ECLI:NL:RBSHE:2012:BY3279

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/824063-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige in Eindhoven

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 17-jarige jongen, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een 15-jarig meisje. De verdachte werd ervan beschuldigd in de periode van 5 tot en met 8 november 2011 in Eindhoven seksuele handelingen te hebben gepleegd met het slachtoffer, dat op dat moment de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de gemeenschap vrijwillig plaatsvond, het handelen van de verdachte als ontuchtige handelingen moest worden aangemerkt volgens artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 140 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte misbruik had gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer, dat gevlucht was uit een jeugdinstelling en afhankelijk was van de verdachte voor onderdak en voedsel. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor dwang, maar dat de omstandigheden waaronder de seksuele handelingen plaatsvonden, de ontuchtige aard ervan bevestigden. De officier van justitie had een bewezenverklaring van de feiten geëist, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat er geen sprake was van ontuchtige handelingen. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen sociaal-ethisch niet aanvaardbaar waren en legde de verdachte de opgelegde straffen op.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/824063-12
Datum uitspraak: 19 november 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1994],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting achter gesloten deuren van 5 november 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 juli 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 november 2011 tot en met 6 november 2011, in elk geval in de maand november 2011, te Eindhoven, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of zich laten pijpen door die [slachtoffer] en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht)
[incident onder douche]
2.
hij op of omstreeks 08 november 2011, in elk geval in de maand november 2011, te Eindhoven, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht.
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht)
[incident in schuur]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs1
Op 01 november 2011 is [slachtoffer], geboren op [1996]2 (hierna aangeefster), weggelopen uit de jeugdinstelling BJB te Grave. Zij is daar op 09 november 2011 teruggekeerd.3 [getuige 1] heeft haar bij het weglopen uit de instelling geholpen.4 In de voornoemde periode van 1 tot 9 november heeft aangeefster voornamelijk in een leegstaande schuur in Eindhoven verbleven.5 Tijdens het verblijf van aangeefster in de schuur zorgden [getuige 1] en verdachte ervoor dat aangeefster te eten en te drinken kreeg.6 Verdachte sliep in voornoemde periode bij zijn oma in Eindhoven. Na enkele dagen mocht aangeefster bij de oma van verdachte gaan douchen.7
Op het moment dat aangeefster aan het douchen was kleedde verdachte zich uit en kwam ook de douchecel in. Aangeefster heeft verdachte toen gepijpt. Hij is daarbij in haar mond klaargekomen.8 Verdachte heeft aangeefster onder de douche gevingerd.9
Een paar dagen later lag aangeefster met [getuige 1] op een matras in voornoemde schuur. Verdachte zag dat aangeefster seks had met [getuige 1]10 [getuige 1] heeft toen tegen verdachte gezegd dat hij "het over kon nemen". Verdachte begreep hieruit "dat hij kon gaan neuken" met aangeefster.11 Verdachte heeft vervolgens onbeschermde vaginale seks (verder te noemen geslachtsgemeenschap of neuken) gehad met aangeefster. Hij is in haar klaargekomen.12
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit 1 en feit 2. De officier van justitie is van mening dat, ondanks het geringe leeftijdverschil van twee jaar en ook al kan de door aangeefster gestelde dwang niet worden bewezen, er sprake is van seksueel contact met een ontuchtig karakter. Hij wijst daarbij op de strekking van artikel 245 van het Wetboek van strafrecht (Sr). Artikel 245 Sr beoogt immers jeugdigen te beschermen tegen verleiding die zelfs van henzelf kan uitgaan. Hij kwalificeert de seks tussen verdachte en aangeefster als ontuchtig vanwege de afhankelijkheidsrelatie, het ontbreken van een affectieve relatie tussen aangeefster en verdachte, en de onvrijwilligheid van de seks in de douche en de schuur.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Zijn cliënt bekent het seksueel contact tussen hem en aangeefster. Er is echter volgens de raadsman geen sprake van ontuchtige handelingen. De seksuele moraal onder jeugdigen is de afgelopen decennia flink verschoven. Verdachte en aangeefster zijn leeftijdsgenoten, die op vrijwillige basis seks met elkaar hebben gehad. Aangeefster was ruim vijftien jaar. Zij was al geruime tijd seksueel actief. Hij acht de verklaring van aangeefster waar zij zegt dat zij door verdachte is gedwongen tot de seksuele handelingen onbetrouwbaar en ongeloofwaardig. Actief wervend promiscue gedrag van aangeefster heeft geleid tot vrijwillig seksueel contact tussen aangeefster en verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het seksueel contact tussen aangeefster en verdachte (pijpen en vingeren onder de douche en geslachtsgemeenschap in de schuur) in de gegeven omstandigheden ontuchtige handelingen zijn als bedoeld in artikel 245 Sr.
Blijkens de wetsgeschiedenis strekt artikel 245 Sr tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Artikel 245 Sr beschermt deze jeugdige personen ook tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan.
Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in haar algemeenheid niet te geven. Zoals uit de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis blijkt, heeft de wetgever bij de totstandkoming van artikel 245 Sr in dit opzicht als maatstaf voor ogen gestaan of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard.
Bij beantwoording van de vraag of sprake is van ontucht als bedoeld in artikel 245 Sr zijn, gelet op bovenstaand toetsingkader, nog de volgende omstandigheden waaronder aangeefster en verdachte met elkaar seks hebben gehad van belang.
Hoewel niet ten laste is gelegd dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen, heeft de rechtbank onderzocht of er sprake was van dwang. Eventueel door verdachte uitgeoefende dwang draagt immers bij aan het ontuchtig karakter van de seksuele handelingen.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de (on)vrijwilligheid van de seks door aangeefster en verdachte tegenstrijdige verklaringen worden afgelegd. Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte duidelijk heeft gemaakt dat ze hem niet wilde pijpen en dat ze zich heeft verzet tegen de seks in de schuur. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster zelf het initiatief heeft genomen bij het pijpen en dat [getuige 1] hem heeft gezegd dat aangeefster het goed vond dat hij met hen meedeed en dat hij niet aan aangeefster heeft gemerkt dat ze niet met hem wilde neuken. De getuigen die verklaren over de onvrijwilligheid van de seks hebben hun wetenschap hierover verkregen van aangeefster. Ook in de verklaring van [getuige 1] vindt de rechtbank geen bevestiging voor de verklaring van aangeefster dat zij door verdachte tot seks is gedwongen. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat aangeefster door verdachte is gedwongen tot het plegen van danwel ondergaan van de seksuele handelingen.
Aangeefster heeft verklaard dat zij een beginnende, ook seksuele relatie had met [getuige 1]. Zij had geen relatie met verdachte. Nadat verdachte onder de douche was klaargekomen,heeft hij tegen haar gezegd "Ik houd niet van jou en dat gaat ook niet gebeuren."13
Volgens [getuige 1] was hij in de tenlastegelegde periode verliefd op aangeefster. Hij noemt haar zijn ex-vriendin.14
Ter terechtzittting heeft verdachte verklaard dat hij niet wist dat aangeefster een relatie had met [getuige 1].
Verdachte heeft echter bij de politie verklaard dat volgens hem [getuige 1] en aangeefster bezig waren verliefd te worden op elkaar. Hij heeft [getuige 1] verteld dat aangeefster hem had gepijpt. [getuige 1] vond het niet leuk, had dat niet van aangeefster verwacht, maar werd niet boos.15
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wel vaker werd gepijpt door een meisje zonder dat hij een relatie met haar had. Hij heeft tegen aangeefster gezegd dat er gewoon sprake was van lust van zijn kant en dat ze niet moest denken dat hij nu haar vriendje was. Hij heeft ook wel vaker seks gehad met meerdere personen tegelijkertijd. Hij heeft verklaard dat hij vindt dat de meisjes die dat zomaar bij hem doen zijn niet zo'n nette meisjes zijn en: "Ik geef ook toe dat ik niet zo'n nette jongen ben."16
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande verklaringen vast dat er een affectieve relatie was tussen aangeefster en [getuige 1], dat verdachte daarvan op de hoogte was en dat er geen sprake was van een affectieve relatie tussen verdachte en aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat, ook al is er sprake van een gering leeftijdsverschil en ook al kan niet worden bewezen dat aangeefster is gedwongen tot de seksuele handelingen, verdachte zich onder de hierboven genoemde omstandigheden schuldig heeft gemaakt aan seksuele handelingen die sociaal-ethisch niet aanvaard zijn en derhalve een ontuchtig karakter hebben. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat aangeefster en verdachte geen affectieve relatie hadden en dat hij wist dat aangeefster wel een affectieve relatie had met [getuige 1]. Verder weegt de rechtbank mee dat weliswaar niet is komen vast te staan dat aangeefster door verdachte tot seks werd gedwongen, maar dat zij zich daarentegen wel in een kwetsbare positie bevond ten opzichte van verdachte. Zij werd gezocht door de politie, verbleef in een voor haar onbekende stad en was voor onderdak, eten en drinken afhankelijk van verdachte en haar vriend [getuige 1]. Onder die omstandigheden heeft verdachte misbruik gemaakt van aangeefster. Tenslotte betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat uit de verklaringen van aangeefster en verdachte bij de politie en ter terechtzitting blijkt dat verdachte op een weinig respectvolle manier met aangeefster is omgegaan. Hij heeft aangeefster te kennen gegeven dat er wat hem betreft slechts sprake was lust en dat ze niet moest denken dat hij nu haar vriendje was. Ook de omstandigheden waaronder hij en aangeefster seks hadden in de schuur getuigt van weinig respect voor aangeefster. Aangeefster gaat van hand tot hand. Verdachte treft aangeefster en [getuige 1] in een intieme houding aan in de schuur en nadat [getuige 1] hem toestemming gaf, nam hij het van hem over. Dat ook verdachte de seks met aangeefster kwalificeert als zijnde in strijd met de sociaal ethische norm, kan worden afgeleid uit zijn uitlatingen ter terechtzitting, waar hij zegt dat alleen niet nette meisjes dat zomaar doen bij hem en dat hij zelf ook niet zo'n nette jongen is.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de maand november 2011, te Eindhoven, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en zich laten pijpen door die [slachtoffer] en zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht;
[incident onder de douche]
2.
op 08 november 2011, te Eindhoven, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een
ontuchtige handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht.
