vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/992403-12
Datum uitspraak: 10 oktober 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1982],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 juni 2012 en 26 september 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 mei 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 26 september 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 augustus 2011 tot en met 23 maart 2012 te Eindhoven en/of elders in Nederland en/of Bulgarije, [slachtoffer 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen
betaling (sub 4)
[slachtoffer 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer 1] met of voor een derde,(sub 9)
Immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat het door haar met de prostitutiewerkzaamheden verdiende geld voor haar gespaard/bewaard zou worden en/of zou worden besteed aan het afbetalen van schulden van die [slachtoffer 1] en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) gedreigd te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] bewogen om zijn, verdachtes, naam in haar nek te laten tatoeëren en/of
- (de werkzaamheden van) die [slachtoffer 1] gecontroleerd, althans haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen om 15 uur per dag, althans een groot aantal uren per dag, prostitutiewerkzaamheden te verrichten en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan/af te dragen;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 mei 2010 tot en met 23 maart 2012, te Eindhoven en/of elders in Nederland en/of te Bulgarije en/of elders in Europa, [slachtoffer 1] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3);
(artikel 273f lid 1 sub 4, 9 en 3 Wetboek van Strafrecht)
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2011 tot en met 23 maart 2012, te Eindhoven en/of een of meer plaatsen in Nederland en/of Bulgarije, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meer hoeveelheid/hoeveelheden (contant) geld zijnde de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1], heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat/die voorwerp(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(artikel 420bis/quater van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsoverwegingen bij feiten 1 en 2.
De officier van justitie is van oordeel dat zowel het eerste als het tweede tenlastegelegde feit bewezen kan worden. De verdediging daarentegen stelt zich op het standpunt dat verdachte van beide feiten dient te worden vrijgesproken bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Volgens de verdediging kan niet meer worden vastgesteld dan dat verdachte een relatie had met een vrouw die kennelijk werkzaam was als prostituee.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt de volgende feiten en omstandigheden als uitgangspunt.1
Bij controles in april 2011 en op 4 en 17 augustus 2011 werd door het Prostitutie Controle Team op het [adres] [slachtoffer 1], geboren op [1983] te [geboorteplaats] aangetroffen, die aldaar werkzaam was in de raamprostitutie.2 Eén van de beheerders van het [adres], [persoon 1], heeft bij één van de controles in augustus 2011 tegenover leden van het Prostitutie Controle Team verklaard een slecht gevoel te hebben bij [slachtoffer 1]. Volgens [persoon 1] zou [slachtoffer 1] vaak gebeld worden door haar vriend en zou hij haar streng controleren.3
Op 23 maart 2012 werd door de politie een actie gehouden op het [adres]. Achter het raam op [adres] 10 werd [slachtoffer 1] aangetroffen.4
[slachtoffer 1] heeft op 23 maart 2012 verklaard dat zij woont op het [adres] nr. [nummer] te Eindhoven en daar werkzaam is. Ze betaalt de huur - € 130,-- per dag - aan[persoon 2]en soms aan [persoon 3]. Voordat ze op het [adres] ging werken, heeft ze in twee straten in Den Haag en op de Wallen in Amsterdam gewerkt.5 [slachtoffer 1] heeft op 27 maart 2012 verklaard dat zij in 2010 of 2011 naar Nederland is gekomen om in de prostitutie te werken en ongeveer een jaar in Eindhoven is. Zij heeft verdachte in Bulgarije leren kennen en kent hem al jaren. [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat zij een relatie heeft met verdachte, dat zij en verdachte sinds een jaar/ anderhalf jaar een stel zijn en dat zij tegen hem heeft verteld dat zij in de prostitutie werkt. Verdachte heeft dit niet snel na haar komst in Nederland begrepen; zij denkt dat dit 5 à 6 maanden heeft geduurd.6
