ECLI:NL:RBSHE:2012:BY2431

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825347-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd in vereniging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 7 juli 2012 vond er een vechtpartij plaats op het Stratumseind te Eindhoven waarbij de verdachte en zijn medeverdachte betrokken waren. Slachtoffer 1, die door de verdachte met kracht in het gezicht werd geslagen, liep ernstig letsel op, waaronder breuken in het gezicht. Slachtoffer 2 werd door de medeverdachte tegen de grond geduwd. De verdachte werd aangeklaagd voor openlijk geweld en zware mishandeling. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de zware mishandeling, maar dat het meer subsidiair ten laste gelegde openlijk geweld wel bewezen kon worden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan slachtoffer 1, die in totaal € 7.109,50 bedroeg, inclusief immateriële schade.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825347-12
Parketnummer vordering: 01/23655210
Datum uitspraak: 07 november 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 september 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 juli 2012 te Eindhoven aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (breuk(en) in het gezicht), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met gebalde vuist) (met kracht) tegen/in het gezicht te slaan;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 juli 2012 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] (met gebalde vuist) (met kracht) in/tegen het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 juli 2012 te Eindhoven met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Stratumseind, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens) duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of het slaan (met gebalde vuist) tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of het schoppen/trappen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1];
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/236552-10 is aangebracht bij vordering van 1 oktober 2012. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch van 26 januari 2011. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring t.a.v. het primair / subsidiair tenlastegelegde.
De officier van justitie en de raadsman hebben geconcludeerd tot vrijspraak van het primair (zware mishandeling) en subsidiair (poging tot zware mishandeling) ten laste gelegde.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt dat verdachte en de medeverdachte gelijktijdig geweld hebben uitgeoefend tegen de slachtoffers. Uit de hierna te noemen bewijsmiddelen blijkt dat verdachte het slachtoffer heeft geslagen. De medeverdachte, [medeverdachte], heeft blijkens de bewijsmiddelen het slachtoffer tegen het hoofd heeft geschopt. Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van zware mishandeling zal eerst moeten worden vastgesteld tengevolge van welke geweldshandeling [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Medeplegen is niet ten laste gelegd. De rechtbank is op basis van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat niet kan worden vastgesteld tengevolge van welke geweldshandeling, het slaan met gebalde vuist of het trappen met geschoeide voet, het zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte toen hij handelde zoals bewezen kan worden verklaard (voorwaardelijk) opzet had op de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk aan het slachtoffer. De rechtbank acht aldus niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair dan wel subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het meer subsidiair tenlastegelegde feit (openlijke geweldpleging) wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Op basis van de verschillende getuigenverklaringen kan het meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend worden bewezen. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.1
De rechtbank slaat bij haar verdere beoordeling van de zaak acht op de navolgende bewijsmiddelen.
Op 7 juli 2012 was aangever [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1]) samen met zijn broer [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2]) op stap op het Stratumseind te Eindhoven. [slachtoffer 1] kan zich niets herinneren behalve dat hij wakker werd in het ziekenhuis. In het ziekenhuis is zijn lip gehecht, is zijn wenkbrauw gelijmd en is vastgesteld dat hij breuken in zijn gezicht had, een lichte hersenschudding had, mogelijk een gebroken kaak had en dat [slachtoffer 1] last had van zijn linkerschouder. 2
Medische informatie betreffende [slachtoffer 1] is op 7 juli 2012 verstrekt door [persoon], zaalarts. De arts vermeldt als letsel: snijwond wenkbrauw links, snijwond lip, een blauw linkeroog dat tevens fors gezwollen is en aangezichtsbreuken van de kaakholten aan beide zijden.3
Ter zitting heeft verdachte verklaart dat hij op 7 juli 2012 ten tijde van het delict een gouden koningsketting droeg. Er ontstond een worsteling tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte] (hierna te noemen: [medeverdachte]) en twee andere jongens. Het was over en weer duwen en trekken. Eerst worstelde verdachte met [slachtoffer 2], de broer van [slachtoffer 1], en heeft verdachte die [slachtoffer 2] geduwd. Daarna pakte verdachte [slachtoffer 1] vast. 4
