ECLI:NL:RBSHE:2012:BX6961

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825269-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling, poging tot diefstal van brandstof en verboden wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 11 september 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, poging tot diefstal van brandstof en verboden wapenbezit. De verdachte, geboren in 1968 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk rammen van een politieauto met zijn auto, waarbij twee agenten in de auto zaten. Dit gebeurde op 16 mei 2012 te Asten, tijdens een achtervolging door de politie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk tegen het politievoertuig is aangereden, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor de inzittenden met zich meebracht. De verdachte werd ook beschuldigd van het proberen te stelen van brandstof uit een vrachtwagen en het in bezit hebben van een luchtdrukwapen dat leek op een vuurwapen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten 1 subsidiair, 3 en 4, en legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die slachtoffers waren van zijn daden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825269-12
Datum uitspraak: 11 september 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 augustus 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 juli 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 mei 2012 te Asten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], respectievelijk hoofdagent en/of agent van de Regiopolitie Brabant Zuid-oost van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans éénmaal met zijn, verdachtes auto (met aanhangwagen), tegen de auto waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] reden/zaten, is gebotst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 287 jo 45 Wetboek van Strafrecht;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2012 te Asten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], respectievelijk hoofdagent en/of agent van de Regiopolitie Brabant Zuid Oost, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal met zijn, verdachtes auto (met aanhangwagen), tegen de auto waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] reden/zaten, is gebotst , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2012 te Asten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], respectievelijk hoofdagent en/of agent van de Regiopolitie Brabant Zuid Oost heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend meermalen, althans éénmaal met zijn, verdachtes auto (met aanhangwagen), tegen de auto waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] reden/zaten, is gebotst;
artikel 285 Wetboek van Strafrecht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 april 2012 tot en met 16 mei 2012 te Asten en/of te Gemert-Brakel en/of te Eindhoven, althans in Nederland en/of België opzettelijk een personenauto (Audi Q7), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als huurder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
artikel 321 wetboek van strafrecht
3.
hij op of omstreeks 16 mei 2012 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een vrachtwagen weg te nemen een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die vrachtwagen te verschaffen en/of die/dat weg te nemen brandstof onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) naar die vrachtwagen toegereden en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) de tankdop van die vrachtwagen opengedraaid en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (een) grote tank(s) en/of een aanhangwagen en/of (een) slang(en) en/of een brandstofpomp en/of goederen geschikt om vloeistoffen over te pompen meegenomen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 311 jo 45 Wetboek van strafrecht;
4.
hij op of omstreeks 16 mei 2012 te Asten een wapen van categorie I onder 7°, te weten luchtdrukwapen (BB gun), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten: een pistool, merk FN-Herstal, model 1906) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) heeft vervoerd en/of voorhanden heeft gehad;
artikel 13 Wet Wapens en Munitie
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
5.
hij in of omstreeks 24 april 2012 tot en met 25 april 2012 te Heeze, gemeente Heeze-Leende, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een vrachtauto (merk Renault, type Magnum) en/of een aanhanger/trailer (merk Renders) heeft weggenomen (onder meer) 500 liter, althans een hoeveelheid diesel en/of meerdere, althans één portofoon(s) en/of een televisie en/of koelvloeistof en/of gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6]., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming immers heeft verdachte een zijdeur van de aanhangwagen/trailer opengebroken en/of een hek(werk) uit de grond getrokken en/of weggehaald;
artikel 310, 311 Wetboek van Strafrecht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsbeslissing ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 en 5.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 primair. Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte opzet had - ook niet in voorwaardelijke zin - op de dood van verbalisanten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan feit 2 niet worden bewezen omdat de huurtermijn van de Audi nog niet was verstreken. Het gegeven dat de huurtermijnen, zoals door de verhuurder van de Audi gesteld, in strijd met de afspraak nog niet waren betaald, doet daar niet aan af. Dit betreft een civielrechtelijke kwestie. Inmiddels is de huurtermijn wel verstreken zodat de Audi die onder verdachte in beslag is genomen niet aan verdachte, maar aan de rechtmatige eigenaar terug gegeven dient te worden.
Verdachte wordt eveneens vrijgesproken van feit 5. Weliswaar is er op de plaats delict een blikje energydrank aangetroffen met een DNA-spoor dat matcht met het DNA van verdachte, maar overige aanwijzingen waaruit kan worden afgeleid dat verdachte op de plaats delict is geweest, ontbreken. Nu het blikje energydrank een eenvoudig te verplaatsen voorwerp is, acht de rechtbank het bewijs dat verdachte bij deze diefstal betrokken is onvoldoende overtuigend.
