ECLI:NL:RBSHE:2012:BY1315

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/033164-03
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en aanhouding van de beslissing omtrent voorwaardelijke beëindiging van de verpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 26 oktober 2012 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, die ter beschikking was gesteld na een levensdelict. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, maar de beslissing over de verlenging van de dwangverpleging aangehouden. De betrokkene, geboren in 1985, verblijft in een kliniek en heeft een geschiedenis van crimineel gedrag, waaronder medeplegen van moord. De rechtbank heeft verschillende rapporten en adviezen van deskundigen in overweging genomen, waarin het recidivegevaar en de noodzaak van begeleiding en ondersteuning zijn besproken. De deskundigen hebben aangegeven dat de betrokkene baat heeft gehad bij de behandeling, maar dat hij nog steeds kwetsbaar is en afhankelijk van professionele begeleiding. De rechtbank heeft besloten dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist, maar dat er meer informatie van de reclassering nodig is om te bepalen of en hoe de dwangverpleging kan worden beëindigd. De zaak wordt aangehouden voor maximaal drie maanden om de reclassering de gelegenheid te geven een rapport op te stellen over de voorwaarden voor een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/033164-03
Uitspraakdatum: 26 oktober 2012
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling en aanhouding beslissing voorwaardelijke beëindiging verpleging van overheidswege
Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
verblijvende in [kliniek].
Het onderzoek van de zaak.
Bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 14 juli 2005 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 18 oktober 2011 met één jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 23 augustus 2012, ingekomen ter griffie op 24 augustus 2012, strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2012. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige M. Verhees (hoofd behandeling) en de ter beschikking gestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
- de verlengingsbeslissing van de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 18 oktober 2011;
- het advies van drs. M. Verhees, hoofd van de inrichting waar betrokkene verblijft, dr. K.J. Simis, psychiater en drs. A.J. de Groot, locatiedirecteur behandeling en zorg en plaatsvervangend hoofd van de inrichting, d.d. 2 augustus 2012;
- de omtrent de ter beschikking gestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
- het psychiatrisch onderzoek (zesjaarsrapportage) van E.M.M. Mol, psychiater, d.d. 7 augustus 2012;
- het psychologisch onderzoek (zesjaarsrapportage) van dr. W.F. van Kordelaar, klinisch psycholoog-BIG, d.d. 8 augustus 2012;
De beoordeling.
De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van 1. medeplegen van moord en 2. medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. Het hiervoor onder 1 genoemde misdrijf betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld:
Recidivegevaar t.a.v. het TBS indexdelict
Betrokkene zal binnen een context waarin het ontbreekt aan professionele ondersteuning en sturing uiteindelijk nog niet voldoende kunnen omgaan met wantrouwen en krenkingen waaraan hij blootgesteld zal worden, bijvoorbeeld bij relatieproblemen of het ontbreken van (betaald of onbetaald) werk, waarin betrokkene doelgericht bezig kan zijn. Betrokkene is m.b.t. pro-sociaal gedrag nog afhankelijk van de geboden structuur en ondersteuning en zonder deze is de kans groot dat hij zal terugvallen op oude gedragspatronen en –cognities en vervallen in crimineel gedrag. Wanneer het TBS-kader momenteel zou worden beëindigd, zal betrokkene vanwege gebrek aan begeleiding en copingvaardigheden niet in staat zijn om werk vast te houden. Betrokkene zal na enige tijd aansluiting zoeken bij leeftijdgenoten in een crimineel milieu vergelijkbaar met de situatie in het verleden, dit mede gezien zijn gerichtheid op terugkeer in de buurt van Eindhoven. Als betrokkene langer in dit milieu zou verkeren voorzien wij een verharding in de persoonlijkheid en daarmee ook in delictgedrag zoals dat plaatsvond voorafgaand aan het indexdelict. Vanwege alle problemen die betrokkene zou ervaren bij het wegvallen van de professionele begeleiding, zoals het niet kunnen vasthouden van werk, woning en op orde houden van financiën, maar ook de verwachte terugkeer in het criminele milieu, zullen de spanningen binnen de huidige relatie oplopen met wantrouwen en achterdocht tot gevolg. Waarna een mogelijke recidive na een langere periode zeer waarschijnlijk is. Binnen een transmuraal verlofkader biedt het risicomanagementplan voldoende toezicht, controle en begeleiding waarbij de inschatting is dat mogelijke terugval tijdig wordt onderschept.
