RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 september 2012 in de zaak tussen
[eiseres], en haar vennoten
[vennoot 1],
[vennoot 2],
te Mierlo,
eiseres,
(gemachtigde: Y.M. van der Meulen-Krouwel),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo, verweerder,
(gemachtigden: B.A. Brugman en J. van den Borne.
Bij besluit van 16 augustus 2010 heeft verweerder eiseres gelast om het handelen in strijd met artikel 2.17 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het zogenoemde Activiteitenbesluit) te staken en gestaakt te worden op straffe van een dwangsom van € 1.000 per overtreding met een maximum van € 10.000.
Bij afzonderlijke besluiten van 24 maart 2011, 23 mei 2011 en van 26 mei 2011, heeft verweerder vastgesteld dat eiseres op grond van overtreding van de aanschrijving van 16 augustus 2010 steeds een dwangsom van € 1.000 heeft verbeurd en besloten tot invordering van de verbeurde dwangsommen over te gaan.
Tegen deze invorderingsbesluiten heeft eiseres bezwaar gemaakt. Bij besluit van 19 juli 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiseres conform het advies van de commissie opgegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 31 augustus 2011 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de Stichting Advisering bestuursrechtspraak (StAB) verzocht advies uit te brengen. Het advies van de StAB dateert van 14 februari 2012. Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben partijen hier op gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2012. Eiseres is verschenen bij haar vennoten, vergezeld van [een adviseur]. Verweerder is verschenen bij gemachtigden.
Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. De inrichting is een grand café/restaurant met terras in het centrum van Mierlo. De inrichting is in 2006 geopend. De inrichting is gelegen op de begane grond van een appartementengebouw. Direct boven de inrichting bevinden zich vier appartementen. In de directe omgeving bevinden zich woningen, winkels en enkele andere horecagelegenheden. Aan de overzijde van de Dorpsstraat, tegenover de in- en uitgang van het café, bevinden zich woningen. Deze woningen zijn gelegen boven een winkelgalerij. Direct naast en ten noorden van de inrichtingen bevinden zich woningen aan de Molenhoek.
2.1 Het besluit van 24 maart 2011 is gebaseerd op geluidmetingen van SRE milieudienst in de nacht van 3 op 4 maart 2011 tussen 23.45 en 1.20. De geluidsmetingen zijn verricht aan de zijgevel van het appartement (zijde Molenhoek) en in de woning Dorpstraat 153. Op de zijgevel zijn twee geluidsmetingen verricht en is tweemaal 20 dB(A) aan overschrijdingen geconstateerd. Inpandig zijn vijf metingen verricht en vijfmaal een overschrijding geconstateerd die variëren tussen 15-20 dB(A). Verweerder heeft op basis van de rapportage van SRE vastgesteld dat niet is voldaan aan de last en dat de dwangsom van rechtswege is verbeurd en is tot invordering overgegaan.
2.2 Het besluit van 23 mei 2011 is gebaseerd op geluidmetingen van SRE milieudienst die in de nacht van 26 maart 2011 tussen 00:00 en 00:40 geluidsmetingen zijn verricht in de Molenhoek op circa 45 meter afstand van het café. Er zijn drie metingen verricht waarbij een overschrijding is geconstateerd variërend tussen 9-10 dB(A). Op basis hiervan heeft verweerder besloten tot invordering over te gaan.
2.3 Het besluit van 26 mei 2011 is gebaseerd op geluidmetingen van SRE milieudienst in de nacht op 22 mei 2011 tussen 00.52 en 01.09 geluidsmetingen zijn verricht tegen hoogte van de voorgevel van de Marskramer, Dorpstraat 162. Er zijn drie metingen verricht, waarbij een overschrijding is geconstateerd variërend tussen 4-5 dB(A). Op basis hiervan heeft verweerder besloten tot invordering over te gaan.
2.4 In het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven dat de metingen ten grondslag kunnen worden gelegd aan de invorderingsbeschikkingen en dat er geen gebreken aan kleven.