Dat [slachtoffer 1] al in 2010 elders in Nederland in de prostitutie heeft gewerkt en verdachte al langer kende, vindt bevestiging in informatie uit de Basis Voorziening Handhaving van de politie Amsterdam-Amstelland. Zo werd op 19 november 2010 op de Oudezijds Achterburgwal 116 een zedencontrole, waarbij raamprostituees werden gecontroleerd, uitgevoerd. Hier werd [slachtoffer 1], geboren op [1983] te [geboorteplaats] aangetroffen. Zij verklaarde 2 maanden in Nederland te zijn en haalde een inschrijving Kamer Van Koophandel te voorschijn. Haar werkvisum was ingegaan op 18 september 2010. Op 29 november 2010 werd [slachtoffer 1] samen wandelend met verdachte gezien op de Warmoesstraat te Amsterdam. Verdachte en [slachtoffer 1] verklaarden elkaar te kennen uit Bulgarije.7
Uit vluchtgegevens verstrekt door [bedrijf] blijkt dat verdachte en [slachtoffer 1] op 19 april 2011 met het vliegtuig vanuit Sofia naar Eindhoven zijn gekomen.8
Vanaf 15 respectievelijk 21 maart 2012 zijn de bij [slachtoffer 1] en verdachte in gebruik zijnde telefoons uitgeluisterd.9 Voorts is het sms-verkeer tussen verdachte en [slachtoffer 1] uitgelezen.10
Uit de tapgesprekken en het sms-verkeer blijkt dat verdachte en [slachtoffer 1] (nagenoeg) dagelijks frequent contact hadden met elkaar. Uit de inhoud van de gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 1] komt naar het oordeel van de rechtbank voorts naar voren dat verdachte - anders dan hijzelf stelt - wist op welke locatie [slachtoffer 1] werkte en welke werkzaamheden zij daar uitvoerde, hetgeen aansluit op de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte wist dat zij als prostituee werkte. Zo reageert verdachte in een tapgesprek van 19 maart 2012 om 17.42.43 uur op de opmerking van [slachtoffer 1] dat de regel hier is dat er tot vier uur betaald moet worden, met de opmerking "En die andere hoeren dan, die al tien dagen niet kunnen betalen". Verdachte wist ook wat zij aan huur voor een raam moest betalen (130 euro) en aan wie de huur moest worden betaald ([persoon 2]).11 Verdachte heeft [slachtoffer 1] voorts meermalen 's nachts opgehaald van een plek nabij het [adres].12 Na de actiedag van 23 maart 2012 op het [adres] sms't verdachte diezelfde avond aan [slachtoffer 1]: "wis mijn nummer".13
De verklaring van verdachte dat hij nergens van op de hoogte was en dacht dat [slachtoffer 1] ergens in een massagesalon werkzaam was, acht de rechtbank dan ook - mede in het licht van de door verdachte zelf gestelde liefdesrelatie - geenszins aannemelijk.
Dat verdachte [slachtoffer 1] heeft gedwongen/bewogen om uren achtereen14 in de prostitutie te werken, dat hij haar werkzaamheden en verdiensten voortdurend controleerde en dat [slachtoffer 1] het geld dat zij verdiende aan verdachte moest afstaan, blijkt naar het oordeel van de rechtbank eveneens uit de tapgesprekken. [slachtoffer 1] zelf verklaart in haar verhoor bij de politie dat zij werkdagen maakte van 12.00 tot 00.30 uur.15 In een tapgesprek van 15 maart 2012 om 22.01.31 uur tussen [slachtoffer 1] en verdachte zegt [slachtoffer 1] dat er een vuile vieze dronken idioot kwam en dat ze het beu is, waarop verdachte zegt: "doe je best, want de tijd dringt" (...) "doe je best, sta rechtop".16 In een tapgesprek van 15 maart 2012 om 23.51.12 uur tussen [slachtoffer 1] en verdachte zegt verdachte "doe je best, je hebt nog twee uur, je kan er misschien nog 4, 5 krijgen".17 In een tapgesprek van 17 maart 2012 om 22.26.23 uur zegt [slachtoffer 1] tegen verdachte: "ik heb vandaag maar 90 euro (...) Het is doffe ellende", verdachte zegt tegen [slachtoffer 1]: "streef er toch naar 7, 8 (...) Als tijd is kom ik je halen.18 In een tapgesprek op 16 maart 2012 om 1.28.55 uur zegt verdachte tegen [slachtoffer 1]: "Nog 15, 20 minuten, doe je best, want ik moet morgen 60 voor het hotel betalen".19 In een tapgesprek op 19 maart 2012 om 18.31.48 uur tussen verdachte en [slachtoffer 1] zegt [slachtoffer 1]: "er is helemaal niemand in de straat", waarop verdachte zegt: "Ik moet de man 150 geven ... voor de auto moet ik nog 1500 geven.20 In een tapgesprek op 21 maart 2012 om 17.32.20 uur zegt verdachte tegen [slachtoffer 1]: "probeer maar 500, 600 te verdienen, anders redden we het niet".21 In een tapgesprek op 21 maart 2012 om 23.51.59 uur zegt verdachte tegen [slachtoffer 1]: "doe je best, tenminste nog 3,4,5, dan kunnen we ons redden".22
