ECLI:NL:RBSHE:2012:BY0021

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
811460 en 811464
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar klachten over bewind en mentorschap met verzoek tot ontslag en benoeming van nieuwe bewindvoerder en mentor

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 3 oktober 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot onderzoek van klachten met betrekking tot de huidige bewindvoerder en mentor van twee rechthebbenden. Verzoekers, de biologische moeder en zus van de rechthebbenden, hebben klachten ingediend over de mentor, die volgens hen de contacten tussen hen en de rechthebbenden belemmert en te veel invloed uitoefent op hun leven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoekers formeel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder en mentor, omdat er geen gewichtige redenen zijn om hen ambtshalve te ontslaan. De kantonrechter heeft echter wel aanleiding gezien om een onderzoek in te stellen naar de gegrondheid van de klachten, waarbij de rol van de mentor en de impact op de rechthebbenden centraal staan.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de vier klachten die door verzoekers zijn ingediend. De eerste klacht betreft de belemmering van contact tussen rechthebbenden en verzoekers. De tweede klacht betreft de te intensieve bemoeienis van de mentor in het leven van de rechthebbenden, wat zou leiden tot verlies van zelfstandigheid. De derde klacht betreft het gebrek aan informatie van de mentor over belangrijke gebeurtenissen in het leven van de rechthebbenden. De vierde klacht betreft twijfels over het financiële beheer door de mentor. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er geen bewijs is voor een slecht financieel beheer en dat de mentor niet onterecht handelt in haar rol.

De kantonrechter heeft de betrokkenen de tijd gegeven om het huidige mentorschap te evalueren en te bezien hoe de mentor haar rol kan behouden zonder de grenzen van haar taken te overschrijden. De beslissing over het ontslag van de mentor is aangehouden tot 1 maart 2013, waarbij de kantonrechter de voortgang van de evaluatie in de gaten zal houden. De kantonrechter heeft benadrukt dat het in het belang van de rechthebbenden is om contact te onderhouden met hun biologische moeder en zus, en dat de mentor een bemiddelende rol zou moeten vervullen in deze relatie.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
sector kanton - locatie Eindhoven
Beschikking op een verzoek tot ontslag en benoeming van een nieuwe bewindvoerder en een opvolgend mentor
op verzoek van:
1. [verzoekster 1],
2. [verzoekster 2],
beiden ten deze domicilie kiezend te Helmond aan de Stationsstraat 2 (postbus 311, 5700 AH), ten kantore van mr. I.C.W.M. Gerrits,
hierna ook te noemen: verzoekers.
Het verzoek strekt tot onderzoek van klachten en voor zover de klachten gegrond worden bevonden, tot ontslag van de huidige bewindvoerder en mentor en benoeming van een nieuwe bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan respectievelijk een opvolgend mentor ten behoeve van:
1. [rechthebbende 1],
thans verblijvende te [plaats en adres],
geboren te [plaats en datum],
2. [rechthebbende 2],
thans verblijvende te [plaats en adres],
geboren te [plaats en datum],
hierna te noemen: rechthebbenden.
1. procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen, ter griffie ingekomen op 23 februari 2012;
- het verweerschrift met bijlagen van bewindvoerder en mentor mevrouw [N] (hierna te noemen: mentor), ter griffie ingekomen op 13 juni 2012;
- de aantekeningen van de griffier van de zitting d.d. 20 juni 2012, waar zijn verschenen verzoekers, gemachtigde van verzoekers, de mentor en de vader van rechthebbenden tevens echtgenoot van de mentor de heer [X];
- de brief van de mentor, ter griffie ingekomen op 25 juni 2012;
- de aantekeningen van de griffier van de gesprekken op locatie d.d. 11 juli 2012, met rechthebbenden, begeleider de heer [B] en begeleidster mevrouw [C];
- de brief met bijlagen van de mentor, ter griffie ingekomen op 17 juli 2012;
- de brief van verzoekers, ter griffie ingekomen op 8 augustus 2012;
- de brief van de instellingsarts van de verblijfplaats van rechthebbenden de heer F.C. van Almenkerk (hierna te noemen: instellingsarts), ter griffie ingekomen op 8 augustus 2012;
- de brief van de gemachtigde van verzoekers, ter griffie ingekomen op 29 augustus 2012;
- de brief van de gemachtigde van de mentor mr. M.A. van Osch, ter griffie ingekomen op 7 september 2012.
2. de klachten
2.1. Verzoekers, de biologische moeder en de zus van rechthebbenden, brengen, kort weergegeven, de volgende vier klachten naar voren:
1. De mentor belemmert de contacten tussen rechthebbenden en verzoekers.
2. De mentor grijpt op een te intensieve wijze in, in het leven van rechthebbenden, zodat de in het verleden verworven zelfstandigheid grotendeels te niet is gegaan.
3. De mentor licht verzoekers niet in over relevante gebeurtenissen in het leven van rechthebbenden.
4. Er zijn twijfels bij het financiële beheer.
2.2. Verzoekers vragen de klachten aan een nader onderzoek te onderwerpen; te bepalen dat de beperkingen in het contact tussen rechthebbenden en verzoekers niet in het belang zijn van rechthebbenden en dat vrijelijk contact voorop dient te staan. Indien de klachten gegrond zijn, verzoeken zij de mentor te ontslaan en een onafhankelijke mentor en bewindvoerder te benoemen.