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 7 juli 2012 samen met zijn broer [slachtoffer 1] op stap was op het Stratumseind te Eindhoven. Een jongen, die eerder "kanker" had geroepen, liep naar [slachtoffer 1] toe. Die jongen (dader 1) duwde tegen het bovenlichaam van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 2] zag dat [slachtoffer 1] een duw terug gaf. Vervolgens zag [slachtoffer 2] dat dader 1 [slachtoffer 1] opzettelijk en met kracht een klap in zijn gezicht gaf. Bij dader 1 stond een vriend (dader 2). [slachtoffer 2] wilde [slachtoffer 1] beschermen en bemoeide zich met de vechtpartij. Op dat moment kwam dader 2 op [slachtoffer 2] af en duwde met twee handen met kracht tegen [slachtoffer 2] zijn bovenlichaam. Door de kracht die met die duw gepaard ging, viel [slachtoffer 2] op de grond. 5
Een getuige die zich [getuige 1] noemde, maar waarvan de identiteit niet bekend is geworden, heeft op 7 juli 2012 verklaard dat hij een vechtpartij tussen vier personen zag. Hij zag dat een jongen met een gouden ketting een andere jongen sloeg. Getuige zag dat die jongen met zijn gezicht naar voren op de grond viel en dat een andere jongen met kracht en gestrekt been tegen het gezicht van de jongen op de grond schopte. 6
[getuige 2] was op 7 juli 2012 getuige van een vechtpartij tussen 4 jongens. [getuige 2] zag dat dader 1 ruzie had met jongen 1 en dat dader 2 ruzie had met jongen 2. Hij zag dat dader 1 jongen 1 duwde of sloeg. Hij zag dat jongen 1 als gevolg hiervan op de grond viel. Vervolgens zag [getuige 2] dat dader 1 naar dader 2 en jongen 2 liep en jongen 2 vanachter vol met zijn tot vuist gebalde hand met kracht uithaalde en op zijn gezicht sloeg. Jongen 2 had dit totaal niet aan zien komen. [getuige 2] zag dat jongen 2 meteen op de grond viel als gevolg van die klap en roerloos bleef liggen. Toen jongen 2 op de grond lag, zag [getuige 2] dat dader 2 met zijn geschoeide rechtervoet met kracht vol tegen het gezicht van jongen 2 trapte. 7
Getuige [getuige 3] zag op 7 juli 2012 dat er gevochten werd. [getuige 3] zag dat er tussen drie à vier mensen klappen over en weer gingen. Dit gebeurde op het Stratumseind te Eindhoven. Hij zag een jongen met kort donkerblond haar een klap / stomp gaf in het gezicht aan een jongen die best lang was. De lange jongen zakte na deze klap als een zoutzak direct in elkaar op de grond. [getuige 3] zag dat een andere jongen een trap gaf recht in het gezicht van de jongen. 8
[medeverdachte], medeverdachte, heeft bij de politie verklaard dat hij tegen het slachtoffer, dat op de grond lag, heeft getrapt met zijn voet. 9
De rechtbank overweegt het navolgende.
Uit de hiervoor weergegeven getuigenverklaringen van [slachtoffer 2], degene die zich [getuige 1] noemde, [getuige 2] en [getuige 3] volgt dat verdachte en de medeverdachte gelijktijdig en samen naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gelopen en samen de slachtoffers hebben geduwd en geslagen en geschopt. Nadat het geweld was gestopt, hebben verdachte en de medeverdachte het bewusteloze slachtoffer [slachtoffer 1] achtergelaten.
Gelet op de gelijktijdige uitvoering en de overige geschetste feiten en omstandigheden is er sprake van het in vereniging plegen van geweld door verdachte en de medeverdachte ten aanzien van het duwen, slaan en schoppen van de slachtoffers. De rechtbank acht het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 07 juli 2012 te Eindhoven met een ander, op of aan de openbare weg, het Stratumseind, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en het slaan (met gebalde vuist) tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] en het schoppen/trappen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van het voorarrest. Verlenging van de proeftijd van de zaak met parketnummer 01/236552-10 met één jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Kijkend naar de rol van verdachte acht de verdediging de eis te fors. De verdediging verzoekt de rechtbank indien zij tot een bewezenverklaring komt verdachte een werkstraf op te leggen. De gevorderde tenuitvoerlegging betreft een andersoortig feit en om die reden verzoekt de verdediging de rechtbank primair de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, subsidiair de proeftijd met één jaar te verlengen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd alsmede het feit dat verdachte reeds eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte en de medeverdachte waren ten tijde van het strafbare feit op stap op het Stratumseind te Eindhoven. Zij zijn in gevecht geraakt met twee andere jongens en er is zeer fors geweld gebruikt tegen met name [slachtoffer 1]. Nadat het gevecht was geëindigd, hebben verdachte en de medeverdachte de plaats van het delict verlaten zonder zich te bekommeren om de toestand van de slachtoffers. Geweldsfeiten in de openbare ruimte roepen gevoelens van onrust en angst op en tegen dergelijk zinloos geweld in het uitgaansleven moet streng worden opgetreden.
