ECLI:NL:RBSHE:2012:BY2096

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/025013-01
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling in verband met veiligheid van anderen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 oktober 2012 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, die ter beschikking was gesteld wegens poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling voor het laatst was verlengd op 23 september 2011 en dat de vordering tot verlenging nu aan de orde was. Tijdens de openbare terechtzitting zijn de officier van justitie, deskundige W.H. van Veen, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de adviezen van de deskundigen en de huidige situatie van de terbeschikkinggestelde, die lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft. De deskundigen hebben aangegeven dat de betrokkene voldoende ziektebesef heeft en dat de recidive- en onttrekkingsrisico's als aanvaardbaar worden ingeschat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, de verlenging van de terbeschikkingstelling niet langer eist. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen. De rechtbank heeft daarbij ook de mogelijkheid van een rechterlijke machtiging genoemd als alternatief voor de terbeschikkingstelling, wat voldoende wettelijke kaders biedt voor risicomanagement. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/025013-01
Uitspraakdatum: 19 oktober 2012
Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
verblijvende in [kliniek].
Het onderzoek van de zaak.
Bij vonnis van deze rechtbank van 26 juli 2001 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beschikking van deze rechtbank van 23 september 2011, met een jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 4 juli 2012 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van een jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2012.
Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige W.H. van Veen, en de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
- het advies van J.H.M. Nijhuis, hoofd van de inrichting waar betrokkene verblijft, d.d. 1 juni 2012, welk advies door M. Hanoeman, psychiater, mede is ondertekend;
- het risicotaxatierapport van [kliniek], gedateerd april 2012;
- de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
- de beschikking van de rechtbank Utrecht, sector Familie & Toezicht d.d. 14 augustus 2012, houdende een voorwaardelijke machtiging voor de duur van een half jaar;
- het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.
De beoordeling.
De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van poging tot zware mishandeling (tweemaal gepleegd), terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
Betrokkene is een 38-jarige man die lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type met hiernaast de diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis. Patiënt verblijft sinds de zomer van 2010 in FPA [naam FPA], in eerste instantie in het kader van transmuraal verlof en momenteel met proefverlof. Patiënt functioneert alhier naar draagkracht en heeft voldoende ziektebesef en -inzicht om te beseffen dat hij afhankelijk is en blijft van antipsychotische medicatie. Ook beseft patiënt dat hij ondersteuning nodig heeft, alleen vindt hij zelf dat in de toekomst zijn familie in combinatie met ambulante begeleiding hem dit kan bieden, terwijl behandelaars van mening zijn dat dit moet plaatsvinden vanuit een GGZ-instelling. Patiënt is inmiddels aangemeld bij een tweetal RIBW's in [plaatsnaam], alwaar ook zijn familie woonachtig is.
In de aankomende periode zal gekeken worden of binnen de marge proefverlof een overplaatsing naar een RIBW in [plaatsnaam] gerealiseerd kan worden. In de tussenliggende periode zal het slaapverlof bij familie (ouders of zus) worden uitgebreid van twee naar drie nachten aaneensluitend.
De recidive- en onttrekkingsrisico's worden al aanvaarbaar ingeschat, de verwachting is dat patiënt in het aankomende jaar niet anders zal functioneren als gedurende het afgelopen jaar, terwijl hierbij de mate van externe ondersteuning en controle gehandhaafd blijft op het huidige niveau, dit ook bij een eventuele overplaatsing naar een RIBW. Hierbij opgemerkt dat patiënt alweer een jaar verblijft in een unit voor zelfstandig wonen van de FPA.
Gezien bovenstaande ontwikkelingen en de daarmee gepaard gaande vermindering van het delictgevaar, menen wij, in goed overleg met patiënt, het behandelteam van de FPA en de Reclassering, dat het moment is aangebroken dat een beëindiging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging verantwoord is.
Specifiek stresserende omstandigheden kunnen nog steeds aanleiding zijn tot delict
(gerelateerd)gedrag. Maar om de risico's op een geweldsdelict ook na beëindiging van de terbeschikkingstelling voldoende te kunnen beheersen, kan naar onze mening worden volstaan met een Rechterlijke Machtiging. Deze biedt voldoende wettelijke kaders om een adequaat risicomanagementplan te hanteren.