3. Eiseres heeft (kort samengevat) bestreden dat overtredingen op genoemde data hebben plaatsgevonden. Volgens eiseres zijn de geluidsmetingen van SRE Milieudienst ondeugdelijk en uitgevoerd in strijd met de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai (verder: de Handleiding). Ter onderbouwing heeft eiseres verwezen naar een advies van 28 augustus 2011 van [de adviseur]. Eiseres heeft voorts verwezen naar akoestisch rapporten van adviesbureau Grouls van 2009 en 2010, opgesteld in opdracht van eiseres, waarin is onderzocht bij welk muziekniveau de inrichting aan de voorschriften in het Activiteitenbesluit kan voldoen en waarbij de niet verzegelde geluidbegrenzer op de installatie is afgeregeld.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, van het Activiteitenbesluit worden het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding. De rechtbank stelt voorop dat, indien de geluidmetingen –en berekeningen die door verweerder ten grondslag zijn gelegd aan het bestreden besluit zijn verricht conform de Handleiding, eiseres aannemelijk zal moeten maken dat desondanks de uitkomsten daarvan niet representatief zijn voor de toen door de inrichting veroorzaakte geluidsbelasting. Indien de geluidmetingen –en berekeningen niet zijn verricht conform de Handleiding, zal verweerder gemotiveerd uiteen dienen te zetten waarom desondanks sprake is van een uitkomst die representatief is voor de veroorzaakte geluidbelasting, althans dat aannemelijk is dat sprake is (geweest) van een overschrijding van de geldende geluidvoorschriften.
6. Desgevraagd is van de zijde van verweerder aan de StAB medegedeeld dat de metingen en berekeningen zijn verricht conform methode II.1 van de Handleiding. Verweerder is in de gelegenheid gesteld te reageren op het conceptadvies van de StAB en heeft hierover geen opmerkingen gemaakt. Pas op 4 juni 2012 heeft verweerder in de reactie op het definitieve advies van de StAB aangegeven dat de metingen die ten grondslag hebben gelegen aan de eerste twee besluiten, niet zijn uitgevoerd volgens methode II.1 van de Handleiding maar conform methode I.1 van de Handleiding. De rechtbank is van oordeel dat het aanvoeren van dit argument in dit stadium van de procedure, in strijd is met een goede procesorde. Het had op de weg van verweerder gelegen dit kenbaar te maken in de reactie op het conceptrapport zodat de StAB dit argument had kunnen betrekken in het definitieve rapport. De rechtbank gaat daarom voorbij aan dit argument.
7. Naar aanleiding van de verwijzing van eiseres naar rapporten van Adviesbureau Grouls overweegt de rechtbank dat in dit geschil aan de orde is of verweerder de meetverslagen van de door SRE milieudienst uitgevoerde metingen ten grondslag heeft kunnen leggen aan de besluiten tot invordering. Op basis van de ingebrachte rapporten van adviesbureau Grouls kan deze vraag niet worden beantwoord. Hoewel uit deze rapporten blijkt dat bij een muziekgeluidsniveau van 85 dB(A) in de bovenwoningen aan de Dorpsstraat voldaan kan worden aan de ingevolge het Activiteitenbesluit geldende grenswaarde in de nachtperiode, volgt volgens de StAB uit deze rapporten niet dat er in geen geval sprake geweest kan zijn van een overschrijding. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat de omstandigheden ten tijde van het opstellen van deze rapporten gelijk waren aan de omstandigheden ten tijde van de geluidmetingen en evenmin of de geluidbegrenzer in werking was. Hetgeen eiseres in reactie op het concept deskundigenbericht naar voren heeft gebracht geeft geen aanleiding om in zoverre aan de juistheid van het deskundigenbericht te twijfelen. De rechtbank gaat in zoverre voorbij aan de rapporten van Adviesbureau Grouls. Deze beroepsgrond faalt.
8.1 Eiseres heeft aangevoerd dat in de meetverslagen niet is aangegeven op welke locaties is gemeten en dat een plattegrond ontbreekt. Volgens verweerder is in de verslagen voldoende duidelijk weergegeven waar is gemeten.
