vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/845135-12
Datum uitspraak: 26 september 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
thans gedetineerd in de P.I. Breda - HvB De Boschpoort in Breda.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2012 (politierechter) en 12 september 2012 (meervoudige kamer).
De politierechter heeft op 18 juli 2012 de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 juni 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 13 april 2012 te Heeswijk, gemeente Bernheze, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (aan de [adres 1]) weg
te nemen een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n) en zich daarbij de toegang tot die
woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) van zijn/hun
gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking
en/of inklimming, een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en) heeft/hebben
geforceerd en/of (vervolgens) de woning is/zijn binnen gegaan en/of deze
woning heeft/hebben doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
[artikel 311/45 Wetboek van Strafrecht]
2. hij op of omstreeks 13 april 2012 te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (aan de [adres 2]) heeft weggenomen drie, althans een of meer laptops, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en / of inklimming, een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en)
heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) de woning is/zijn binnengegaan;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
3. hij in of omstreeks de periode van 13 april 2012 tot en met 14 april 2012 te
's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (aan de
[adres 3]) weg te nemen een of meer goed(eren) van zijn/hun gading,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de
toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een of meer
ra(a)m(en) heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) de woning is/zijn binnen
gegaan en/of deze woning heeft/hebben doorzocht, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 311/45 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Bij dit feit wordt de aangifte onvoldoende ondersteund door ander wettig bewijs.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1 en 2.
De rechtmatigheid van de aanhouding en het gebruik van het schoensporenonderzoek.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat de gevonden schoensporen op het adres [adres 1] te [woonplaats] en op het adres [adres 2] te [woonplaats] overeenkomen met het profiel van de oranje-witte Nike schoenen die verdachte bij zijn aanhouding op 13 april 2012 aanhad en baseert zich daarbij op een deskundigenverklaring van de afdeling schoen- en bandensporen van de Forensisch Technische Opsporing van de regiopolitie Brabant Noord. De gevonden schoensporen op genoemde adressen zijn vergeleken met de schoenen van verdachte die in beslag zijn genomen na diens aanhouding en leverden een match daarmee op.
Ten aanzien van het bij de aanhouding gebruikte geweld loopt een onderzoek van de Rijksrecherche, waarvan de uitkomst nog niet bekend is. De vraag die daarbij aan de orde kan zijn, is of het gebruikte geweld (verdachte werd neergeschoten op de vlucht) disproportioneel was of in strijd met de ambtsinstructie van de politie. De officier van justitie gaat in op mogelijke consequenties van de uitkomsten van dit onderzoek. Hij stelt dat het gebruikte geweld niet dusdanig was dat er sprake zou moeten zijn van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Voorts meent de officier van justitie dat - ook al zou sprake zijn geweest van disproportioneel geweld - dit niet tot onrechtmatig verkregen bewijs (de schoenen van verdachte en na vergelijking met de gevonden sporen, de schoensporen match) leidt. Ten slotte beargumenteert de officier van justitie dat een eventuele disproportionaliteit in de geweldsuitoefening buiten onderhavige procedure op de voet van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering kan worden 'hersteld' door middel van schadevergoeding en het doen van aangifte jegens de agent die het schot loste.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het gebruik van het vuurwapen door de betreffende politieagent en bijgevolg de aanhouding van verdachte onrechtmatig waren. Het gebruik van het vuurwapen mag volgens de ambtsinstructie ter aanhouding van iemand die zich aan zijn aanhouding tracht te onttrekken. Nu verdachte nog niet fysiek was vastgepakt, noch hem was medegedeeld dat hij was aangehouden in combinatie met enige feitelijke macht anders dan door vastpakken, was nog geen sprake van een aanhouding van verdachte, en dus ook niet van het trachten zich daaraan te onttrekken. Het gebruik van het vuurwapen door de politieagent was mitsdien ongeoorloofd. Evenmin is bij het toegepaste geweld voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit in de zin van artikel 8 van de Politiewet 1993, waardoor het gebruik van het vuurwapen en bijgevolg de aanhouding van verdachte onrechtmatig was, hetgeen een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering oplevert dat niet meer kan worden hersteld. Dit vormverzuim dient primair te leiden tot bewijsuitsluiting en subsidiair tot strafvermindering. De bij verdachte in beslag genomen schoenen en de match daarvan met de aangetroffen schoensporen bij de feiten 1 en 2 kunnen - gelet op het primair gestelde - derhalve niet meewegen in de bewijsvoering.