Samenvattende beschrijving met betrekking tot het verband tussen stoornis, gevaar, geboden behandeling en de prognose
Betrokkene is een 26 jarige man, die vanuit een weinig begrenzende opvoeding en een wankel zelfbeeld, al op jonge leeftijd, beïnvloed door criminele jongeren uit zijn omgeving tot delicten kwam. Maatschappelijk ontspoord en verwikkeld in relationele problemen komt hij, nog geen 18 jaar, tot een levensdelict met een wapen. Er is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. In de intramurale behandeling heeft betrokkene geprofiteerd van de verschillende behandelmodules waaraan hij gemotiveerd deelnam. Hij is verantwoordelijkheid gaan nemen, heeft afstand genomen van zijn criminele achtergrond, heeft zijn vaardigheden vergroot in het omgaan met spanning en problemen, in agressie hantering en in het kunnen stilstaan bij emoties. Betrokkene is reeds geruime tijd bezig met de resocialisatie. Door middel van het verblijf op de appartementen van de kliniek, dagbesteding in de maatschappij en verdere onbegeleide verloven naar onder andere netwerkleden, is betrokkene gegroeid in het hebben van een eigen identiteit, zelfstandigheid en heeft hij geleerd om met hulp adequate coping in te zetten en te generaliseren. Hoewel betrokkene enige tijd werk heeft gehad, is gebleken dat betrokkene onvoldoende kan functioneren in een werknemer / werkgever relatie. Derhalve wordt momenteel gezocht naar een werkplek met voldoende aanwezige ondersteuning. De toegenomen vrijheden laten zien dat betrokkene begrensd en bijgestuurd moet worden. Hij heeft zich een aantal keren niet aan de afspraken en regels gehouden. Vooralsnog is er geen aanleiding te veronderstellen dat betrokkene zich laat beïnvloeden door negatieve, criminele leeftijdsgenoten. Betrokkene is afhankelijk van professionele begeleiding om geleerde vaardigheden in diverse maatschappelijke situaties in te kunnen zetten. Op termijn verwachten we dat betrokkene zelfstandig, buiten een crimineel milieu zal kunnen functioneren in de maatschappij. De verwachting is echter dat enige mate van begeleiding en ondersteuning langdurig noodzakelijk zal zijn. Het wordt belangrijk geacht dat de weg richting toenemende zelfstandigheid geleidelijk gaat, waarbij hij langere tijd gemonitord en begeleid moet worden om hem op de rails te houden en niet te laten afglijden naar een crimineel milieu. Van belang is de ontwikkeling van relaties met vrouwen te volgen en te begeleiden. Zonder geleidelijke resocialisatie is het risico op afglijden te groot, temeer betrokkene gezien zijn netwerk veel gericht blijft op resocialisatie in de omgeving van Eindhoven, waar zijn vroegere criminele milieu zich bevindt. In dat kader is ook van belang dat betrokkene niet bij vader gaat wonen vanwege het schemergebied op dat terrein waarin vader zich kan begeven. Bovendien is het verwerven van volwassen zelfstandigheid voor deze beïnvloedbare jongeman van groot belang.
Prognose in relatie tot de geclassificeerde stoornis
Gelet op de ontwikkelingen van betrokkene gedurende de behandeling is de prognose gunstig. Onze indruk is dat een antisociale ontwikkelingsgang is doorbroken door de TBS behandeling. Op basis van de beïnvloedbaarheid van betrokkene, hetgeen ook in de aanloop naar het indexdelict een belangrijke factor was, blijft een verplichte begeleiding geïndiceerd om hier tegenwicht in te bieden en verder is gelet op de borderline problematiek, de huidige afhankelijkheid van de begeleiding, en de aard van het delict, van belang tijd te nemen om het losmakingsproces uit de kliniek en de resocialisatie in geleidelijkheid vorm te geven. De antisociale persoonlijkheid impliceert dat betrokkene zich eerder extern dan intrinsiek gemotiveerd zal tonen, hetgeen actief begrenzen en controleren inhoudt door de begeleiders. De verwachting is dat wanneer betrokkene met begeleiding voldoende is ingebed in de maatschappij (vaste dagbesteding, vaste woonplek), er via een proefverlof toegewerkt kan worden naar een maximaal haalbare mate van zelfstandig functioneren.
