ECLI:NL:RBSHE:2012:BY0582

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-4200
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslagen rioolheffing en de vraag naar onroerende zaken in de gemeente 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 15 oktober 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen Heineken Nederland B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch over aanslagen rioolheffing. De rechtbank moest beoordelen of de objecten Rietveldenweg 25 en Ketelaarskampweg 58 als één onroerende zaak konden worden aangemerkt. Eiseres, Heineken Nederland B.V., stelde dat de brouwerij aan de Rietveldenweg 25 niet zonder de waterzuiveringsinstallatie aan de Ketelaarskampweg 58 kan functioneren, en dat deze objecten daarom samen één onroerende zaak vormen. De rechtbank oordeelde echter dat de objecten afzonderlijke onroerende zaken zijn, omdat ze onafhankelijk van elkaar kunnen worden gebruikt en op ruime afstand van elkaar liggen. Dit oordeel was gebaseerd op de civielrechtelijke betekenis van het begrip 'zaak' zoals neergelegd in de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing in de gemeente 's-Hertogenbosch.

Daarnaast werd de hoogte van de aanslagen beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de aanslagen terecht waren opgelegd, omdat de lozing op gemeentewater, dat voor de openbare dienst bestemd is, in de rioolheffing mocht worden betrokken. De rechtbank concludeerde dat de aanslagen rioolheffing voor beide objecten in rechte stand konden houden en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen de civielrechtelijke en bestuursrechtelijke definities van onroerende zaken en de toepassing van de relevante verordening.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/4200
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 oktober 2012 in de zaak tussen
Heineken Nederland B.V. handelend onder de naam Heineken Nederland Supply,
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te ‘s-Hertogenbosch, eiseres
(gemachtigde: mr. N. Bezemer),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, verweerder
(gemachtigde: mr. P.J.H.M. van Sleuwen en C.J.M. Bakker-Persons).
<b>Procesverloop</b>
Bij een op 31 januari 2011 gedagtekend aanslagbiljet heeft verweerder aan eiseres als gebruiker van de objecten aan de Ketelaarskampweg 58 en Rietveldenweg 25(-37) (hierna: Rietveldenweg 25) aanslagen rioolheffing voor het belastingjaar 2010 opgelegd. Het gaat om een aanslag ter hoogte van € 69.278,06 voor het object Ketelaarskampweg 58 en een aanslag ter hoogte van € 69.278,06 voor het object Rietveldenweg 25(-37).
Verweerder heeft bij zijn in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar (de bestreden uitspraken) van 18 november 2011 de aanslagen gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2012. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en ir. [naam A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
<b>Feiten</b>
Gelet op het verhandelde ter zitting en de gedingstukken zijn de volgende feiten voor de rechtbank komen vast te staan. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
Eiseres is gebruiker van de objecten aan de Rietveldenweg 25 en de Ketelaarskampweg 58. Het object Rietveldenweg 25 betreft een brouwerij. Het object Ketelaarskampweg 58 betreft een waterzuiveringsinstallatie ten behoeve van de brouwerij. Eiseres betrekt ten behoeve van het object Rietveldenweg 25 tussen de 10.000 en 30.000 m³ water van Brabant Water. Dit water wordt, na gebruik, via het gemeentelijk riool afgevoerd. Tevens wordt op het object Rietveldenweg 25 ongeveer 1 miljoen m³ beschermwater uit de grond opgepompt. Dit water wordt rechtstreeks vanaf het object Rietveldenweg 25 op de Dieze geloosd. Op het object Rietveldenweg 25 wordt daarnaast nog 2,5 miljoen m³ grondwater ten behoeve van de bierproductie opgepompt. Dit water wordt vervolgens vanaf het object Ketelaarskampweg 58 door een persleiding die vervolgens ingeprikt wordt op een persleiding die in eigendom is van de gemeente ’s-Hertogenbosch, aangeboden aan de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het transport via de persleiding van verweerders gemeente bedraagt ongeveer anderhalve kilometer.
<b>Overwegingen</b>
<i>Twee onroerende zaken? </i>
1. In beroep heeft eiseres in de eerste plaats aangevoerd dat verweerder ten onrechte een tweetal aanslagen heeft opgelegd omdat de objecten Rietveldenweg 25 en Ketelaarskampweg 58 zijn aan te merken als één eigendom. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de beide objecten afzonderlijke onroerende zaken betreffen.
2. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing in de gemeente ’s-Hertogenbosch 2010 (hierna: de Verordening) wordt in de Verordening onder eigendom verstaan een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de objecten Rietveldenweg 25 en Ketelaarskampweg 58 samen één onroerende zaak vormen omdat
- kort samengevat - de brouwerij aan de Rietveldenweg 25 niet zonder de waterzuiveringsinstallatie aan de Ketelaarskampweg 58 kan functioneren.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
3. Nu er geen aanwijzingen zijn voor een andere (welbepaalde) betekenis, dient het begrip 'zaak' als neergelegd in de Verordening te worden verstaan in de civielrechtelijke betekenis (vgl. HR 30 september 2005, nr. 40 315, BNB 2006/22 en HR 17 november 2006, nr. 41 485, BNB 2007/48 ). De Verordening bevat geen bepaling op grond waarvan voor de toepassing ervan afzonderlijke zaken (in de civielrechtelijke betekenis ervan) tezamen als één eigendom mogen worden aangemerkt. Wel bevat de Verordening in het slot van artikel 4 een samenstelbepaling voor zelfstandige gedeelten van een eigendom/zaak. Aan die bepaling wordt pas toegekomen indien de bedrijfsgebouwen geen afzonderlijke zaken zijn (in de civielrechtelijke betekenis ervan), maar (zelfstandige) gedeelten van één zaak.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de brouwerij aan de Rietveldenweg 25 en de waterzuiveringsinstallatie aan de Ketelaarskampweg 58 terecht aangemerkt als afzonderlijke onroerende zaken. Het betreft hier immers twee op ruime afstand van elkaar gelegen bouwsels en die ook onafhankelijk van elkaar te gebruiken zijn. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat ter beantwoording van de vraag of er sprake is van onafhankelijk van elkaar te gebruiken bouwsels het bouwsel zelf in ogenschouw wordt genomen en niet het functioneren van de in het bouwsel gevestigde brouwerij en waterzuiveringsinstallatie. Hetgeen eiseres naar voren brengt ziet veeleer op de vraag of er sprake is van één onroerende zaak in de zin van de Wet waardering onroerende zaken. Deze wet kent, anders dan de bij de onderhavige beoordeling toe te passen Verordening, wél een bepaling waarbij twee eigendommen onder omstandigheden als één onroerende zaak kunnen worden aangemerkt als deze naar omstandigheden bij elkaar behoren. Omdat verweerder op goede gronden de objecten als twee afzonderlijke onroerende zaken heeft aangemerkt, heeft verweerder terecht twee afzonderlijke aanslagen opgelegd. De hierop betrekking hebbende beroepsgrond faalt dan ook.
5. Dit brengt de rechtbank tot de beoordeling van de vraag of verweerder de aanslagen tot een juiste hoogte heeft opgelegd. Gelet op het bepaalde in artikel 6 van de Verordening kent het gebruikersdeel per eigendom, naast een bedrag van € 46,56 bij een waterverbruik tot 500 m³, een gestaffeld tarief waarbij voor elke volle eenheid van 10 kubieke meters toegevoerd of opgepompt water een bedrag per eenheid wordt berekend tot en met 100.000 m³. Vanaf 100.000 m³ is dit bedrag op € 0,00 gesteld. Eiseres betaalt voor beide onroerende zaken het maximaal te heffen bedrag.
6. Ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Verordening wordt het gebruikersdeel geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of opgepompt.
<i>Het object Rietveldenweg 25. </i>
7. Niet in geschil is dat dit object een verbruik van tussen de 10.000 en 30.000 m³ water van Brabant Water kent en dat dit verbruik in de rioolheffing mag worden betrokken. Daarmee is echter nog niet het volledige bedrag aan rioolheffing dat verweerder over dit object heeft geheven verantwoord.
8. De vraag is of het beschermwater (grondwater) dat vanaf dit object wordt opgepompt en op de Dieze wordt geloosd ook in de heffing mag worden betrokken. Verweerder stelt zich op het standpunt dat dit geoorloofd is omdat de Dieze een voor de openbare dienst bestemd gemeentewater betreft. Dergelijk gemeentewater wordt gelet op het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening mede gerekend tot de gemeentelijke riolering.
