ECLI:NL:RBSHE:2012:BX9950

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/995015-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in economische en commune delicten

In deze zaak, die op 1 oktober 2012 door de Rechtbank 's-Hertogenbosch werd behandeld, stond de bevoegdheid van de meervoudige economische kamer ter discussie. De verdachte was gedagvaard voor het primair ten laste gelegde van valsheid in geschrifte, een commuun delict, en subsidiair voor een overtreding op grond van het Besluit bodemkwaliteit, een economisch delict. De verdediging stelde dat de economische kamer niet bevoegd was, omdat het primair ten laste gelegde een commuun delict betrof. De officier van justitie daarentegen betoogde dat de economische kamer wel bevoegd was, omdat bij een alternatieve tenlastelegging beide kamers bevoegd zouden kunnen zijn.

De rechtbank overwoog dat de wet en de jurisprudentie aangeven dat het primair ten laste gelegde bepaalt welk forum bevoegd is. Aangezien de verdachte primair werd verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte, concludeerde de rechtbank dat de commune strafkamer bevoegd was en niet de economische kamer. De rechtbank verklaarde zich derhalve onbevoegd om van het ten laste gelegde kennis te nemen. Dit vonnis is gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 23 mei 2011 en 1 oktober 2012, waarbij de rechtbank kennisnam van de standpunten van zowel de officier van justitie als de verdediging.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/995015-10
Datum uitspraak: 01 oktober 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[bedrijf],
gevestigd te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2011 en 1 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van hetgeen van de zijde van de officier van justitie en van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 maart 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 28 juli 2008 te Someren en/of te Son en Breugel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalste rapport, te weten het door [bedrijf 1] opgemaakte rapport, genummerd 0807/001/GV en gedateerd 25 juli 2008, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dit rapport echt
en onvervalst, bestaande dat gebruik maken hierin dat zij, verdachte, en/of een of meer van haar medeverdachten en/of een ander, dit valse of vervalste rapport als bijlage heeft gevoegd bij het Meldingsformulier Bouwstoffen bestemd voor melding van gebruik van categorie I grond aan de gemeente Son en Breugel en/of het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, directie Noord-Brabant, en bestaande die valsheid en/of die vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid
- werd vermeld dat de werkzaamheden uitgevoerd waren conform het in het certificaat BRL SIKB 1000 (versie 7, 3 maart 2005) genoemde VKB protocol 1001 (versie 1, 10 december 2004) van het SIKB, immers vond de monsterneming niet plaats op basis van een monsternemingsplan dat was opgesteld op basis van de beschikbare gegevens van de partij overeenkomstig paragraaf 6 VKB protocol 1001 en/of
- werd vermeld dat in het kader van het vooronderzoek van de te onderzoeken partij gegevens waren verzameld die van belang waren voor het onderzoek, zoals de partijkeuring Bouwstoffenbesluit, uitgevoerd door [bedrijf 2]., rapport van 4 januari 2008 met kenmerk CVO7709par en het uitloogonderzoek Bouwstoffenbesluit, uitgevoerd door [bedrijf 2]., rapport van 19 februari 2008, met kenmerk CVO7709UIT-RAP, immers waren deze gegevens pas na uitvoering van de werkzaamheden verzameld, te weten op 24 juli 2008 en/of
- onder paragraaf 2.2 "bekende bodemonderzoeken" was nagelaten te vermelden dat er op de locatie eerder door [bedrijf 2]. een (aanvullend) indicatief onderzoek was uitgevoerd, rapport van 9 april 2008 met kenmerk CV08153IND;
artikel 225, lid 2 Wetboek van strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 juli 2008 te Someren en/of te Son en Breugel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zijnde een persoon of instelling als bedoeld in artikel 1 van het "Besluit bodemkwaliteit", een resultaat van een werkzaamheid heeft gebruikt en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden dat dit
