde 2]) en
- een Volkswagen LT [kenteken], in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die auto's en de zich in die auto's bevindende goederen te duchten was;
2. op 25 juni 2012 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, [benadeelde 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend een op een geweer lijkend voorwerp gericht op en getoond aan die [benadeelde 3];
3. op of omstreeks 25 juni 2012 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een camera (bevestigd aan de woning gelegen aan het [adres] 3) en bakstenen en een boeiboard en een raam, toebehorende aan [benadeelde 3], heeft vernield en beschadigd;
4. in de periode van 22 december 2001 tot en met 23 december 2001 in de gemeente Helmond opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende hij, verdachte, toen aldaar
opzettelijk door middel van open vuur
- een auto Merk FIAT Seincento met kenteken (kenteken) (eigenaar [benadeelde 9]) in brand gestoken, terwijl daarvan levensgevaar voor anderen, te weten voor [benadeelde 8]en [benadeelde 9] en [benadeelde 10] en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de woning gelegen aan de [adres] en voor zich in die woning bevindende goederen te
duchten was.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 5 een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en toezicht van de reclassering, ook indien zulks een ambulante behandeling inhoudt.
Verder toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van 3.444,16 euro, met afwijzing van het overig gevorderde en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot en bedrag van 2.046,-- euro en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] tot een bedrag van 3.628,91 euro, met niet-ontvankelijkverklaring terzake het overig gevorderde en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte werd eerder voor vernieling veroordeeld en wel in augustus 2011;
- de grote materiële schade die het gevolg is van de door verdachte gepleegde strafbare feiten;
- de door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap;
- verdachte heeft door zijn gedragingen, zoals met name bewezenverklaard onder feit 4, welbewust een groot en levensbedreigend gevaar voor zijn medemensen in het leven geroepen en heeft zich om het lot van de slachtoffers volstrekt niet bekommerd;
- de mate van het leed dat aan de slachtoffers van met name de feiten 2 en 4 is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer, zoals onder meer blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van mevrouw [benadeelde 3].
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee:
- verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet;
- verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten bij de aanvang van het tegen hem ingestelde onderzoek toegegeven en tevens zijn volledige medewerking aan dat onderzoek verleend;
- uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door drs. (naam deskundige) van 1 oktober 2012 blijkt dat de door hem gepleegde strafbare feiten in licht verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend;
- sedert het tijdstip waarop met name feit 4 heeft plaatsgehad is inmiddels geruime tijd verstreken.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel is dat verdachte van de brandstichtingen zoals tenlastegelegd onder feit 1 primair, liggend streepje 4 tot en met 6 en van feit 5 behoort te worden vrijgesproken en voorts van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zal na te noemen bijzondere voorwaarde worden gekoppeld.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 1 primair).
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van EUR 2.166,26, te weten EUR 300,00 immateriële schadevergoeding en EUR 1.866,26 materiële schadevergoeding (EUR 750,-- dagwaarde auto, EUR 292,44 winterbanden, EUR 75,-- navigatiesysteem, EUR 125,-- kinderstoel, EUR 50,-- tank benzine, EUR 195,50 medische kosten en EUR 378,32 kosten raadsman).
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overig gevorderde, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk in de kosten voor de reparatie van het huis (EUR 4.141,20) omdat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (feit 1 primair).
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, van een bedrag van EUR 1.796,--, te weten EUR 750,-- terzake de winterbanden, EUR 135,-- terzake het eigen risico en EUR 911,-- terzake de (restant) dagwaarde van de auto.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overig gevorderde, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] (feit 2 en 3).
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van EUR 500,--, bestaande uit immateriële schadevergoeding.
Dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overig gevorderde, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 47, 57, 60a, 63, 157, 285, 350.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 vierde t/m zesde gedachtenstreepje
en feit 5 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1 primair:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is, meermalen gepleegd.
t.a.v. feit 2:
Medeplegen van bedreiging met zware mishandeling.
t.a.v. feit 3:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort, vernielen.
en
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
t.a.v. feit 4:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is.
en
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te
duchten is.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2
jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar
feiten
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d,
tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de
aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio
's-Hertogenbosch, [adres], 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien zulks inhoudt dat veroordeelde
een behandeling ondergaat bij de FPP van Reinier van Arkel in Helmond of
soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de
reclassering en waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die
hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar
zullen worden gegeven.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d
van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2166,26 subsidiair 31 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] van een bedrag van EUR 2.166,26
(zegge: tweeduizendhonderdzesenzestig euro en zesentwintig eurocenten), bij
gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 dagen hechtenis. Het
bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 300,-- immateriële schadevergoeding en
een bedrag van EUR 1.866,26 materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1],
van een bedrag van EUR 2.166,26 (zegge: tweeduizendhonderdzesenzestig euro en
zesentwintigg eurocenten), te weten EUR 300,00 immateriële schadevergoeding en
EUR 1.866,26 materiële schadevergoeding (EUR 750,-- dagwaarde auto, EUR 292,44
winterbanden, EUR 75,-- navigatiesysteem, EUR 125,-- kinderstoel, EUR 50,--
tank benzine, EUR 195,50 medische kosten en EUR 378,32 kosten raadsman).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1796,00 subsidiair 27 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] van een bedrag van EUR 1.796,--
(zegge: zeventienhonderdzesennegentig euro), bij gebreke van betaling en
verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële
schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2],
van een bedrag van EUR 1.796,-- (zegge: zeventienhonderdzesennegentig euro),
terzake materiële schadevergoeding (EUR 750,-- winterbanden, EUR 135,-- eigen
risico en EUR 911,-- (restant) dagwaarde auto).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2, feit 3:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3] van een bedrag van EUR 500,--
(zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 10 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3],
van een bedrag van EUR 500,-- (zegge: vijfhonderd euro), terzake immateriële
schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.M. Spelt, voorzitter,
mr. M.M. Klinkenbijl en mr. P.T. Heblij, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 17 oktober 2012.