Advies verlenging TBS maatregel
Betrokkene heeft moeite met het aanpassen aan een nieuwe situatie en begeleiding. Verder is het vanuit de kwetsbaarheid van betrokkene noodzakelijk dat betrokkene voldoende ondersteuning ontvangt met betrekking tot het toepassen van copingvaardigheden en omgaan met onduidelijkheid en onvoorspelbaarheid. Het is belangrijk om, mede gezien de persoonlijkheidsproblematiek, de resocialisatie geleidelijk vorm te geven. In het komende jaar dient de aandacht uit te gaan naar een goede inbedding in een zelfstandige woning en het opnieuw vinden en vasthouden van een vaste dagbesteding, waarbij voldoende begeleiding geboden dient te worden. Betrokkene dient hierbij gedurende langere tijd de nodige begeleiding, ondersteuning en controle te ontvangen. De kliniek zal hiervoor op korte termijn, zodra woonplek en dagbesteding helder is, een nieuwe aanvraag transmuraal verlof doen. Na een positieve evaluatie kan er door de reclassering gekeken worden naar de mogelijkheid voor voorwaardelijke beëindiging. Gezien de nog te nemen stappen zoals hierboven beschreven, gezien de antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken, de beïnvloedbaarheid van betrokkene, de noodzaak van een geleidelijke resocialisatie en de beschreven uitkomsten van de risicotaxatie-instrumenten, adviseren wij een verlenging van de ter beschikkingstelling van 1 jaar en continuering van de verpleging van overheidswege.
In voornoemd psychiatrisch onderzoek (zesjaarsrapportage) van E.M.M. Mol, psychiater, is, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld:
Bij onderzochte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling, diagnostisch te classificeren als een (milde) persoonlijkheidsstoornis. Door verblijf en behandeling in de TBS lijkt de ontwikkeling naar een (ernstige) antisociale persoonlijkheidsstoornis gekeerd te zijn, maar hij blijft wel een man met een zwakke, weinig geïntegreerde persoonlijkheidsstructuur. De door de kliniek gestelde diagnostische conclusies kunnen worden onderschreven. Het risico op een nieuw geweldsdelict acht ondergetekende binnen het huidige niveau van beveiliging en zorg laag. Bij verdere resocialisatie, in het kader van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, wordt het risico laag tot matig ingeschat. Mocht de TBS-maatregel nu worden beëindigd zonder verdere resocialisatie, dan wordt dat risico op termijn als matig geschat. Ondergetekende komt tot een wat lagere inschatting van het recidiverisico dan de kliniek, waarbij dit verschil mogelijk te verklaren is door de als milder beoordeelde persoonlijkheidsproblematiek. Ondergetekende acht de tijd rijp voor een spoedige terugkeer van onderzochte in de maatschappij. Verblijf in een beveiligde omgeving wordt overbodig en contraproductief geacht en de problematiek is niet zo, dat resocialisatie via de tussenstap van de GGZ (zoals de kliniek nu beoogt) noodzakelijk is. Zeer actief zal moeten worden ingezet op het realiseren van werk, zo mogelijk in combinatie met een beroepsopleiding. De behandeling/begeleiding lijkt adequaat te zijn geweest, echter in het afgelopen jaar is de resocialisatie naar de mening van ondergetekende gestagneerd en te zeer vormgegeven vanuit een klinische setting. In de gehele behandeling lijkt onvoldoende te zijn ingezet op scholing en beroepsopleiding. Geadviseerd wordt de TBS met één jaar te verlengen. Geadviseerd wordt om de verpleging voorwaardelijk te beëindigen, c.q. de behandeling van de zaak aan te houden zodat de reclassering een plan van aanpak kan maken voor de situatie van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Naast de algemene voorwaarden zal daarbij in de voorwaarden moeten worden opgenomen hoe werk en wonen worden vormgegeven.