9. Door eiseres wordt niet betwist dat de Dieze gemeentewater betreft. Zoals ook volgt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 12 februari 1997, LJN: AA2073, wordt onder gemeentewater mede verstaan water waarvan de gemeente als eigenaar van de grond waarop dit water zich bevindt de bevoegdheid heeft dit te gebruiken. Niet wordt betwist dat de gemeente eigenaar is van de grond waarop dit water zich bevindt. Wel wordt betwist dat de Dieze <i>een voor de openbare dienst</i> bestemd gemeentewater betreft en eiseres stelt ter onderbouwing van dit standpunt dat zij al een watersysteemheffing verschuldigd is aan het Waterschap Aa en Maas met het oog op deze lozing en dat het Waterschap beheerder is van zowel de kwaliteit als de kwantiteit van dit water.
10. Verweerder, op wie de bewijslast rust, voert ter onderbouwing van haar standpunt aan dat de Dieze door derden gebruikt mag worden en dat de in de Dieze (Ertveldseplas) gelegen woonboten ook (bepaalde) afvalwaterstromen mogen lozen op de Dieze. Aldus heeft de Dieze mede de functie van gemeentelijke riolering voor bepaalde afvalwaterstromen.
11. De rechtbank stelt voorop dat voor het antwoord op de vraag of het gemeentewater voor openbare dienst is bestemd bepalend is of de Dieze een publieke functie vervult. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Hoge Raad van 9 mei 2008, LJN: BB4427 waaruit in relatie tot gemeentegrond volgt dat toegankelijkheid voor het publiek niet een algemeen geldend vereiste is, waaraan noodzakelijkerwijs moet zijn voldaan vooraleer geoordeeld kan worden dat gemeentegrond voor de openbare dienst bestemd is. Toegankelijkheid voor het publiek is daarvoor slechts dan vereist indien slechts daardoor de realisatie is gewaarborgd van de (publieke) functie die de desbetreffende gemeentegrond beoogt te vervullen, zoals die van openbare weg. Hieruit leidt de rechtbank af dat bepalend is of de Dieze een bepaalde publieke functie vertegenwoordigt.
12. Gelet op hetgeen hieromtrent door verweerder naar voren is gebracht is de rechtbank van oordeel dat de Dieze inderdaad voor de openbare dienst bestemd is. Hetgeen door eiseres naar voren is gebracht brengt de rechtbank in dit verband niet tot een ander oordeel omdat de watersysteemheffing die eiseres aan het Waterschap verschuldigd is geheel los staat van de rioolheffing die verweerder mag opleggen. De omstandigheid dat, naar eiseres stelt, zij met het oppompen van beschermwater in feite een taak van verweerders gemeente voor haar rekening neemt, brengt de rechtbank evenmin tot een ander oordeel.
13. Nu de lozing op de Dieze vanaf het object Rietveldenweg 25 in de heffing mag worden betrokken, betekent dit dat de aan eiseres opgelegde aanslag rioolheffing voor dit object in rechte stand kan houden.
<i>Het object Ketelaarskampweg 58</i>
14. Ten aanzien van deze aanslag stelt eiseres zich op het standpunt dat het water dat vanaf dit object wordt afgevoerd slechts over een afstand van anderhalve kilometer via een persleiding van verweerders gemeente wordt afgevoerd. Aldus stelt eiseres dat de feitelijke belasting van het riool gering is en niet in verhouding staat tot de hoogte van de opgelegde aanslag. Deze beroepsgrond faalt. Bepalend voor de hoogte van de heffing is niet de mate waarin men nut ondervindt of de afstand van de riolering waarvan men daadwerkelijk gebruik maakt, maar de hoeveelheid water die men langs deze riolering afvoert. Niet in geschil is dat deze hoeveelheid aanzienlijk is en ieder geval de maximaal in de heffing te betrekken hoeveelheid water met een veelvoud overschrijdt. Van een willekeurige of onredelijke belastingheffing is dan ook geen sprake.
15. Dit brengt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat de aan eiseres opgelegde aanslag rioolheffing voor dit object eveneens een rechte stand kan houden. Verweerder heeft dan ook terecht de bezwaren gericht tegen deze aanslagen ongegrond verklaard.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
<b>Beslissing</b>
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M.L. Wijnen, voorzitter, en mr. H.M.H. de Koning en mr. A.J. Kromhout, leden, in aanwezigheid van drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2012.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
<b>Rechtsmiddel</b>
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.