vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/849612-11
Datum uitspraak: 06 september 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1975],
verblijvende te 5263 NT Vught, Lunettenlaan 501, Pompestichting.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 23 mei 2012 en 23 augustus 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 april 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 augustus 2012 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 augustus 2011 te Vught ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten
rade [slachtoffer 1] (werkzaam als sociaal therapeutisch medewerker bij de Pompekliniek
gevestigd in de Penitentiaire Inrichting te Vught) van het leven te beroven,
met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde
[slachtoffer 1] (met kracht) met een (geprepareerde) schaar in diens hals/nek heeft
gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(artikel 289/287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
Primair
hij op of omstreeks 25 augustus 2011 te Vught ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten
rade [slachtoffer 2] (werkzaam als inrichtingswerker bij de Pompekliniek gevestigd in de
Penitentiaire Inrichting te Vught) van het leven te beroven, met dat opzet en
al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) met
een (geprepareerde) schaar in diens hals/nek heeft gestoken, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(artikel 289/287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 augustus 2011 te Vught ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] (werkzaam als
inrichtingswerker bij de Pompekliniek gevestigd in de Penitentiaire Inrichting
te Vught) opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm en rustig overleg
voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) met een (geprepareerde) schaar in diens hals/nek
heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid.
(artikel 302/303 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
3.
Primair
hij op of omstreeks 25 augustus 2011 te Vught ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten
rade [slachtoffer 3] (medewerker bij de Pompekliniek gevestigd in de Penitentiaire
Inrichting te Vught) van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na
kalm beraad en rustig overleg, met een (geprepareerde) schaar in de
onmiddellijke nabijheid van die [slachtoffer 3] stekende bewegingen heeft gemaakt
en/of met een (geprepareerde) schaar in diens hand heeft gestoken en/of tijdens een (ongecontroleerde) worsteling (steeds) een (geprepareerde) schaar vastgehouden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(artikel 289/287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 augustus 2011 te Vught aan een persoon genaamd [slachtoffer 3]
(medewerker bij de Pompekliniek gevestigd in de Penitentiaire Inrichting te
Vught), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk
letsel (te weten een beschadigde zenuw in de (linker)hand) heeft toegebracht,
door deze opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg (met
kracht) met een (geprepareerde) schaar in diens (linker)hand te steken en/of door tijdens een (ongecontroleerde) worsteling (steeds) een (geprepareerde) schaar vast te houden.
(artikel 302 jo. 303 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 augustus 2011 te Vught ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3] (medewerker
bij de Pompekliniek gevestigd in de Penitentiaire Inrichting te Vught)
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg (met
kracht) met een (geprepareerde) schaar in diens (linker)hand heeft gestoken en/of tijdens een (ongecontroleerde) worsteling (steeds) een (geprepareerde) schaar vastgehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(artikel 302/303 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
De rechtbank acht - evenals de officier van justitie en de raadsvrouwe - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 1, feit 2 primair en feit 3 subsidiair wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 primair is de officier van justitie van mening dat verdachte boos opzet heeft gehad op de dood van de slachtoffers en dat er sprake is geweest van een begin van uitvoering. In het geval van feit 1 is er naar het oordeel van de officier van justitie in ieder geval een voorwaardelijk opzet op de dood geweest. Ook met betrekking tot feit 3 is de officier van justitie van mening dat er sprake is geweest van boos opzet op de dood van het slachtoffer, maar kan niet worden aangetoond dat dit voornemen is gevolgd door een begin van uitvoering. Er is naar het oordeel van de officier van justitie wel sprake geweest van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel het voorwaardelijk opzet daarop. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte alle feiten heeft gepleegd met voorbedachten rade.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe acht de feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte bekent de feiten ook. Volgens de raadsvrouwe is verdachte niet bewust van plan geweest om de slachtoffers te doden, maar kan via de constructie van het voorwaardelijk opzet tot een bewezenverklaring worden gekomen van de feiten 1 en 2. Ten aanzien van feit 3 betoogt de raadsvrouwe dat er sprake is geweest van zware mishandeling.