Bewijsoverweging bij de feiten 1 subsidiair, 3 en 4
De rechtbank neemt de volgende feiten en omstandigheden als uitgangspunt.
Op 16 mei 2012 wordt in De Rips, gemeente Gemert en Bakel, omstreeks 00.00 uur getracht brandstof te stelen uit een vrachtauto. [getuige 1] verklaart dat hij 's nachts wakker is geworden. Hij ziet een donkergrijze Audi Q7 met aanhanger op het erf staan. Hij ziet twee personen en spreekt ze aan. Hij ziet vervolgens dat de mannen in de Audi springen en er in volle vaart van door gaan. De tankdop van de vrachtwagen die in de nabijheid staat is vernield.1 [getuige 2] is na 's nachts wakker te zijn gemaakt door zijn zoon naar de vrachtauto gaan kijken. Hij ziet twee mannen staan en ziet de Audi Q7 waarvan hij het kenteken noteert: [kenteken]. Hij hoort de portieren van de Audi dichtslaan en ziet de auto wegrijden. Hij vermoedt dat er geen brandstof is weggehaald. De tankdop is vernield, maar de stand van de brandstofmeter was ongewijzigd.2
De meldkamer van de regiopolitie Brabant Zuidoost geeft omstreeks 00.10 uur portofonisch aan de surveillancediensten door dat in De Rips drie mannen zijn overlopen bij het stelen van brandstof en dat zij er van door zijn gegaan in een grijze Audi Q7 met het Belgische kenteken [kenteken] en dat er een aanhanger aan de Audi bevestigd was. Omstreeks 00.32 uur zien verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de Audi met het genoemde kenteken rijden met een tandemasser aanhangwagen. Zij zetten de achtervolging in.3 De bestuurder van de Audi reageert niet op stoptekens. De Audi met aanhangwagen rijdt veel harder dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60 km/uur waarbij de aanhanger van links naar rechts over de weg springt. De inzittenden van de Audi weten dat zij gevolgd worden.4 In het centrum van Asten stopt de Audi.5 Eén achtervolgende politieauto, met daarin de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], stopt rechts naast de Audi. Een andere politieauto met de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] stopt links van de Audi. De Audi is weer gaan weer gaan rijden en is vervolgens in aanraking gekomen met de politieauto aan de rechterzijde, die daardoor schade heeft opgelopen.6
De Audi is verder gereden, achtervolgd door beide politieauto's waarbij de auto met [verbalisant 1] en [verbalisant 2] vanaf de Heesakkerweg te Asten de achtervolging als eerste voertuig heeft overgenomen omdat de auto met de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te zwaar beschadigd was.7 De Audi rijdt vervolgens een doodlopende weg in en belandt in een sloot. Verdachte, die erkent dat hij op het moment dat de Audi in aanraking kwam met de politieauto in de Audi zat, wordt in de onmiddellijke nabijheid van de Audi aangehouden.
De officier van justitie en de verdediging verschillen van mening over de vraag of bewezen kan worden dat verdachte de Audi bestuurde op het moment van de botsing tussen de Audi en de politieauto en voorts over de feitelijke toedracht bij de aanrijding. De officier is van mening dat de Audi de politieauto ramde met als gevolg dat er een aanmerkelijke kans was dat de inzittende verbalisanten zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De verdediging stelt dat het zeker denkbaar is dat de Audi zonder de intentie de politieauto te raken enkel naar rechts stuurde om rechtsaf te slaan en vervolgens met de politieauto in aanraking kwam omdat verbalisant [slachtoffer 1] de politieauto voor de Audi langs stuurde om de weg te blokkeren. De verdediging stelt daarbij dat in het proces-verbaal van bevindingen de plaats van aanrijding onjuist wordt weergeven. In werkelijkheid ontstond de aanrijding vlak voor een kruising waar een weg naar rechts gaat (de Hoogstraat) waar de Audi in had kunnen slaan. De raadsman overlegt daarbij de resultaten van een onderzoek ter plaatse bestaande uit foto's en een situatieschets. Meer subsidiair stelt de verdediging dat niet kan worden bewezen dat de bestuurder van de Audi voorwaardelijk opzet had op zwaar lichamelijk letsel van de verbalisanten.
Het oordeel van de rechtbank
Is verdachte de bestuurder?