In voornoemd psychologisch onderzoek van dr. W.F. van Kordelaar, klinisch psycholoog-BIG, is, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld:
Bij betrokkene was ten tijde van het plegen van het feit sprake van een gedragsstoornis (een jeugddiagnose) die ‘vertaald’ is naar een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken. Op basis van het onderhavige onderzoek kan de diagnose worden gehandhaafd. Hierbij moet worden aangetekend dat de ernst van de stoornis duidelijk is afgenomen en dat de ernst pas goed kan worden gekwalificeerd op basis van de manier waarop betrokkene om zal gaan met omstandigheden die een groter beroep doen op zijn aanpassingsvermogen. De meest recente diagnose van de kliniek (16 oktober 2011) betreft een antisociale persoonlijkheidsstoornis en trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Ondergetekende kiest liever voor een nevenschikking. De reden daarvoor is de onrijpe persoonlijkheidsstructuur die onderliggend is. Op basis van de klinische gestructureerde inschatting wordt, rekening houdend met de beschermende factoren, de kans op herhaling van een delict als waarvoor de maatregel is opgelegd op korte termijn ingeschat als laag. Dat geldt ook voor andere geweldsdelicten. Op de langere termijn kan de kans toenemen als betrokkene te maken krijgt met tegenslagen en frustraties. Ondergetekende onderschrijft de meest recente conclusie van de kliniek (16 oktober 2011) waarin gesteld wordt dat betrokkene gewonnen heeft aan probleemoplossend vermogen, maar actieve externe sturing en grensstelling nodig heeft. Het is van belang dat spoedig concrete stappen worden gezet gericht op verdere verzelfstandiging. Hierbij zou gekozen moeten worden voor het kader dat deze voortgang het best kan garanderen. De behandeling is juist en passend geweest. Sinds geruime tijd dreigt het proces te stagneren. Hierbij is de keuze om in te zetten op een GGZ-traject en inbedding in een GGZ-omgeving atypisch. Dit is zeker het geval als niet tegelijkertijd de reclassering wordt ingeschakeld met het oog op de uiteindelijke verzelfstandiging. Geadviseerd wordt om de TBS met één jaar te verlengen. Geadviseerd wordt om de reclassering opdracht te geven om in samenspraak met betrokkene en de kliniek de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging te onderzoeken en passende voorwaarden op te stellen. Bij die laatsten moet gedacht worden aan wonen, werk, tijdsbesteding en vormgeving aan controlerend en motiverend toezicht.
De ter beschikking gestelde heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Het gaat nu heel goed. Ik heb een goede dagbesteding. Sinds 13 maanden heb ik een vaste relatie. Alles verloopt prima. Ik loop stage bij een autodemontagebedrijf, maar mij is toegezegd dat ik, als het goed gaat en ik uit de TBS kom, een vaste aanstelling kan krijgen. Ik weet waar het fout is gegaan en hoe ik problemen moet voorkomen. Ik vind dat ik de kans verdien om te laten zien dat ik het kan. Ik kan me vinden in de opgestelde rapporten van de externe deskundigen. Ik wil buiten de kliniek mijn leven op kunnen bouwen. De TBS hoeft wat mij betreft niet per se beëindigd te worden. Ik ga ook akkoord met een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Ik woon momenteel nog steeds in één van de appartementen van de kliniek. Ik wil verder en mijn leven opbouwen. Ik wil die kans. Ik ben nu alleen wel beperkt in de mogelijkheden.
De deskundige M. Verhees, optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Hij heeft voorts het navolgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Het verschil tussen het advies van de inrichting en de andere rapportages zit met name in risico-inschatting en geleidelijkheid van resocialisatie. Anders dan de beide rapporteurs veronderstellen, mikt de kliniek niet op een beschermde woonomgeving in de zin van een RIBW of GGZ-omgeving, maar op ambulante begeleiding door GGZ/Mensana. Ter beschikking gestelde past niet in een GGZ-omgeving of een RIBW. Het laatste jaar verblijft hij in een appartement van de kliniek.Wij hebben gezien dat hij het goed doet en zich inzet, maar hij heeft deels begeleiding en controle nodig. Hij is open naar de begeleiding toe. De praktische begeleiding heeft hij nog wel nodig. Op het gebied van werk zijn er veel wisselingen geweest. Hij heeft het momenteel goed naar zijn zin op het werk, maar zijn motivatie verschilt.