2.3. De mentor heeft verweer gevoerd tegen voornoemde klachten. De kantonrechter komt op de inhoud van dit verweer, voor zover van belang, hieronder terug.
2.4. De instellingsarts is om advies gevraagd.
3. beoordeling
3.1.1. Op grond van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt door de kantonrechter op grond van gewichtige redenen of als niet meer wordt voldaan aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, de bewindvoerder ontslagen op verzoek van een medebewindvoerder, de rechthebbende of het openbaar ministerie of ambtshalve. Op grond van artikel 1:461 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt door de kantonrechter op grond van gewichtige redenen of als niet meer wordt voldaan aan de eisen om mentor te kunnen worden, de mentor ontslagen op verzoek van de rechthebbende of het openbaar ministerie of ambtshalve. Andere personen kunnen niet zelf het ontslag van de bewindvoerder en mentor vragen. Verzoekers dienen derhalve formeel niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder en mentor en benoeming van een nieuwe bewindvoerder en mentor.
3.1.2. Verzoekers zijn als familie van rechthebbenden betrokken bij het leven en welzijn van rechthebbenden en zij kunnen wel de kantonrechter informeren over de situatie. In wat verzoekers hebben aangevoerd, heeft de kantonrechter aanleiding gezien een onderzoek in te stellen naar de gegrondheid van de klachten en aldus ambtshalve te toetsen of er grond is de huidige bewindvoerder en mentor te ontslaan.
3.2. Wat betreft de vierde klacht over het financiële beheer en de uitoefening van de taak van bewindvoerder is er geen aanwijzing gevonden dat dit beheer niet goed wordt uitgevoerd. Als onderbouwing voor hun standpunt hebben verzoekers erop gewezen dat de mentor regelmatig om een financiële bijdrage vraagt en als verzoekers dan vragen om inzicht in het financiële beheer geen reactie meer krijgen. Echter de kantonrechter is van oordeel dat, mede gezien de inhoud van de in het dossier bevindende stukken, er geen gewichtige redenen zijn om de huidige bewindvoerder ambtshalve te ontslaan.
3.3. De achtergrond en grondslag van de eerste drie klachten is voor een belangrijk deel gelijk, reden waarom deze klachten gezamenlijk worden behandeld.
3.3.1. Verzoekers zijn sinds enige tijd uitgesloten van contact met rechthebbenden. Zij wijten dit aan de mentor. Zij wensen herstel van dit contact, al is het maar doordat zij geïnformeerd worden over belangrijke gebeurtenissen in het leven van rechthebbenden.
Zij erkennen dat de mentor veel goeds heeft gedaan in het leven van rechthebbenden en veel goed heeft geregeld, maar zij zijn ervan overtuigd dat de mentor het contact frustreert en rechthebbenden sterk beïnvloedt waardoor zij geheel buiten spel zijn komen te staan. De mentor heeft zelf de moederrol ingevuld op een zodanige wijze dat er voor de biologische moeder geen ruimte is.
3.3.2. Verzoekers hebben verschillende aanwijzingen dat de huidige verstoorde relatie tussen verzoekers en rechthebbenden te wijten is aan de mentor.
In de houding van rechthebbenden jegens verzoekers is namelijk een vrij plotselinge ommekeer gekomen. In de periode van de instelling van het bewind en mentorschap was er een goed contact met hen en was de relatie tussen rechthebbenden en de vader slecht (daarvoor verwijzen ze naar psychologische onderzoeken). Nu willen rechthebbenden ineens niets meer met verzoekers te maken hebben zonder dat daar een verklaring voor is te geven. Het beeld en het oordeel van rechthebbenden over verzoekers is bijzonder negatief en het beeld van de vader is geheel anders geworden.
3.3.3. De kantonrechter stelt voorop dat, zoals ook de gemachtigde van de mentor heeft betoogd, als ook de instellingsarts in zijn advies stelt, nooit tegen de wil van rechthebbenden informatie over hen mag worden doorgegeven of dat hen contact kan worden opgedrongen. Daartoe is de mentor niet in staat en daartoe is zij ook niet gerechtigd.
Zoals de gemachtigde van de mentor het stelt hebben rechthebbenden
" het recht om invulling te geven aan hun eigen leven en het recht op bescherming van hun privacy".
De kantonrechter heeft ook de indruk dat alle betrokkenen het daar wel over eens zijn. De vraag die hier echter rijst, is of rechthebbenden de huidige invulling aan het leven in vrijheid en autonoom hebben bepaald of dat zij daarbij sterk beïnvloed zijn door de mentor. Met andere woorden heeft de mentor aan rechthebbenden voldoende ruimte gelaten zelf tot een afweging en beslissing te komen of dat zij, misschien geheel onbewust, haar mening en haar opvatting en haar kijk op de dingen zodanig aan rechthebbenden presenteert dat rechthebbenden mede gelet op hun beperkingen geheel met de mentor identificeren ten koste van hun eigen identiteit.