Verbalisant [verbalisant 1] relateert dat hij, nadat de Audi de sloot is ingereden, de bestuurder het linker voorportier ziet openen en te voet weg ziet gaan. Verdachte wordt kort nadien aangehouden in een naburige tuin. [verbalisant 1] herkent hem direct als de bestuurder van de Audi en hij herkent hem tevens als zijnde [verdachte].8 Als verdachte in een surveillanceauto naar het politie bureau wordt gebracht zegt hij: "het was dat ik die aanhanger er achter had hangen, anders was ik nooit gestopt. Dan hadden jullie me nooit gekregen en had ik als dat nodig was geweest een van jullie met me meegenomen. Ik stop namelijk voor niets of niemand."9 Gelet op de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] en de uitlatingen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het verdachte was die de Audi bestuurde.
Ter zitting stelt verdachte dat hij in De Rips niet in de Audi zat, maar pas onderweg in Vlierden is ingestapt op de bijrijdersplaats. Iemand anders bestuurde de auto. De rechtbank hecht geen geloof aan deze verklaring van verdachte. Zij is in strijd met de waarneming van verbalisant [verbalisant 1], zij is oncontroleerbaar omdat verdachte weigert de naam van andere personen in de auto te noemen en verdachte komt eerst ter terechtzitting met deze verklaring.
De feitelijke gang van zaken bij de aanrijding tussen de Audi en de surveillanceauto
De verdediging stelt aan de hand van foto's en een situatieschets en met kracht van argumenten dat de plaats waar de Audi en de surveillanceauto met elkaar in botsing zijn gekomen ligt vlak voor de kruising van de Hemel met de Hoogstraat. De rechtbank onderschrijft dit uitgangspunt.
De verbalisanten omschrijven de feitelijke toedracht als volgt:
"wij, verbalisanten, zagen dat de bestuurder van de genoemde Audi Q7 ineens krachtig remde en midden op de rijbaan stil ging staan. Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], zijn vervolgens links langs de Audi (...) gereden. Wij, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reden naar de rechterzijkant van de Audi Q7. Op het moment dat wij (...) aan beide zijden van de Audi tot stilstand kwamen zagen wij dat de bestuurder van de Audi Q7 er ineens weer vandoor ging. Wij, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], reden vervolgens gelijk op met de (...) Audi (...). Wij verbalisanten zagen (...) dat de bestuurder van de Audi Q7 ineens naar rechts stuurde. Wij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], konden een aanrijding nooit meer voorkomen. Wij werden vervolgens geramd door de Audi Q7. (...). "10
"Op het moment dat ik met het surveillance voertuig ter hoogte van het voorportier reed, zag ik (naar de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) dat de Audi Q7 met grote kracht/snelheid optrok en in een keer naar rechts in stuurde. (...) Hierop zag ik dat de Audi Q7 ter hoogte van het linkervoorspatbord beginnend vanaf het voorportier naar de voorkant van ons dienstvoertuig op mij en mijn collega inreed. De snelheid welke wij op het moment van de aanrijding hadden betrof naar schatting tussen de 20 a 30 km/uur. (...) Ik zag dat de aanhanger naar links helde, waarbij de rechter wielen van de tandemasser aanhangwagen geheel los van de grond kwamen."11
De verdediging stel dat het denkbaar is dat de Audi naar rechts stuurde om rechtsaf te slaan zonder de intentie de surveillanceauto te rammen.
Gelet op het feit dat de politieauto's zwaailicht en sirene voerden12 kan het niet anders of verdachte, die de Audi bestuurde, heeft bemerkt dat hij gevolgd werd. Eerst nadat de politieauto's aan beide zijden naast de Audi tot stilstand zijn gekomen is verdachte weer gaan rijden en heeft hij naar rechts gestuurd. In deze feitelijke situatie is het hoogst onaannemelijk dat het enkel de bedoeling was om rechtsaf te slaan. De rechtbank concludeert op basis van de feiten genoemd in de processen-verbaal van bevindingen dat verdachte opzettelijk tegen het politievoertuig is aangereden. Door aldus te handelen met een Audi Q7, een grote zware auto, waaraan bovendien een tandemasser is bevestigd, accepteert de verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans dat de inzittenden van de auto waar hij tegen aanrijdt zwaar lichamelijk letsel oplopen. De rechtbank acht feit 1 subsidiair wettig en overtuigend bewezen.