8.2 De StAB stelt vast dat op basis van de omschrijvingen in de meetverslagen kan worden getraceerd waar de metingen zijn verricht. Wat betreft de meting van 22 mei 2011 is vermeld dat deze feitelijk is uitgevoerd voor een winkel die geen geluidgevoelig object is, maar gelet op de omstandigheden ter plaatse is deze meetlocatie ook representatief voor de woningen boven deze winkel.
8.3 In hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen aanleiding om in zoverre aan de juistheid van het deskundigenbericht te twijfelen. De verwijzing van eiseres ter zitting naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 29 april 2009, LJN: BI2934 en naar een arrest van het Gerechtshof
’s-Hertogenbosch van 16 december 2011, daargelaten dat dit in een zeer laat stadium van de procedure is gedaan, is onvoldoende omdat zeer onwaarschijnlijk is dat de omstandigheden ter plaatse, zoals deze door de StAB zijn vastgesteld identiek zijn aan de omstandigheden in deze uitspraak. Ofschoon het aanbeveling geniet om een plattegrond te voegen bij de meetverslagen teneinde te kunnen vaststellen waar de metingen zijn verricht, acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat in zoverre een representatieve meting van de geluidsbelasting heeft plaatsgevonden. Deze beroepsgrond faalt.
9.1 Eiseres heeft gesteld dat ten onrechte de nagalmtijd niet is gemeten bij de metingen van 3 op 4 maart 2011 in de aanpandige woning, dat de meetresultaten dus niet daarvoor zijn gecorrigeerd en dat er evenmin een logoritmisch gemiddelde is bepaald. Volgens verweerder hoeft de nagalmtijd niet te worden vastgesteld op basis van de Handleiding. In het algemeen bedraagt de nagalmtijd 0,5 seconde in een normale woonkamer.
9.2 Bij een zogenaamde binnengeluidsmeting dienen op basis van de Handleiding (paragraaf 6.6 module A) de afmetingen en nagalmtijd van de ruimte te worden vermeld. Bij een nagalmtijd langer dan 0,5 seconde, dient de gemeten waarde daarvoor te worden gecorrigeerd. De wijze waarop de nagalmtijd moet worden vastgesteld wordt niet in de Handleiding aangegeven. De StAB acht het aannemelijk dat de nagalmtijd in onderhavige gevallen binnen de gangbare bandbreedte van 0,4 tot 0,6 bedraagt en dat de correcties in de orde van grootte van -1 dB tot +0,8 dB(A) liggen, hetgeen aansluit bij de door adviesbureau Grouls genoemde nagalmtijd van 0,5 seconde. De StAB stelt eveneens vast dat de binnengeluidsmetingen niet energetisch zijn gemiddeld. Dit leidt volgens de StAB echter niet tot een andere conclusie.
9.3 Naar het oordeel van de rechtbank is de kritiek van eiseres op het concept deskundigenbericht door de StAB in het definitieve deskundigenbericht voldoende weerlegd. Hetgeen eiseres daarna naar voren heeft gebracht is algemeen van aard, in die zin dat het haar opvatting bevat over de wijze waarop in het algemeen voor nagalmtijd moet worden gecorrigeerd, die zij stelt tegenover de opvatting van de StAB. Het vormt voor de rechtbank geen aanleiding om in zoverre aan de juistheid van het deskundigenbericht te twijfelen. Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de correctie voor nagalmtijd - 7 dB(A) dient te bedragen. Nu de rechtbank de conclusies van de StAB deelt, heeft verweerder een nagalmtijd van 0,5 seconde mogen toepassen en – overeenkomstig de Handleiding – een correctie voor nagalmtijd niet noodzakelijk mogen achten. Deze beroepsgrond faalt.
