ECLI:NL:RBSHE:2012:BX7915

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/1112
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen tenuitvoerlegging van een dwangbevel van de officier van justitie te Leeuwarden

Deze beschikking betreft het op 20 februari 2012 ter griffie van de Rechtbank 's-Hertogenbosch ingekomen verzetschrift in de zaak met kenmerk 12/1112, ingediend door [veroordeelde]. Op 27 september 2010 is [veroordeelde] veroordeeld tot betaling van een schadevergoedingsmaatregel van 1199 euro, hoofdelijk opgelegd met twee medeveroordeelden. Het vonnis is ter executie overgedragen aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden, dat aanvankelijk bepaalde dat de schadevergoedingsmaatregel op 5 juli 2011 voldaan diende te zijn. Op 16 juni 2011 heeft de moeder van [veroordeelde] een bedrag van 400 euro betaald aan het CJIB. Het verzet is gericht tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel van de officier van justitie te Leeuwarden.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken die op deze zaak betrekking hebben. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het verzet. Het verzet is tijdig gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan [veroordeelde] een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd als bedoeld in art. 36f van het Wetboek van Strafrecht. Bij de behandeling ter zitting op 17 augustus 2012 is namens [veroordeelde] een brief overgelegd van deurwaarder Stalman en Rijken te Den Bosch, waaruit blijkt dat het CJIB een betalingsregeling had afgesproken met de andere veroordeelden en dat het gehele bedrag op 2 november 2011 volledig is ontvangen door het CJIB.

De rechtbank verklaart het verzet gegrond en vernietigt het dwangbevel. De beslissing is gegeven door mr. W.A.F. Damen, rechter, in tegenwoordigheid van G.F.J. Groenendaal, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 augustus 2012. De rechtbank oordeelt dat [veroordeelde] er op mocht rekenen dat door betaling van zijn derde deel van de schadevergoedingsmaatregel, hij aan zijn verplichtingen had voldaan, totdat de andere medeveroordeelden ook hun verplichtingen zouden nakomen. Het CJIB had niet in redelijkheid kunnen stellen dat het restant van 800 euro voor tenuitvoerlegging vatbaar was, waardoor het dwangbevel niet in stand kan blijven.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH sector strafrecht
Kenmerk 12/1112
Cjibnr. 600145693
Deze beschikking betreft het op 20 februari 2012 ter griffie van bovengenoemde rechtbank ingekomen verzetschrift in de zaak met bovenvermeld kenmerk, ingediend door:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende te [woonplaats], [adres] b.
Inleiding
Op 27 september 2010 is [veroordeelde], voor zover hier van belang, veroordeeld tot betaling van een schadevergoedingsmaatregel. De opgelegde maatregel bedroeg 1199 euro, en was hoofdelijk opgelegd met twee medeveroordeelden.
Het vonnis is ter executie overgedragen aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (verder: CJIB) te Leeuwarden.
Aanvankelijk is door het CJIB bepaald dat de schadevergoedingsmaatregel op 5 juli 2011 diende te zijn voldaan. Op 16 juni 2011 heeft (de moeder van) [veroordeelde] een bedrag van 400 euro betaald aan het CJIB.
Het verzet is gericht tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel van de officier van justitie te Leeuwarden.
Het dwangbevel is door de officier van justitie te Leeuwarden uitgevaardigd omdat, in de visie van het CJIB, veroordeelde niet tijdig de gehele schadevergoedingsmaatregel niet tijdig heeft betaald. Dit leidt er toe dat de op grond van artikel 24b van het Wetboek van Strafrecht verhogingen zijn opgelegd. Veroordeelde heeft deze bedragen niet tijdig voldaan., zodat aansluitend een dwangbevel is uitgevaardigd.
Dit alles heeft in totaal heeft geleid tot een vordering van euro 342,47 op veroordeelde (bedrag wettelijke verhoging, vermeerderd met incassokosten).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken die op deze zaak betrekking hebben.
Op 17 augustus 2012 is het bezwaarschrift in openbare raadkamer behandeld.
De moeder van veroordeelde is verschenen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het verzet.
De beoordeling
Het verzet is tijdig gedaan.
Aan verdachte is een schadevergoedingsmaatregel opgelegde als bedoeld in art. 36f van het Wetboek van Strafrecht. In lid 4 van art. 36f van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de wettelijke verhogingen van art. 24b van het Wetboek van Strafrecht van overeenkomstige toepassing op de schadevergoedingsmaatregel.
Bij de behandeling ter zitting op 17 augustus is namens veroordeelde een brief overgelegd van deurwaarder Stalman en Rijken te Den Bosch d.d. 29 december 2011. Uit deze brief blijkt dat het CJIB een betalingsregeling had afgesproken met de twee andere veroordeelden, en dat het gehele bedrag op 2 november 2011 volledig is ontvangen door het CJIB.
In deze zaak is namens veroordeelde tijdig een derde deel van opgelegde schadevergoedingsmaatregel betaald. Het CJIB had met de andere twee veroordeelden een betalingsregeling afgesproken, ook ieder voor een derde gedeelte. Het CJIB wist dus dat die bedragen niet op de aanvankelijk bepaalde datum betaald zouden zijn.
Tegelijk mocht veroordeelde [veroordeelde] er op rekenen dat door betaling van "zijn" derde deel van het bedrag hij, in elk geval vooralsnog, geheel voldaan had aan de schadevergoedingsmaatregel. Dit zou immers pas anders worden indien (een van) de andere (hoofdelijk veroordeelde) mededader(s) niet zou voldoen aan zijn/hun betalingsverplichting. Indien dat zou zijn gebeurd, dan had het CJIB de mogelijkheid gehad om [veroordeelde] aanvullend aan te spreken. Echter, tot dat moment kan niet in redelijkheid worden gesteld dat het restant (euro 800) voor tenuitvoerlegging op [veroordeelde] vatbaar was, zodat de regeling van art. 24b (aanmaning en wettelijke verhogingen) niet toegepast had mogen worden. Het dwangbevel dat uitgaat van een ander standpunt kan dus niet in stand blijven.
De beslissing
De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Vernietigt het dwangbevel.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.A.F. Damen, rechter, in tegenwoordigheid van
G.F.J. Groenendaal, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 augustus 2012