Het idee van de kliniek is dat hij doorstroomt vanuit transmuraal verlof. Het transmuraal verlof dient stapsgewijs te verlopen. Daarbij heeft ter beschikking gestelde ondersteuning, begeleiding en controle nodig. De aanvraag van transmuraal verlof is vertraagd geweest. Ter beschikking gestelde is één keer niet door de interne verlofcommissie gekomen. Door het ministerie is gisteren of eergisteren zijn verlofaanvraag geweigerd. Hij heeft wel toestemming gekregen voor verblijf in zijn huidige appartement en voor uitbreiding van zijn netwerk, maar de minister vindt de stap van verplaatsing naar een woning in Helmond of Venray te groot; volgens de minister is er eerst nog meer stabiliteit nodig. Ik verwacht dat wij wel vier tot zes maanden moeten wachten voordat wij een nieuwe verlofaanvraag kunnen indienen. De behandeling van een aanvraag duurt zes tot acht weken. Het zal dus zo’n vijf tot zeven maanden duren. De doorstroom ligt in de tussentijd stil. Juist de nodige oefenstappen worden uitgesteld, maar we zijn afhankelijk van het ministerie.
Naar het oordeel van de kliniek is enerzijds het verloftoetsingskader te streng, maar schatten de MD- rapporteurs anderzijds de situatie te rooskleurig in.
Ten aanzien van voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging kan ik zeggen dat ik het ter beschikking gestelde gun. Niettemin is het nu nog te vroeg om met zekerheid daar iets over te kunnen zeggen. Ter beschikking gestelde doet een groot beroep op controle en ondersteuning. Deze controle en ondersteuning door de kliniek zouden bij beëindiging van de dwangverpleging wegvallen. Begeleiding is noodzakelijk, juist bij een nieuwe fase.
De kliniek stelt voor dat ter beschikking gestelde door bekenden begeleid wordt. Geleidelijk aan kunnen dan de mogelijkheden van proefverlof worden bekeken. De kliniek ziet het liefst dat ter beschikking gestelde enige tijd transmuraal verlof heeft. Als het goed gaat, is proefverlof dan ook niet noodzakelijk. Mijns inziens is het niet reëel thans een maatregelrapport bij reclassering aan te vragen indien reclassering het standpunt van het ministerie kent, maar er zijn verschillende inzichten.
Als de dwangverpleging weg zou vallen, dan schat de kliniek het recidivegevaar op de middellange tot lange termijn hoog in. Ondersteuning en controle blijven noodzakelijk. Wat met name het vraagpunt is, is hoe het buiten met zijn problematiek gaat. Ter beschikking gestelde is kwetsbaar en heeft een lage zelfwaardering. Ter beschikking gestelde is naar het oordeel van de kliniek vatbaar voor invloeden van buitenaf als hij verder op afstand van de kliniek komt te staan. Juist die invloeden van buitenaf zijn van grote invloed geweest op het indexdelict.
Begeleiding door Mensana zou op korte termijn mogelijk zijn. Ter beschikking gestelde is nog niet aangemeld bij Mensana. Bij GGZ is hij wel aangemeld, maar is men afhankelijk van de woningstichting. Ter beschikking gestelde kan in het kader van een voorwaardelijke beëindiging in een verlofwoning van de kliniek verblijven. De kliniek heeft een aantal RIBW-plaatsen aangewezen gekregen door het ministerie, dit zijn puur verblijfsplekken. In dat geval moet het risicomanagement formeel worden overgedragen aan reclassering. Als reclassering onze inschatting qua woonbegeleiding zou volgen, dan kan dat via Mensana of de kliniek. De kliniek zou de controle dan niet doen, maar we zouden wel ogen in huis hebben en de begeleiding zou door bekenden van terbeschikkinggestelde plaatsvinden. Dat zou de stap naar wegvallen van controle minder groot maken. Dat geldt dan als mogelijk alternatief.
De officier van justitie heeft aangevoerd, zakelijk weergegeven:
Dat tbs een passend kader is en verlenging met een jaar dient te geschieden, daar is geen discussie over. Wel over de vraag of de verpleging voorwaardelijk dient te worden beëindigd. De conclusie is wat mij betreft dat het recidiverisico op een levensdelict nog aanwezig is. Een stapsgewijze benadering is noodzakelijk. Ter beschikking gestelde moet aantonen dat hij helemaal stabiel is voor de TBS wordt opgeheven. Thans is begeleiding nog noodzakelijk. Ik sluit me aan bij de bevindingen van de kliniek, die hem het beste kent, en de verklaring van de deskundige ter terechtzitting van vandaag. Ik persisteer bij de vordering.