[incident in de schuur]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Een werkstraf voor de duur van 140 uur subsidiair 70 dagen met aftrek van voorarrest en een jeugddetentie voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen omtrent een eventueel op te leggen straf, gelet op de bepleite vrijspraken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van een meisje dat zich in een kwetsbare situatie bevond. Zij was gevlucht uit de gesloten jeugdinstelling, bevond zich in een voor haar onbekende stad en werd gezocht door de politie. Zij kreeg eten en onderdak van verdachte en zijn vriend. Verdachte heeft van haar afhankelijke positie misbruik gemaakt. Verdachte heeft met zijn handelingen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarbij kan niet worden uitgesloten dat hierdoor de geestelijke en lichamelijke gezondheid van het slachtoffer ook op langere termijn is beschadigd.
Verdachte heeft er geen blijk van gegeven de laakbaarheid van zijn handelingen in te zien.
Verdachte heeft zich weinig respectvol getoond ten aanzien van aangeefster en vrouwen meer in het algemeen.
Verdachte heeft te kennen gegeven dat hij niet open staat voor begeleiding in welke vorm dan ook.
Gelet op dit alles acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.
De rechtbank zal de jeugddetentie voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar tot een bedrag ter hoogte van €750,= met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en verzoekt de rechtbank om de benadeelde partij in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren aangezien verdere behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat het in onderhavige zaak moeilijk vast te stellen is of de psychische problemen bij het slachtoffer veroorzaakt zijn door de tenlastegelegde handelingen, nu het slachtoffer reeds voordien met psychische klachten kampte. Voorts is niet door medisch onderzoek vastgesteld dat verdachte degene is van wie het slachtoffer zwanger is geraakt.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij in haar vordering, gelet op de bepleite vrijspraken.
Beoordeling.
De rechtbank acht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag dat de rechtbank begroot op €750,=. De namens de benadeelde partij genoemde jurisprudentie waarin steeds een veelvoud van genoemd bedrag is toegekend, ziet naar het oordeel van de rechtbank niet op vergelijkbare zaken, die toewijzing tot het gevorderde bedrag in dit stadium rechtvaardigen. De zaken waarnaar wordt verwezen stemmen niet op alle punten overeen met de onderhavige, voor zover de rechtbank zulks thans kan beoordelen, nu daar sprake is van afwijkende feitencomplexen, afwijkende perioden van de strafbare feiten en afwijkende lichamelijke en/of psychische gevolgen.
De rechtbank zal de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van het resterende deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank kan in dit stadium immers niet op basis van de beschikbare informatie die ten grondslag ligt aan de vordering beoordelen in hoeverre het bewezenverklaarde heeft geleid tot de gestelde lichamelijke en psychische schade en of de bewezenverklaarde handelingen wellicht in een later stadium meer schade opleveren dan thans door de rechtbank tot een bedrag van €750,= is begroot.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m,
77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
T.a.v. feit 2:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
BESLISSING:
T.a.v. feit 1, feit 2:
Werkstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen jeugddetentie met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Jeugddetentie voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 750,00 subsidiair 7 dagen jeugddetentie
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 750,= (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van EUR 750,= (zegge: zevenhonderdvijftig euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter, tevens kinderrechter-plv.
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. M.J. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 19 november 2012.
Mr. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant Zuid- Oost, genummerd PL2233 2011173965.
2 Akte van geboorte betreffende [slachtoffer], proces-verbaal pag. 48.
3 Verklaring van [getuige 2]d.d. 09 januari 2012, proces-verbaal pag. 63-64.
4 Verklaring van [getuige 1] d.d. 21 februari 2012, proces-verbaal pag. 104.
5 Verklaring [slachtoffer] d.d. 09 december 2011, proces-verbaal pag. 39 en 40.
6 Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 05 november 2012.
7 Verklaring [slachtoffer] d.d. 09 december 2011, proces-verbaal pag. 40.
8 Verklaring [slachtoffer] bij rechter-commissaris d.d 26 oktober 2012.
9 Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 05 november 2012.
10 Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 05 november 2012.
11 Verklaring van verdachte d.d. 21 februari 2012, proces-verbaal pag. 98.
12 Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 05 november 2012.
13 Verklaring [slachtoffer] d.d. 9 december 2011. pv oag. 40-41
14 Verklaring van [getuige 1] d.d. 21 februari 2012, proces-verbaal pag. 103.
15 Verklaring van verdachte d.d. 21 februari 2012, proces-verbaal pag. 98
16 Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 05 november 2012