Voorts blijkt uit het strafblad dat verdachte reeds eerder voor openlijk geweld is veroordeeld tot een hoge werkstraf en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze veroordeling heeft hem er niet van kunnen weerhouden zich weer schuldig te maken aan een geweldsmisdrijf. Daarvoor is verdachte nog voor mishandeling veroordeeld tot een geldboete in 2007. Met deze eerdere veroordelingen zal ten nadele van verdachte bij de straftoemeting rekening worden gehouden.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Het onvoorwaardelijk deel is iets korter dan het door verdachte ondergane voorarrest zodat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 6.635,50 met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht dient te worden beperkt tot de helft van voornoemd bedrag), hoofdelijk en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
Het letsel van het slachtoffer is niet in de tenlastelegging opgenomen, de verdediging stelt zich op het standpunt dat het causaal verband ontbreekt en dat verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de door het slachtoffer geleden schade. De verdediging verzoekt de vordering benadeelde partij af te wijzen dan wel niet ontvankelijk te verklaren. Mocht de rechtbank de vordering benadeelde partij wel toewijzen, sluit de verdediging zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling.
De schade die [slachtoffer 1] heeft geleden betreft rechtstreekse schade veroorzaakt door de mishandeling gepleegd door verdachte en de medeverdachte op 7 juli 2012 te Eindhoven. Verdachte is op basis van groepsaansprakelijkheid mede verantwoordelijk voor de door het slachtoffer geleden schade en die schade kan in redelijkheid aan hem worden toegerekend.
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en in haar geheel toewijsbaar. Het bedrag ad EUR 1.500,00 (immateriële schade) wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening. De gevorderde wettelijke rente over het bedrag van EUR 5.609,50 (materiële schade; tandartskosten) wordt afgewezen omdat niet blijkt dat de benadeelde dit bedrag al heeft betaald.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het bedrag ad EUR 1.500,00 (immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/236552-10.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding thans geen tenuitvoerlegging te gelasten, doch de vastgestelde proeftijd te verlengen met één jaar.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 141.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen het primair en subsidiair tenlastegelegde en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. meer subsidiair:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Teruggave van het inbeslaggenomen goed aan [verdachte], [adres] te Eindhoven
(5652 JG) te weten: een mes, kleur zwart.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 7109,50 subsidiair 70 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 7.109,50 (zegge: zevenduizend honderdnegen euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 70 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het bedrag ad EUR 1.500,00 (immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 7.109,50 (zegge: zevenduizend honderdnegen euro en vijftig eurocent). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding. Het bedrag ad EUR 1.500,00 (immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 7 november 2012.
Mr. J.M.J. Denie is buiten staat dit vonnis (mede) te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant Zuid-Oost, genummerd PL2233 2012099801.
2 Als verklaring van [slachtoffer 1], aangever, d.d. 7 juli 2012 p. 41, 42
3 Medische informatie d.d. 7 juli 2012 p. 51
4 Verklaring verdachte ter terechtzitting 24 oktober 2012
5 Verklaring [slachtoffer 1][slachtoffer 2], getuige, d.d. 7 juli 2012 p. 77, 78
6 Als verklaring van [getuige 1], getuige, d.d. 7 juli 2012 p. 52
7 Verklaring [getuige 2], getuige, d.d. 9 juli 2012 p. 66, 67
8 Verklaring W. van der Linden, getuige d.d. 9 juli 2012 p. 80
9 Verklaring [medeverdachte], medeverdachte, d.d. 7 juli 2012 p. 86