In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
"(...) Bij betrokkene is sprake van een ernstige persoonlijkheidsstoornis en psychopathie. Dit is vooral herkenbaar in gebrekkige empathie, hardnekkige en rigide opvattingen, en de neiging om de eigen behoeften centraal te stellen. De scherpte van de persoonlijkheidsstoornis is overigens afgenomen gedurende de behandeling, waarbij ook de leeftijdsprogressie een rol speelt. Waar sprake is van kwetsbaarheden en twijfels, kan betrokkene die nauwelijks delen met anderen, hoewel op dit gebied enige progressie geconstateerd is. Betrokkene is gericht op autonomie en heeft veel wantrouwen naar het systeem.
De delicten van betrokkene zijn direct gerelateerd aan de genoemde stoornis. Het risico op recidive met gewelddadig gedrag wordt bij geleidelijke resocialisatie als laag tot matig ingeschat. Bij het thans wegvallen van de TBS wordt het risico als matig ingeschat. Dit risico is (niet exclusief) gebonden aan een intieme relatie en neemt stapsgewijs toe. Gezien het feit dat betrokkene weinig stuurbaar is in zijn overtuigingen, is de kans dat een proces van afglijden eindigt in een nieuw gewelddadig delict (onder invloed van alcohol) nog steeds aannemelijk. Er is sprake van een specifiek delictrisico (geweld binnen een intieme relatie), maar daarnaast ook van een opportunistische en berekenende instelling (getuige vele andere delicten), waarbij betrokkene in het verleden niet heeft geschuwd om instrumentele agressie te gebruiken om zijn doelen te bereiken.
Betrokkene beschikt sinds 19 januari 2012 over transmuraal verlof voor verblijf in de Meander, een locatie net buiten de hekken van de Pompekliniek. Deze fase in het resocialisatietraject volgde op eerder verblijf in een interne resocialisatieafdeling en op plaatsing in de Meander middels een machtiging voor zes overnachtingen.
Betrokkene heeft enkele maanden laten zien om te kunnen gaan met de geboden vrijheid en de daarbij horende verantwoordelijkheid. Betrokkene heeft zich tot aan heden betrouwbaar en controleerbaar opgesteld. Tevens geeft betrokkene blijk van toegenomen inzicht in risico's en valkuilen en kan hij conform deze inzichten gecontroleerd handelen. In gesprekken met de psychotherapeute en de behandelingscoördinator kan betrokkene in toenemende mate doorleefd vertellen over zijn gevoelens naar zijn slachtoffer en haar nabestaanden en over het leed, dat hij berokkend heeft. Daardoor wordt ook inzichtelijker en
invoelbaarder hoe betrokkene tot aan heden worstelt met zijn daderschap en de desastreuze weerslag daarvan op het leven van de nabestaanden, waaronder zijn dochter, en op zijn eigen leven.
Deze blijken van empathie veranderen evenwel zijn standpunt niet ten aanzien van het Eindhoven verbod, dat hem is opgelegd om onverwachte confrontaties met nabestaanden te voorkomen. Ook trekt hij daaruit niet de conclusie dat abstinentie van alcohol mogelijke toekomstige problemen binnen de relationele sfeer kan voorkomen. Ook trekt betrokkene onvoldoende lering uit het gegeven dat alcohol een zeer ongunstige invloed heeft gehad op zijn sociaal en maatschappelijk functioneren. Ondanks dit aanhoudende verschil in visie conformeert betrokkene zich aan de hem opgelegde verboden. Betrokkene weet dat het grootste risico op recidive aanwezig zal zijn bij eventuele problemen binnen een intieme relatie en zal, zou zich een dergelijke relatie aandienen, alle openheid van zaken moeten geven en open moeten staan voor begeleiding, toezicht en controle vanuit de kliniek en -in een later stadium - door de reclassering.
Op grond van de ervaringen in de afgelopen periode en het ingezette risicomanagement, acht het behandelteam het verantwoord dat betrokkene een zelfstandige woning zal betrekken. Een verzoek tot transmuraal verlof Open Plaatsen, zodat het resocialisatie-traject voortgezet kan worden en betrokkene zelfstandig kan gaan wonen, met begeleiding en toezicht is derhalve reeds ingediend. Betrokkene kan dan zijn maatschappelijke inbedding versterken, laten zien dat hij verantwoordelijkheid kan nemen en de geleerde vaardigheden kan toepassen. De reclassering werd afgelopen periode verzocht te onderzoeken of een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging mogelijk is, conform de suggesties daartoe van -eerder - de rechtbank Den Bosch en - later - het hof Arnhem.
De reclassering heeft daartoe de eerste afspraken gemaakt met betrokkene.
Gezien het feit dat betrokkene zich het afgelopen jaar betrouwbaar en goed begeleidbaar heeft opgesteld, heeft aangetoond verantwoordelijk om te kunnen gaan met de geboden vrijheden en blijk heeft gegeven van een toegenomen inzicht in risico's en valkuilen, acht het behandelteam het verantwoord over te gaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, waarmee toezicht en controle gewaarborgd blijven. Een fase van proefverlof heeft ons inziens geen toegevoegde waarde.