De raadsman van de ter beschikking gestelde heeft aangevoerd, zakelijk weergegeven:
Er moet zorgvuldig worden gehandeld, ik denk dat mijn client daar recht op heeft. De TBS loopt al heel lang. Vorig jaar is gezegd dat we het laatste jaar in zouden gaan. De resocialisatie moest voorzichtig worden opgebouwd. Het jaar is echter niet naar behoren verlopen. Er is stagnatie opgetreden. Cliënt heeft daar de nodige aandacht aan besteed. Hij heeft diverse malen aan de bel getrokken toen het niet goed ging. Cliënt had een positieve instelling. Cliënt heeft zelf nog het meest sturend opgetreden. Uit mijn brief aan de Rooyse Wissel d.d. 16 mei 2012 die ik aan de rechtbank overhandig blijkt ook dat er bij cliënt frustratie is naar aanleiding van het feit dat er stagnatie is opgetreden. Ik bewonder cliënt dat hij geen overtreding heeft begaan. Hij is rustig gebleven. Het standpunt van de reclassering acht ik van belang in deze zaak in verband met het beëindigen van de verpleging. Er was sprake van een ernstig feit en cliënt heeft veel geleerd en heeft inzichten gekregen, maar hij is ook al een hele lange tijd van zijn vrijheid beroofd. Hij heeft al een behoorlijke straf gehad en heeft het goed gedaan. Cliënt verdient de kans om de eerste stap te zetten naar resocialisatie. Cliënt wil een normaal leven. Ik acht de rapporten van de onafhankelijke deskundigen hierin van belang en ik hecht waarde aan het feit dat deze deskundigen het recidiverisico niet groot achten. Mijn verzoek is dan ook om de zaak in het kader van de (voorwaardelijke) beëindiging van de verpleging aan te houden voor ten hoogste drie maanden en de reclassering haar bevindingen op te laten maken omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de resocialisatie van cliënt zou kunnen geschieden.
De rechtbank verenigt zich voor wat betreft de noodzaak tot verlenging van de terbeschikkingstelling met het advies van voornoemde inrichting en met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige, waarbij zij tevens de beide zesjaarsrapportages in ogenschouw neemt. De rechtbank is op basis van het advies van de inrichting, de beide zesjaarsrapportages en het verhandelde ter terechtzitting van 12 oktober 2012 van oordeel dat het recidiverisico op langere termijn nog steeds aanwezig is.
Gelet op het vorenstaande en gezien de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar eist.
Gebleken is evenwel dat in het afgelopen jaar sprake is geweest van stagnatie in de voortgang, welke stagnatie door de onlangs afgewezen verlofaanvraag feitelijk voortduurt.
De rechtbank overweegt, gezien het eensluidende advies van de beide zesjaarsrapporteurs tot het beproeven van een eventuele voorwaardelijke beëindiging en gehoord de deskundige ter terechtzitting, de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Voor de vorming van het eindoordeel acht de rechtbank noodzakelijk dat zij zich door de reclassering nader doet voorlichten omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de ter beschikking gestelde in het maatschappelijk verkeer zou kunnen geschieden. Gelet hierop zal de rechtbank onder gelijktijdige verlenging van de terbeschikkingstelling de beslissing omtrent de verlenging van de dwangverpleging voor drie maanden aanhouden teneinde de reclassering een rapport in voormelde zin te laten opmaken.
Gezien artikel 509t van het Wetboek van Strafvordering.
DE BESLISSING
De rechtbank:
• verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met één jaar;
• houdt de beslissing omtrent de verlenging van de dwangverpleging aan en schorst daartoe het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd, tot ten hoogste drie maanden, teneinde de reclassering een rapport te laten opmaken omtrent de vraag of, en zo ja, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder, de dwangverpleging van de terbeschikkinggestelde kan worden beëindigd;
• beveelt de oproeping van de terbeschikkinggestelde, de deskundige drs. M. Verhees en de rapporteur van de reclassering tegen het tijdstip van de nadere terechtzitting, met kennisgeving van dat tijdstip aan de raadsman van de terbeschikkinggestelde.
Stelt de stukken met dat doel in handen van de officier van justitie.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M. Senden, voorzitter,
mr. C.B.M. Bruens en mr. E.M.J. Raeijmaekers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van der Weele, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 oktober 2012.