In de Audi is in de middenconsole een op een pistool gelijkend voorwerp aangetroffen. In een proces-verbaal onderzoek wapen wordt beschreven dat het hier gaat om een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie.13 Verdachte bestuurde de Audi en was bovendien de huurder van de Audi.14 Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad en acht de rechtbank feit 4 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de Audi bestuurde ten tijde van de botsing met de politieauto. Nu dezelfde Audi korte tijd voordien is gesignaleerd op de plaats waar getracht is de diesel weg te halen en de personen die zich op het erf van aangever bevonden met die Audi zijn weggevlucht, acht de rechtbank de betrokkenheid van verdachte bij die poging diefstal wettig en overtuigend bewezen. De door verdachte gegeven alternatieve verklaring dat hij niets van de diefstal af weet omdat hij pas na de poging diefstal aan de bijrijderszijde in de Audi zou zijn gestapt acht de rechtbank, zoals uiteengezet, niet aannemelijk.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zoals tenlastegelegd de tankdop heeft opengedraaid nu aangevers verklaren dat de tankdop is vernield.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1 subsidiair.
op 16 mei 2012 te Asten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], respectievelijk hoofdagent en agent van de Regiopolitie Brabant Zuid Oost, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met zijn, verdachtes auto (met aanhangwagen), tegen de auto waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reden/zaten, is gebotst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 16 mei 2012 te Gemert-Bakel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen weg te nemen een hoeveelheid brandstof, toebehorende aan [slachtoffer 4], met zijn mededaders naar die vrachtwagen is toegereden en hebben verdachte en zijn mededaders grote tanks en een aanhangwagen en een slang en een brandstofpomp en goederen geschikt om vloeistoffen over te pompen meegenomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
op 16 mei 2012 te Asten een wapen van categorie I onder 7°, te weten luchtdrukwapen (BB gun), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten: een pistool, merk FN-Herstal, model 1906) voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Feit 1 primair: vrijspraak.
Feiten 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5:
10 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest,
teruggave van de inbeslaggenomen personenauto, Audi Q7, naar de eigenaar in België,
toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ad EUR 400,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ad EUR 400,00,
toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ad EUR 400,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ad EUR 400,00,
niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 3] in zijn vordering,
toewijzing van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] ad EUR 8.000,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ad EUR 8.000,00 en niet-ontvankelijkverklaring van het overig deel van de vordering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld terzake vermogens- en geweldsdelicten. De verdachte heeft fors geweld gepleegd tegen de politie en heeft door zijn gedragingen welbewust een zeer groot gevaar voor de verbalisanten in het leven geroepen en heeft zich om het lot van de slachtoffers volstrekt niet bekommerd. Hiermee zal de rechtbank bij de strafoplegging in het bijzonder rekening houden ten bezware van verdachte.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf, ondanks het feit dat de rechtbank minder feiten bewezen heeft verklaard dan waar de officier van justitie bij haar eis van is uitgegaan, nu deze straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij D. [slachtoffer 3].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken voor het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken voor het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan de rechthebbende nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 302, 310, 311 Wetboek van Strafrecht,
13, 55 Wet wapens en munitie.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 5:
Vrijspraak.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 3, feit 4:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 3, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 400,00 (zegge: vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 400,00 (zegge: vierhonderd euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 400,00 (zegge: vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 400,00 (zegge: vierhonderd euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij D. [slachtoffer 3] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 5:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 2] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 personenauto, Audi Q7, met Belgisch kenteken [kenteken], aan de rechthebbende [slachtoffer 3] [adres]
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 11 september 2012.
Mr. A.M.R. van Ginneken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Aangifte [getuige 1], p. 42-44
2 Aangifte [getuige 2], p. 47-49
3 Aangifte [slachtoffer 1], p. 55-56 en aangifte [slachtoffer 2], p. 63-65
4 Verklaring verdachte ter terechtzitting
5 Proces verbaal van bevindingen [verbalisant 1], [verbalisant 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [persoon 1], (bevindingen 1) p. 71
6 Bevindingen 1, p. 71
7 Bevindingen 1, p. 72-73
8 Bevindingen 1, p. 73
9 Proces-verbaal van bevindingen, p. 75
10 Bevindingen 1, p. 72
11 Proces-verbaal van bevindingen, Van der Broek, [slachtoffer 2] (bevindingen 2) p. 78
12 Bevindingen 1, p. 71
13 Proces-verbaal, p. 105
14 Huurcontract tussen [bedrijf] en [verdachte], verstrekt door de Belgische autoriteiten in het kader van het rechtshulpverzoek
??
??
13
Parketnummer: 01/825269-12
[verdachte]