resultaat, gelet op het doel waarvoor dit zou worden gebruikt, geen betrouwbaar beeld verschaft van de eigenschappen en/of aard en/of hoedanigheid en/of samenstelling van de grond, baggerspecie of bouwstof, aangezien zij en/of haar mededader(s) toen aldaar een rapport (0807/001/GV), welk rapport is gedateerd 25 juli 2008 en opgemaakt door [bedrijf 1], betreffende een partijkeuring op het terrein van de Rioolwaterzuiverings- installatie "De Heult 6 te Boxtel", aan de gemeente Son en Breugel en/of het Ministerie van
Verkeer en Waterstaat, directie Noord-Brabant en/of (een) ander(en) ter beschikking had/hadden gesteld, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden dat in dit rapport:
- werd vermeld dat de werkzaamheden uitgevoerd waren conform het in het certificaat BRL SIKB 1000 (versie 7, 3 maart 2005) genoemde VKB protocol 1001 (versie 1, 10 december 2004) van het SIKB, terwijl de monsterneming niet plaats had gevonden op basis van een monsternemingsplan dat was opgesteld op basis van de beschikbare gegevens van de partij overeenkomstig paragraaf 6 VKB protocol 1001 en/of
- werd vermeld dat in het kader van het vooronderzoek van de te onderzoeken partij gegevens waren verzameld die van belang waren voor het onderzoek, zoals de partijkeuring Bouwstoffenbesluit, uitgevoerd door [bedrijf 2]., rapport van 4 januari 2008 met kenmerk CVO7709par en het uitloogonderzoek Bouwstoffenbesluit, uitgevoerd door [bedrijf 2]., rapport van 19 februari 2008, met kenmerk CVO7709UIT-RAP, terwijl deze gegevens pas na uitvoering van de werkzaamheden waren verzameld, te weten op 24 juli 2008 en/of
- onder paragraaf 2.2 "bekende bodemonderzoeken" nagelaten was te vermelden dat er op de locatie eerder door [bedrijf 2]. een (aanvullend) indicatief onderzoek was uitgevoerd, rapport van 9 april 2008 met kenmerk CV08153IND;
artikel 16 Besluit bodemkwaliteit
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
Ten aanzien van de bevoegdheid van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat de meervoudige economische kamer niet bevoegd is kennis te nemen van het ten laste gelegde. Het betreft geen cumulatieve tenlastelegging, maar een alternatieve. Het primair ten laste gelegde bepaalt het forum waar de zaak aanhangig dient te worden gemaakt. In dit geval wordt verdachte onder primair valsheid in geschrifte verweten, zodat de zaak bij de commune strafkamer van de rechtbank moet worden aangebracht.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de meervoudige economische kamer bevoegd is kennis te nemen van het ten laste gelegde. Bij een cumulatieve tenlastelegging met daarop zowel commune als economische delicten is zowel de economische als de commune strafkamer van de rechtbank bevoegd. Naar analogie geredeneerd zou dat ook bij een alternatieve tenlastelegging het geval kunnen zijn, zodat de economische kamer van rechtbank ook in dit geval bevoegd is.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte is gedagvaard voor de economische strafkamer van de rechtbank. De rechtbank overweegt dat verdachte primair wordt verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte (artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht) en subsidiair aan een overtreding op grond van artikel 16 Besluit bodemkwaliteit (zijnde een economisch delict). Het betreft in deze strafzaak een alternatieve tenlastelegging en niet een cumulatieve tenlastelegging. Uit de wet, de wetsgeschiedenis en uit de jurisprudentie volgt dat het primair ten laste gelegde bepaalt welk forum van de rechtbank bevoegd is van de tenlastelegging kennis te nemen. In deze zaak betreft het primair ten laste gelegde een commuun delict. Hieruit volgt dat de commune strafkamer van de rechtbank bevoegd is en niet de economische kamer van de rechtbank.
De rechtbank is in dit geval niet bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Artikel 348, 349 van het Wetboek van Strafrecht;
Artikelen 38 en 39 van de Wet op de economische delicten.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart de meervoudige economische strafkamer onbevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 1 oktober 2012.
4
Parketnummer: 01/995015-10
[bedrijf]