10.1 Eiseres heeft aangevoerd dat ten onrechte geen correctie van het stoorgeluid heeft plaatsgevonden. Bij binnengeluidsmetingen kan stoorgeluid optreden vanwege installaties in de woning. De inschatting van stoorgeluid bij de overige geluidmetingen is arbitrair. Verweerder heeft gesteld dat het muziekgeluid bij de binnengeluidsmetingen duidelijk waarneembaar was en dat daarom geen rekening is gehouden met stoorgeluid. Wat betreft de meting van 3 op 4 maart 2011 is de gemeten overschrijding zo hoog dat het stoorgeluid aan de zijgevel van de maatgevende woning niet is gemeten. Voor de meting op 26 maart 2011 is gekozen voor een inschatting met een veilige marge waarbij de metingen bij hoorbaar stemgeluid zoveel mogelijk zijn gepauzeerd. Bij de meting op 22 mei 2011 is het stoorgeluid wel gemeten en heeft een correctie plaatsgevonden.
10.2 De Handleiding hanteert als uitgangspunt dat stoorgeluid zoveel mogelijk dient te worden vermeden en dat, als dit niet kan, de methoden in de Handleiding de mogelijkheid bieden voor een correctie.
10.3 De StAB stelt vast dat alleen op 22 mei 2011 een meting van het stoorgeluid heeft plaatsgevonden op de wijze zoals voorgeschreven door de Handleiding en dat in de overige gevallen het stoorgeluid slechts is ingeschat waardoor niet in alle gevallen is uit te sluiten dat de meetresultaten door stoorgeluid zijn beïnvloed. Achteraf is niet vast te stellen of en, zo ja in welke mate, sprake is geweest van stoorgeluid. De StAB acht het zeer waarschijnlijk dat bij de binnengeluidsmeting stoorgeluid binnen de woning de metingen heeft beïnvloed. De StAB acht het voorts onwaarschijnlijk dat bij de meting op het balkon op 3 op 4 maart 2011 verstoring door achtergrondgeluid aan de orde is geweest.
10.4 De rechtbank is van oordeel dat de buitengeluidsmetingen van 3 op 4 maart en op 26 maart 2011 niet hebben plaatsgevonden conform de Handleiding omdat het stoorgeluid niet is vastgesteld. Door bij de meting op 26 maart 2011 te volstaan met een inschatting van het stoorgeluid tot de maximaal toelaatbare waarde, is niet na te gaan of de op basis van die metingen berekende geluidsbelasting representatief is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom in dit geval het stoorgeluid niet door middel van een meting kon worden vastgesteld zoals wel is gebeurd bij de meting van 21 mei 2011. In zoverre slaagt deze grond.
Verweerder heeft eveneens onvoldoende onderbouwd dat de binnengeluidsmeting van 3 op 4 maart 2011 een representatieve uitkomsten bevat . Hetgeen verweerder naar voren heeft gebracht geeft echter geen aanleiding om in zoverre aan de juistheid van het deskundigenbericht te twijfelen. Weliswaar heeft geen meting van het stoorgeluid plaatsgevonden bij de buitenmeting van 3 op 4 maart 2011 en acht de rechtbank de totale afwezigheid van stoorgeluid niet waarschijnlijk, maar de conclusie van de StAB dat gelet op de gemeten geluidsniveaus van een verstoring door achtergrondgeluid niet snel aan de orde zal zijn geweest, wordt onvoldoende weerlegd door eiseres. In zoverre is deze beroepsgrond terecht voorgedragen, maar leidt de grond niet tot het ermee beoogde doel.
11.1 Eiseres heeft ook aangevoerd dat bij de metingen op 26 maart 2011 en 22 mei 2011 geen meteocorrectie heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft erkend dat een zodanige correctie ontbreekt maar dat, als een correctie zou hebben plaatsgevonden, nog steeds sprake is van een overschrijding van 8 tot 9 dB.
11.2 Volgens de StAB behoeft, gelet op de afstand van ongeveer 45 m van de inrichting tot de meetlocatie, alleen bij de meting op 26 maart 2011 een meteocorrectie plaats te vinden. De overschrijding zou hiermee op 9 dB komen.
11.3 De rechtbank is van oordeel dat hetgeen partijen aanvoeren, geen aanleiding vormt aan de uikomst van het deskundigenbericht te twijfelen. Deze beroepsgrond faalt.