3.3.4. De kantonrechter heeft uit de stukken, de behandeling ter zitting en de gesprekken met rechthebbenden sterk de indruk gekregen dat het beeld en oordelen van rechthebbenden vrijwel geheel door de mentor zijn ingegeven. Dit geldt ook voor het beeld en de oordelen die zij hebben over verzoekers. Alle beelden die rechthebbenden presenteren over het verleden en hoe het vroeger thuis was, zijn geheel anders dan het beeld dat uit de oudere rapporten blijkt. Het beeld over de biologische moeder is radicaal veranderd. De rol die de vader heeft gespeeld ook, maar dan in geheel andere richting. Komt uit de psychologische rapportage nog naar voren dat [rechthebbende 1] een slecht contact heeft met haar vader, dat zij vond dat haar vader niet wilde zien dat ze 'anders' is en dat ze bang voor hem is, nu zegt ze dat het haar vader was die vroeger het gezin bij elkaar hield.
Tijdens de zitting heeft de mentor verschillende voorbeelden genoemd van gedrag en handelingen van verzoekers ten opzichte van rechthebbenden. In de gesprekken die de kantonrechter in het bijzijn van de griffier met rechthebbenden heeft gehad, komen precies dezelfde voorbeelden in dezelfde bewoordingen terug. In de oordelen en opvattingen van rechthebbenden over allerlei voorvallen, klinken de opvattingen en meningen van de mentor door.
De mentor heeft haar visie op verzoekers, en haar beeld aan welke eisen bij voorbeeld een goede moeder moet voldoen geheel overgedragen aan rechthebbenden. Daarmee heeft zij zeker een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontstane verhouding tussen rechthebbenden en verzoekers. Van de mentor mag verwacht worden dat ze eerder bemiddelend en verzoenend optreedt in de verhouding tussen rechthebbenden en verzoekers. Uiteindelijk is het zeker in het belang van rechthebbenden dat zij contact onderhouden met hun biologische moeder en zus. De mentor heeft aangevoerd, dat zij rechthebbenden wil beschermen tegen teleurstellingen die rechthebbenden in het verleden in hun contacten met verzoekers hebben opgelopen. Het is de vraag of dat voldoende reden kan zijn, nu contact te ontraden.
3.3.5. In haar reactie op het advies van de instellingsarts wijst de gemachtigde van de mentor erop dat ook de instellingsarts tot de conclusie komt, dat het gezien de wilsbekwaamheid van rechthebbenden terecht is dat de huidige bewindvoerder en mentor die functie heeft, omdat het de uitdrukkelijke wens van beiden is dat zij die posities bekleedt.
Dat is zeker het geval.
Wanneer echter de mentor grenzen overschrijdt en het mentorschap te groot maakt is er grond tot benoeming van een onafhankelijke mentor over te gaan. Dat zou dan ook in het belang zijn van rechthebbenden, wier belang inderdaad, zoals de gemachtigde van de mentor stelt, altijd voorop dient te staan. Ontslag van de mentor hoeft er overigens ook niet toe te leiden dat de steun en toeverlaat van rechthebbenden wordt ontnomen. De rol van steun en toeverlaat en zeer geliefd persoon in het leven van rechthebbenden kan zij ook zonder de positie van mentor vervullen. Ontslag van de mentor zal er anderzijds ook niet toe leiden, dat het contact tussen rechthebbenden en verzoekers weer hersteld wordt. Ook een nieuwe mentor zal de wens van rechthebbenden hebben te respecteren en die wens is op dit moment heel nadrukkelijk dat rechthebbenden geen contact wensen en ook niet wensen dat informatie over hen wordt verstrekt.
3.4. De instellingsarts heeft de kantonrechter geadviseerd betrokkenen de tijd te geven het huidige mentorschap te evalueren en te bezien hoe de mentor haar positie kan houden zonder dat zij de grenzen van de taken als mentor overschrijdt en het mentorschap te groot maakt. De kantonrechter volgt dit advies.
Dat de instellingsarts daartoe op schrift kritiekpunten zou moeten formuleren, zoals de gemachtigde van de mentor heeft gevraagd, lijkt de kantonrechter geen goed idee. Beter is het als men vanuit de instelling van rechthebbenden in gesprek gaat met de mentor en samen tot een goede en gezonde invulling van het mentorschap zou kunnen komen. Als dat slaagt, is er geen reden meer tot ontslag van de mentor over te gaan. De kantonrechter nodigt betrokkenen uit die samenwerking aan te gaan.
3.5. De kantonrechter wenst in februari 2013 door de instelling(sarts) en de mentor te worden geïnformeerd over de voortgang die is geboekt. Dan zal de kantonrechter bezien of naar aanleiding van de informatie een nadere mondelinge behandeling nodig is. Daarna zal de beslissing worden genomen of er dan grond is tot ontslag van de mentor over te gaan.
beslissing
De kantonrechter:
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoeken;
- houdt de beslissing of de huidige mentor ambtshalve dient te worden ontslagen aan tot 1 maart 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. Kobussen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2012, in aanwezigheid van de griffier.