Gezien het bovenstaande adviseren wij u de terbeschikkingstelling van patiënt niet te verlengen op voorwaarde dat er een Rechterlijke Machtiging wordt afgegeven.
In voormeld risicotaxatierapport is onder meer vermeld:
Op grond van het verloop van de behandeling wordt het recidiverisico bij onmiddellijke beëindiging van de huidige maatregel op korte termijn als laag en op de lange termijn als matig getaxeerd. Echter indien een Rechterlijke Machtiging van kracht wordt aansluitend op het beëindigen van de terbeschikkingstelling, wordt het recidiverisico ook op de langere termijn als laag ingeschat. Immers in dit geval is ondersteuning en begeleiding van patiënt alsmede medicatietrouw en onthouding van middelen gewaarborgd.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik verblijf in [instelling] te [plaatsnaam2]. Het gaat goed met mij. Ik ga bij een zus in [plaatsnaam] wonen tot er huisvesting voor mij is. Ik wil niet met mensen samenwonen die ik niet ken. Te zijner tijd zal ik dat goed bespreken. Ik ben ingeschreven voor een behandeling. Ik ben mondeling aangenomen bij [instelling2] voor urinecontroles en de medicijnen, en ik krijg een buitencoach. Alles is al geregeld. Ik krijg poliklinische hulp in [plaatsnaam]. Ik denk dat mijn familie goed door heeft als het niet goed met mij gaat en wanneer zij dan contact moeten opnemen met [naam FPA] of de polikliniek. De zus waar ik ga wonen is verpleegkundige. Het is al zeven jaar lang goed gegaan; er zijn wel incidenten geweest, maar niet door mij veroorzaakt.
Ik begrijp dat ik professionele hulp nodig zal blijven hebben; ik blijf de medicatie innemen.
Ik ben het eens met beëindiging van de TBS-maatregel.
De deskundige W.H. van Veen, psycholoog, optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Hij heeft voorts
onder meer het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Betrokkene is al op gesprek geweest bij een psychiater in [plaatsnaam] en is aangemeld bij [instelling2]. Daar is een wachtlijst. [instelling2] is een forensisch psychiatrische afdeling. De rechterlijke machtiging zal zeker nog een keer verlengd moeten worden. Betrokkene staat op het punt om van [plaatsnaam2] naar [plaatsnaam] te gaan. Hij is aangemeld bij twee RIBW's en zal in de tussentijd bij zijn zus verblijven. Hij is medicatietrouw. Het netwerk van betrokkene is in [plaatsnaam] en is ondersteunend geweest. Daarom kiezen wij voor overdracht naar [plaatsnaam]. De kans dat er geen verlenging van de rechterlijke machtiging komt is gering.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Als ik naar de laatste verlengingsbeschikking kijk dan stuurde de kliniek aan op een voorwaardelijke beëindiging met een rechterlijke machtiging. Thans ligt er een nieuw advies tot beëindiging van de maatregel met aansluitend de rechterlijke machtiging. Die rechterlijke machtiging is er en nu wordt de herhalingskans op laag ingeschat. De eisen van proportionaliteit en subsidiariteit gaan hier ook een rol spelen. Ik ben het eens met de beëindiging van de terbeschikkingstelling.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Het is een goede stap om nu over te gaan tot beëindiging van de maatregel. Cliënt wordt nu in beeld gebracht bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling in [plaatsnaam]. Er zijn voldoende waarborgen om de TBS-maatregel te beëindigen en voort te gaan in het kader van de BOPZ-maatregel.
De rechtbank, gehoord de officier van justitie en de terbeschikkinggestelde en diens raadman, verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting en met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de voortzetting van de behandeling van [terbeschikkinggestelde] wordt gewaarborgd door de rechterlijke machtiging die voor hem is afgegeven en waarbij is bepaald dat betrokkene zich aan de voorwaarde moet houden dat hij zich onder behandeling stelt van de behandelaar, overeenkomstig het behandelingsplan dat door de behandelaar na overleg met betrokkene is opgesteld.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling niet langer eist. Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling afwijzen.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Wijst af de vordering van de officier van justitie d.d. 4 juli 2012.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.T. van Vliet, voorzitter,
mr. M. Senden en mr. E. Sikkema, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2012.
Mr. E. Sikkema is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
4
Parketnummer: 01/025013-01
[terbeschikkinggestelde]