12.1 Eiseres heeft nog aangevoerd dat een bedrijfsduurcorrectie had moeten plaatsvinden voor het installatiegeluid van de inrichting. Doordat het installatiegeluid samen met het muziekgeluid is gemeten is geen sprake van een representatieve meting van de geluidsbelasting. Volgens verweerder is geen sprake geweest van hoorbaar installatiegeluid en is het muziekgeluid maatgevend.
12.2 De StAB acht het na een bezoek ter plaatse aannemelijk dat de installaties van de inrichting geen relevante bijdrage leveren aan het geluidsniveau dat bij de woningen is gemeten.
12.3 De rechtbank is van oordeel dat hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht te algemeen van aard is en geen aanleiding geeft om aan de juistheid van het deskundigenbericht te twijfelen. Deze beroepsgrond faalt.
13.1 Eiseres heeft aangevoerd dat de meettijd bij alle metingen te kort is geweest. Volgens verweerder zijn de metingen uitgevoerd conform de Handleiding, met de toevoeging dat de Handleiding geen specifieke meetduur voor muziek is voorgeschreven. Bovendien valt de onnauwkeurigheid die ontstaat doordat maar één minuut is gemeten ruim binnen de marge van de gemeten overschrijdingen. Verweerder verwijst hiervoor naar een uitspraak van Afdeling van 14 april 2010, LJN BM1056 waaruit zou volgen dat bij een meetduur van 1 minuut de onnauwkeurigheid 0,5 dB(A) bedraagt.
13.2 In de Handleiding is aangegeven dat, teneinde de overdrachtsvariaties voldoende uit te middelen, de meetduur voor metingen op een afstand tot 50 m tenminste 1 minuut dient te bedragen. In bepaalde gevallen kan het noodzakelijk zijn veel langer te meten, bijvoorbeeld vanwege het karakter van het te meten geluid en/of de cyclusduur van bepaalde bedrijfsactiviteiten. Voor metingen binnen de afstand van 50 meter van de bron is een minimale meetduur van 15 seconden aanvaardbaar geacht voor het meten van een constant emissieniveau. In de Handleiding wordt muziekgeluid aangeduid als “fluctuerend/niet periodiek” geluid en is geen sprake van een constant emissieniveau. Voor muziekgeluid is niet specifiek een minimale meetduur voorgeschreven.
13.3 In het deskundigenbericht is aangegeven dat de afzonderlijke metingen van 1 minuut niet kunnen worden geacht te voldoen aan de Handleiding omdat het niet is te verwachten dat binnen een zo korte tijd het gemeten equivalente geluidsniveau bij muziek al naar een vaste waarde gaat. De StAB is geen vaste rechtspraak van de Afdeling bekend waaruit zou volgen dat bij een meetduur van 1 minuut de onnauwkeurigheid 0,5 dB(A) bedraagt. In de Handleiding wordt hier evenmin melding van gemaakt. De StAB zou zich kunnen voorstellen dat de afzonderlijke metingen worden samengevoegd. Weliswaar is volgens de StAB dan nog steeds sprake van een korte meetduur, degene die de metingen heeft uitgevoerd is wel langere tijd ter plaatse geweest en heeft zich een goed beeld kunnen vormen van de akoestische situatie. Volgens de StAB zouden in een worst-case scenario als langer dan 3 minuten wordt gemeten, maximaal 3 tot 5 dB(A) lagere muziekgeluidsniveaus kunnen zijn opgetreden. Gelet op de geconstateerde overschrijdingen bij de metingen van 3 op 4 maart 2011 en op 26 maart 2011 acht de StAB niet aannemelijk dat er geen sprake zou zijn geweest van een overtreding. Voor de derde meting is dat minder zeker, aldus de StAB.