Voorts stelt de raadsman dat de uitkomsten van het schoensporenonderzoek voor het bewijs moeten worden uitgesloten, aangezien het onderzoek is uitgevoerd door een deskundige in opleiding, waarvan niet bekend is hoe ver deze in zijn opleiding is en over welke kennis, vaardigheden en ervaring hij al dan niet beschikt. De deugdelijkheid van het onderzoek is daarmee niet gewaarborgd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de aanhouding onrechtmatig was en dat de daarbij in beslag genomen schoenen niet kunnen bijdragen aan het bewijs. Ook wordt het verweer verworpen dat het door de deskundige in opleiding opgestelde rapport niet bij de bewijsvoering kan worden betrokken.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte bevond zich toen hij in zijn been werd geschoten in de tuin van perceel [adres 1] te [woonplaats], alwaar zojuist in de woning was ingebroken en waarbij personen waren gesignaleerd. Verdachte was gesommeerd: "Politie! Staan blijven", waarop verdachte richting de schutting rende en aanstalten maakte om daar overheen te klimmen, waarna hij andermaal werd gesommeerd: "Staan blijven of ik schiet". Eerst toen verdachte daaraan geen gehoor gaf maar verder ging met zijn klimbeweging en zijn handen op de rand van de schutting plaatste om een opdrukkende beweging te maken werd verdachte ter aanhouding in zijn been geschoten.
Gelet op de aangetroffen situatie heeft de politie rechtmatig verdachte kunnen aanhouden als verdachte in de juist daarvoor gepleegde inbraak. De omstandigheid dat - nadat verdachte luid en duidelijk was gesommeerd te blijven staan omdat anders zou worden geschoten - hij doorging met zijn vluchtpoging, maakt dat sprake was van de situatie dat verdachte evident niet langer de vrijheid had te gaan en staan waar hij wilde, en hij zich aan zijn aanhouding trachtte te onttrekken. De rechtbank ziet geen aanleiding de op zichzelf bezien rechtmatige aanhouding alsnog onrechtmatig te achten op de grond van het door de politie daarbij gehanteerde geweld. De rechtbank onderkent hierbij dat dit geweld aanzienlijk te noemen is, en ziet hierin wel aanleiding tot een matiging van de straf als na te melden.
Gelet op het voorgaande zijn de schoenen van verdachte niet aan te merken als de vruchten van een onrechtmatige aanhouding, zodat de vergelijking met de aangetroffen schoensporen kan bijdragen tot het bewijs.
De rechtbank verwerpt het standpunt van de verdediging dat de uitkomsten van het schoensporenonderzoek van het bewijs moeten worden uitgesloten op de enkele grond dat de onderzoeker nog in opleiding is waardoor de deugdelijkheid van het onderzoek niet vaststaat. De rechtbank stelt vast dat geen concrete feiten zijn aangevoerd waaruit de vermeende ondeugdelijkheid zou kunnen blijken. De rechtbank heeft in de inhoudelijke rapportage voorts geen aanwijzingen kunnen vinden die aanleiding zouden dienen te vormen voor twijfel aan de uitkomsten daarin, zodat dit proces-verbaal kan worden betrokken bij de bewijsvoering.
Het bewijs voor feit 1:
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 14 april 2012 doet aangever [slachtoffer 1] aangifte van een poging tot inbraak uit zijn woning, gelegen aan de [adres 1] in Heeswijk, gemeente Bernheze. Dit feit is gepleegd op 13 april 2012 tussen 23.30 uur en 23.40 uur. Daartoe waren ramen en een deur geforceerd en de woning was doorzocht. Niet is gebleken dat er iets uit de woning was weggenomen. Aan niemand was het recht of de toestemming verleend om dit feit te plegen (verklaring aangever [slachtoffer 1], p. 120 tot en met 123 van het politiedossier).