Uit de tapgesprekken blijkt eveneens dat [slachtoffer 1] door verdachte werd bedreigd en mishandeld. In een tapgesprek op 18 maart 2012 om 13.36.19 uur tussen verdachte en [slachtoffer 1] zegt verdachte: "als je vandaag weer ruzie gaat zoeken, kom ik daar en krijg je klappen, als je dat maar weet".23 Uit een tapgesprek op 22 maart 2012 om 15.32.43 uur tussen [slachtoffer 1] en verdachte wordt duidelijk dat de neus van [slachtoffer 1] bloedt en dat zij pijnstillers heeft genomen. Verdachte zegt dan: "het was niet mijn bedoeling om je te slaan (...) je werkte me op de zenuwen".24 Op 22 maart 2012 belt [slachtoffer 1] huilend met haar moeder en zegt dat haar neus bloedt en dat verdachte haar iedere dag slaat.25 In een tapgesprek later die dag zegt verdachte tegen [slachtoffer 1] "Hoe moet ik geloven dat je vandaag geen werk had? (...) Oke, ik zeg het je, kom vanavond met lege handen naar huis en we zien wat er gebeurt. Zoek geen ruzie".26
Het vorenstaande vindt bevestiging in de verklaring van [persoon 4], een collega-prostituee van [slachtoffer 1]. Zij verwijst op de actiedag van 23 maart 2012, wanneer haar wordt gevraagd naar voorbeelden van mensenhandel, naar het meisje op [adres] dat een kapotte neus zou hebben ([slachtoffer 1]). [persoon 4] heeft voorts in een gesprek met verbalisant [verbalisant] op 2 juli 2012 verklaard dat ze regelmatig telefoongesprekken tussen [slachtoffer 1] en verdachte mee heeft kunnen luisteren en dat ze hoorde dat verdachte 500 euro per dag van [slachtoffer 1] wilde hebben en als hij dat niet kreeg hij haar in elkaar zou slaan. Zij hoorde ook dat [slachtoffer 1] elke maand 5000 of 6000 euro aan verdachte moest geven, omdat hij een nieuwe Mercedes had gekocht die afbetaald moest worden.27
Voor de bewezenverklaring van het onder feit 1 als sub 4 en sub 9 van artikel 273f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht ten laste gelegde dient sprake te zijn van (één van) de in dit artikel genoemde middelen. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de hierboven genoemde feiten en omstandigheden volgt dat [slachtoffer 1] - die lange werkdagen maakte - voortdurend door verdachte werd aangespoord om nog meer te werken, opdat er ook meer geld binnenkwam. Verdachte haalde [slachtoffer 1] - als zij niet sliep op haar werkplek - na haar werk op en zij moest het geld dat zij in de prostitutie verdiende aan verdachte afstaan. [slachtoffer 1] sprak geen Nederlands en had in Nederland geen regulier verblijfsadres of sociaal netwerk. [slachtoffer 1] bevond zich ten opzichte van verdachte, met wie zij dacht een liefdesrelatie te hebben maar die haar daarentegen bedreigde en mishandelde, in een zeer kwetsbare positie, die sterk afweek van de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland verkeert. Verdachte heeft misbruik gemaakt van die kwetsbare positie en heeft voordeel getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] door haar te bewegen het door haar verdiende geld af te staan. Op grond van genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank het onder feit 1 als sub 4 en sub 9 van artikel 273f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Voor de bewezenverklaring van het onder feit 1 als sub 3 van artikel 273f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht ten laste gelegde volstaat reeds het enkel aanwerven of medenemen van een ander met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
Zoals hiervoor overwogen, heeft één van de beheerders van het [adres] in augustus 2011 zijn zorgen geuit omtrent [slachtoffer 1], waaruit logischerwijs valt af te leiden dat deze zorgen betrekking hebben op de periode daaraan voorafgaand. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding voor de veronderstelling dat de door de beheerder genoemde vriend van [slachtoffer 1], die haar vaak zou bellen en haar zou controleren, een ander dan verdachte betreft. Dit gegeven, in combinatie met het feit dat [slachtoffer 1] reeds in april 2011 bij een controle op het [adres] is aangetroffen, zij reeds in de periode daaraan voorafgaand, in ieder geval vanaf september 2010, (elders) in Nederland in de prostitutie werkzaam is geweest, zij al in november 2010 met verdachte in Nederland is gesignaleerd, het feit dat verdachte wist van haar prostitutiewerkzaamheden - in ieder geval vanaf maart 2011 (dit gezien de verklaring van [slachtoffer 1]: vijf tot zes maanden na haar komst in Nederland) - en ten slotte de nadien gebleken rol van verdachte in die prostitutiewerkzaamheden, brengen de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte, door met [slachtoffer 1] op 19 april 2011 van Bulgarije naar Eindhoven te vliegen, zich schuldig heeft gemaakt aan het in de periode van 1 april 2011 tot en met 23 maart 2012 medenemen van [slachtoffer 1] met het oogmerk haar in Nederland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie.