13.4 Naar het oordeel van de rechtbank zijn de geluidmetingen niet verricht conform de Handleiding. Met de enkele verwijzing naar de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat desondanks sprake is van een overtreding. In navolging van de StAB is de rechtbank van oordeel dat niet uit deze uitspraak valt af te leiden dat in alle gevallen bij een meetduur van 1 minuut de onnauwkeurigheid 0,5 dB(A) bedraagt. Dit komt de rechtbank ook onwaarschijnlijk voor, gelet op de vele variabelen in de Handleiding. In de door verweerder overgenomen resultaten van een onderzoek van SRE Milieudienst naar de verschillen in geconstateerde equivalente geluidsniveaus bij verschillende meettijden, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel, temeer omdat door verweerder desgevraagd ter zitting is bevestigd dat dit onderzoek niet wetenschappelijk is onderbouwd.
14. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat alle metingen op een of meerdere punten afwijken van hetgeen is voorgeschreven in de Handleiding. Verweerder heeft de binnengeluidsmetingen van 3 op 4 maart 2011 niet ten grondslag kunnen leggen aan het bestreden besluit omdat verweerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat desondanks de binnengeluidsmetingen een reële meting vormen van de geluidsbelasting. Gelet op de geconstateerde overschrijdingen bij de buitengeluidsmeting van 3 op 4 maart 2011 heeft verweerder deze meting wel ten grondslag kunnen leggen aan de constatering dat in de nacht van 3 op 4 maart 2011 een overtreding van de geluidvoorschriften heeft plaatsgevonden. Aldus heeft verweerder bij besluit van 24 maart 2011 terecht vastgesteld dat eiseres op grond van de aanschrijving van 16 augustus 2010 een dwangsom heeft verbeurd en het bezwaarschrift van eiseres in zoverre terecht ongegrond heeft verklaard.
Verweerder heeft de metingen op 26 maart 2011 niet ten grondslag kunnen leggen aan het bestreden besluit omdat verweerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat desondanks de resultaten van de geluidmetingen representatief zijn voor de geluidsbelasting die toen door de inrichting is veroorzaakt. Gelet op de vastgestelde gebreken ten aanzien van de stoorgeluidcorrectie ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat vanwege de geconstateerde overschrijdingen voldoende aannemelijk is dat een overtreding van de geluidvoorschriften heeft plaatsgevonden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat een meting van het stoorgeluid niet onmogelijk is. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot de meettijd is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op 22 mei 2011 een overtreding van de geluidvoorschriften heeft plaatsgevonden. Door de mate van onzekerheid als gevolg van de te korte meettijd in de orde van grootte van 3 tot 5 dB(A) valt niet uit te sluiten dat van een overschrijding geen sprake is geweest.
15. Gelet op het bovenstaande is het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit gegrond voor zover dit is gericht tegen de conclusie dat een overtreding van de geluidvoorschriften heeft plaatsgevonden op 26 maart 2011 en op 22 mei 2011. Het bestreden besluit komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking, wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het bestreden besluit, voor zover dit betrekking heeft op het bezwaarschrift tegen het besluit van 24 maart 2011, blijft in stand.
16. Nu achteraf nimmer kan worden vastgesteld of in deze nachten desondanks sprake is geweest van een overtreding van de geluidvoorschriften, ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien door de invorderingsbeschikkingen van 23 mei 2011 en 26 mei 2011 te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
17. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 582,66 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een beroepschrift;
• 1/2 punt voor de reactie op het deskundigenbericht
• waarde per punt € 437,00
• wegingsfactor 1.
18. Tevens zal de rechtbank bepalen dat de verweerder aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van € 302,00 dient te vergoeden.
19. Beslist wordt als volgt.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover hierbij de bezwaren tegen de besluiten van 23 mei 2011 en 26 mei 2011 ongegrond zijn verklaard en laat het bestreden besluit voor zover hierbij de bezwaren tegen het besluit van 24 maart 2011 ongegrond zijn verklaard, in stand;
- herroept de besluiten van 23 mei 2011 en 26 mei 2011 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat is vernietigd;
- bepaalt dat de verweerder aan eiseres het door haar gestorte griffierecht dient te vergoeden ten bedrage van € 302,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op een bedrag van € 874,00, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. N.H.J.M. Veldman- Gielen en mr. J.A.W. Huijben, leden, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.