De getuige [getuige] verklaart op 14 april 2012 bij de politie dat hij op 13 april 2012 omstreeks 23.15 uur in de woning van zijn buren, gelegen aan de [adres 1] in Heeswijk, een persoon bezig zag met het uitruimen van een lade van een kast. Verder zag hij in die woning de schimmen van een tweede persoon (verklaring getuige [getuige], p. 140 tot en met 143 van het politiedossier).
Uit een proces-verbaal sporenonderzoek blijkt dat in de woning, gelegen aan de [adres 1] in Heeswijk. onder meer schoensporen van twee verschillende schoensporen (blokprofiel en zig-zagprofiel) zijn aangetroffen en dat die aangetroffen schoensporen alsmede de schoenen van verdachte zijn aangeboden aan de afdeling schoen- en bandensporen van de Forensisch Technische Opsporing van de regiopolitie Brabant-Noord (relaas verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], p. 151 tot en met 159 van het politiedossier).
Uit het proces-verbaal van de Forensisch Technische Opsporing van de politie Brabant-Noord blijkt na een vergelijkend schoensporenonderzoek naar aanleiding van genoemde woninginbraak in Heeswijk-Dinhter op 13 april 2012:
- een van de schoensporen is waarschijnlijk veroorzaakt met de rechterschoen van verdachte;
- een ander schoenspoor is zeer waarschijnlijk veroorzaakt met de rechterschoen van verdachte;
(relaas verbalisant [verbalisant 3], p. 223 tot en met 239 van het politiedossier).
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij zich op 13 april 2012 te omstreeks 23.30 uur bevond in de tuin behorend bij de woning, gelegen aan de [adres 1] in Heeswijk en daar wilde vluchten voor de politie (verklaring verdachte, proces-verbaal ter terechtzitting van 12 september 2012).
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Zij betrekt daarbij nog het feit dat verdachte op geen enkel moment enige redelijke verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in de bewuste tuin en waarom hij voor de politie wilde vluchten.
Het bewijs voor feit 2:
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 13 april 2012 doet aangever [slachtoffer 2] aangifte van een inbraak in zijn woning, gelegen aan de [adres 2] in Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel. Dit feit is gepleegd op 13 april 2012 tussen 19.30 uur en 23.40 uur. Daartoe was een raam geforceerd en er waren drie laptops weggenomen. Aan niemand was het recht of de toestemming verleend om dit feit te plegen (verklaring aangever [slachtoffer 2], p. 406 tot en met 408 van het politiedossier).
Uit een proces-verbaal sporenonderzoek blijkt dat in de woning, gelegen aan de [adres 2] in Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel onder meer drie uitgaande schoensporen zijn aangetroffen en dat die aangetroffen schoensporen zullen worden aangeboden aan de daarvoor bestemde instanties en/of deskundigen (relaas verbalisant [verbalisant 4], p. 409 tot en met 411 van het politiedossier).
Uit een proces-verbaal van de Forensisch Technische Opsporing van de politie Brabant-Noord blijkt dat na een vergelijkend schoensporenonderzoek naar aanleiding van genoemde woninginbraak in Den Dungen op 13 april 2012:
een van de aangetroffen schoensporen is veroorzaakt met de rechterschoen van verdachte;
(relaas verbalisant [verbalisant 3], p. 223 tot en met 239 van het politiedossier).
Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat er bij deze inbraak schoensporen waren veiliggesteld. Gezien het feit dat er bij de inbraak in Heeswijk-Dinther (rechtbank: feit 1) eveneens meerdere schoensporen waren aangetroffen, werden deze schoensporen door verbalisant vergeleken. Bij de inbraak in Heeswijk-Dinther werden onder meer een schoenspoorprofiel met een blokprofiel en een schoenspoorprofiel met een zigzagprofiel veiliggesteld. Door een verbalisant werd gesteld dat de schoensporen welke werden aangetroffen bij de woninginbraak aan de [adres 2] in Den Dungen, te weten het spoor met het blokprofiel en het spoor met het zigzagprofiel soortgelijk zijn aan de sporen zoals aangetroffen bij de inbraak in Heeswijk-Dinther (relaas verbalisant [verbalisant 5], p. 265 tot en met 267 van het politiedossier).
Uit een proces-verbaal sporenonderzoek blijkt dat in de omgeving van de inbraak zoals bewezenverklaard onder feit 1 een personenauto werd aangetroffen. Daarbij werd een flesje frisdrank aangetroffen ([nummer 1]). Bij onderzoek werden daarop dactyloscopische sporen aangetroffen en het flesje is overgedragen voor nader onderzoek (relaas verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], p. 151 tot en met 159 van het politiedossier).
Uit een aanvullend proces-verbaal met nummer [nummer 2] blijkt dat het dactyloscopisch spoor op goednummer [nummer 1] werd geïdentificeerd op de dactyloscopisch gegevens van verdachte [verdachte] (relaas verbalisant [verbalisant 6], p. 1 en 2 van dit proces-verbaal)
Uit een proces-verbaal sporenonderzoek blijkt dat in genoemde auto onder meer drie laptops zijn aangetroffen (relaas verbalisant [verbalisant 7], p 198 tot en met 202 van het politiedossier).
Uit een samenvattend proces-verbaal blijkt dat de in die auto aangetroffen laptops waren gestolen bij deze inbraak in Den Dungen (relaas verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 48 van het politiedossier).
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 2 tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Zij betrekt daarbij nog het feit dat verdachte geen redelijke verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn dactylosopisch spoor op het flesje frisdrank dat is gevonden bij de auto waar de gestolen laptops in lagen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 13 april 2012 te Heeswijk, gemeente Bernheze, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (aan de [adres 1]) weg te nemen een of meer goed(eren) van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 1], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, ramen en een deur heeft
geforceerd en vervolgens de woning is binnen gegaan en deze woning heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 13 april 2012 te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (aan de [adres 2]) heeft weggenomen drie laptops, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij
verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en daartoe een raam hebben geforceerd en vervolgens de woning zijn binnengegaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie betrekt daarbij de ernst en de aard van de feiten, de recidive en de inbreuk op de privacy van de slachtoffers, alsook de calculerende proceshouding van verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair matiging van de straf en zo spoedig mogelijk opheffing van de voorlopige hechtenis.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- verdachte werd eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld;
- de door verdachte gepleegde strafbare feiten veroorzaken grote onrust in de plaatselijke gemeenschap;
- verdachte ziet de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed kennelijk niet dan wel onvoldoende in;
- de mate van het leed dat aan de slachtoffers is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer;
- verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden;
- verdachte is kennelijk niet of onvoldoende bereid zijn crimineel gedrag te veranderen.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid in het voordeel van verdachte:
- verdachte is bij zijn aanhouding neergeschoten en daarbij in zijn bovenbeen getroffen. Ter terechtzitting bleek dat verdachte ook na 5 maanden nog de gevolgen ondervindt van het daarbij ontstane letsel. Zonder daarmee direct of indirect uitspraak te doen ten aanzien van de rechtmatigheid of proportionaliteit van het toegepaste geweld door de betreffende politieagent - dit onderzoek is immers nog gaande - acht de rechtbank het gepast de leedtoevoeging en de gevolgen daarvan mee te wegen in de strafmaat. De rechtbank zal dan ook een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 45, 57, 310, 311.
Voorlopige hechtenis.
De rechtbank zal, gelet op na te melden strafoplegging, het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 3 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
t.a.v. feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1 en feit 2:
een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.Th. van Vliet, voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. P.T. Heblij, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 26 september 2012.
10
Parketnummer: 01/845135-12
[verdachte]