Voor de eveneens ten laste gelegde, daaraan voorafgaande periode van 26 mei 2010 tot 1 april 2011 bestaat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs, zodat verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Uit het bovenstaande blijkt dat verdachte kon beschikken over het geld dat [slachtoffer 1] met haar prostitutiewerkzaamheden verdiende. Verdachte heeft verklaard dat hij in auto's handelde. Hij kocht auto's in Nederland, betaalde de auto's steeds contant en exporteerde ze naar Bulgarije, waar hij ze verkocht. Hij verdiende daarmee ongeveer 2000 euro per maand.28
Bij de politie heeft verdachte niets verklaard over de herkomst van zijn geld, pas op zitting heeft hij verklaard wat hij per maand met de autohandel zou hebben verdiend. Enig bewijs hiervoor heeft verdachte echter niet aangedragen. Uit de tapgesprekken is duidelijk geworden dat verdachte [slachtoffer 1] voortdurend aanspoorde om meer geld te verdienen omdat hij haar inkomsten nodig had. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen is, in die zin dat verdachte het door het misdrijf onder 1 verkregen geld heeft witgewassen.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 01 augustus 2011 tot en met 23 maart 2012 te Eindhoven [slachtoffer 1] door dwang, geweld en andere feitelijkheden, en door dreiging met geweld en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
[slachtoffer 1] door dwang, geweld en andere feitelijkheden, en door dreiging met geweld en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met of voor een derde, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode:
- een liefdesrelatie onderhouden met voornoemde [slachtoffer 1] en
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen geslagen/gestompt en
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen gedreigd te slaan en/of te stompen en
- de werkzaamheden van die [slachtoffer 1] gecontroleerd, althans haar verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen om een groot aantal uren per dag, prostitutie-werkzaamheden te verrichten en
- die [slachtoffer 1] bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan;
in de periode van 1 april 2011 tot en met 23 maart 2012, te Bulgarije, [slachtoffer 1] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
op tijdstippen in de periode van 01 augustus 2011 tot en met 23 maart 2012, in Nederland en/of Bulgarije, telkens een voorwerp, te weten een hoeveelheid contant geld zijnde de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1], heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of omgezet, terwijl hij telkens wist, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Voor de feiten 1 en 2:
30 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft gehandeld uit puur winstbejag. Hij heeft geen enkele rekening gehouden met de persoonlijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer bevond zich in een afhankelijke positie ten opzichte van verdachte en was weinig weerbaar. Voorts heeft verdachte zich gedurende een langere tijd bezig gehouden met het witwassen van gelden. Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de criminele herkomst van gelden wordt verhuld.
In het voordeel van verdachte betrekt de rechtbank bij de strafmaat het feit dat verdachte een blanco strafblad in Nederland heeft.
De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie en de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Gelet op de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank het verzoek van de raadsman tot opheffing van de voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte afwijzen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 27, 57, 273f en 420bis Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
mensenhandel
T.a.v. feit 2:
witwassen, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis en onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.M. Spelt, voorzitter,
mr. M. Senden en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 10 oktober 2012.
Mr. R.J. Bokhorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde feiten maken deel uit van het eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, met dossiernummer 2012043037
2 Processen-verbaal bevindingen p. 98-99 en p. 163
3 Proces-verbaal bevindingen, p. 163
4 Proces-verbaal, p. 22
5 Verklaring [slachtoffer 1], p. 117-118
6 Verklaring [slachtoffer 1], p. 126-127
7 Proces-verbaal bevindingen, p. 891
8 Proces-verbaal bevindingen vluchtgegevens, p. 953
9 Processen-verbaal bevindingen afkomstig uit telecommunicatie, p. 620 ev respectievelijk p. 667 ev; zie ook proces-verbaal onderzoek identiteit/stemherkenning [slachtoffer 1], p.745-755 respectievelijk verdachte, p. 775-776
10 Proces-verbaal bevindingen p. 616 ev
11 Sms-verkeer p. 616 t/m 619 en Tapgesprekken p. 629-631
12 Tapgesprek p. 633. Zie ook verklaring [slachtoffer 1], p. 141 en 142
13 Sms p. 676
14 Tapgesprekken p. 628 en 744
15 Verklaring [slachtoffer 1], p. 118
16 Tapgesprek, p. 622
17 Tapgesprek, p. 622-623
18 Tapgesprek, p. 626
19 Tapgesprek, p. 647
20 Tapgesprek, p 657
21 Tapgesprek, p. 753
22 Tapgesprek, p. 748
23 Tapgesprek, p. 626-627
24 Tapgesprek, p. 740
25 Tapgesprek p. 761
26 Tapgesprek, p. 727
27 Verklaring [persoon 4] p. 124 en proces-verbaal bevindingen, p. 968-969
28 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2012