Het oordeel van de rechtbank.1
Op 25 augustus 2011 vindt er tijdens het verstrekken van de maaltijd een steekpartij plaats in de Penitentiaire Inrichting in Vught (verder te noemen: PI Vught). Verdachte steekt met een geprepareerde schaar drie personeelsleden van de PI Vught, te weten: [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1].2
[slachtoffer 2] werkt als inrichtingswerker PI op afdeling 2a, ook wel de zeer intensieve specialistische zorgafdeling van de long-stay van de Pompestichting. Op voormelde datum gaat hij samen met onder meer [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] naar de kamer van verdachte voor het uitdelen van de maaltijd. [slachtoffer 2] verklaart eerst door het luikje te kijken en dan de celdeur te openen. Verdachte komt op een ontspannen manier op hem aflopen. Op het moment dat verdachte uit zijn kamer is, doet hij zijn arm omhoog. In een reflex maakt [slachtoffer 2] een wegdraaiende beweging, maar hij voelt aan zijn hoofd een klap. [slachtoffer 2] ziet daarna een schaar op de grond liggen met een touw om de openingen van de handgrepen gedraaid. De schaar ligt open gespreid.3 [slachtoffer 2] heeft op zijn hals een kraswond met een stukje diepere verwonding van de huid van enkele centimeters.4
[slachtoffer 1] werkt als sociaal therapeutisch medewerker bij de Pompekliniek in de PI Vught. Op voormelde datum is hij samen met onder meer [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] naar de kamer van verdachte gegaan. [slachtoffer 1] bevestigt dat verdachte uithaalt naar [slachtoffer 2]. Hij gaat vervolgens tussen [slachtoffer 2] en verdachte in staan. [slachtoffer 1] voelt een stomp aan de linkerkant van zijn gezicht en ziet zijn bloed tegen de muur aanspuiten.5 De vaatchirurg verklaart bij [slachtoffer 1] een steekwond te hebben waargenomen. De huid is kapot gesneden, vetweefsels zijn beschadigd, als ook andere weefsels en spieren. Op de CT scan zijn luchtbelletjes te zien in de weke delen in de buurt van de luchtpijp wat niet zo hoort. Een dergelijke wond kan volgens de vaatchirurg alleen maar veroorzaakt worden door gebruik van een zeer scherp voorwerp of door het uitoefenen van veel kracht. [slachtoffer 1] heeft - zo zegt de vaatchirurg - geluk gehad.6
[slachtoffer 3] werkt ook op eerder genoemde afdeling en datum. Hij verkaart te zien dat [slachtoffer 2] een stomp krijgt van verdachte. Hij pakt verdachte om zijn nek en brengt hem naar de grond. Hij ziet vervolgens een stuk vlees uit zijn linkerhand steken. Ook [slachtoffer 3] verklaart een schaar te hebben zien liggen met een touw eromheen, zodat de schaar open blijft staan. [slachtoffer 3] verklaart dat de zenuw in zijn hand is beschadigd en maar voor vijftig procent zal herstellen.7 De verwonding van [slachtoffer 3] blijkt ook uit de medische verklaring.8
Verdachte bekent ter terechtzitting in zijn cel een schaar te hebben geprepareerd en met die door hem geprepareerde schaar [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te hebben gestoken.9 In het dossier bevindt zich een foto van de geprepareerde schaar.10
Verdachte verklaart ter terechtzitting, evenals ook zijn raadsvrouwe betoogt, dat hij niet de intentie heeft gehad om [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ook daadwerkelijk iets aan te doen. De opzet op het doden of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbreekt.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het navolgende.
Verdachte prepareert in zijn cel een schaar op zo'n wijze dat de schaarpunten uit elkaar blijven staan en niet verder open of dicht kunnen. Hij heeft deze bij zich op het moment dat hij ogenschijnlijk rustig zijn cel uitloopt in de richting van [slachtoffer 2]. Vervolgens haalt hij onverwachts naar hem uit, waarbij [slachtoffer 2] in zijn hals wordt geraakt. [slachtoffer 1], die [slachtoffer 2] te hulp schiet, wordt ook door verdachte geraakt in zijn hals. Van belang is voorts dat verdachte al voor het steekincident tegen een medewerker heeft gezegd dat er doden zouden vallen als hij niet voor september uit Vught weg zou zijn. Hij zou dat doen met een klap en niet met zijn blote handen.11 Ook de directeur van de PI geeft aan dat er geweldsincidenten zijn geweest en diverse levensbedreigingen door verdachte zijn geuit.12 Gelet op de feiten en de omstandigheden en het gedrag van verdachte kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte bewust heeft gehandeld. Verdachte heeft de opzet gehad op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door deze met de geprepareerde schaar in de hals te steken. Immers, in de hals bevinden zich meerdere grote bloedvaten en als die geperforeerd raken, kan dat tot een levensbedreigende situatie leiden. Dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de aanval van verdachte hebben overleefd, is niet aan verdachte te danken.
[slachtoffer 3] wordt tijdens het incident door verdachte geraakt in zijn hand, zodat de opzet op zijn dood niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Wel acht de rechtbank - gelet op de ernst van de verwonding aan de hand, de noodzaak en de aard van het medisch ingrijpen en het gegeven dat er geen uitzicht is op volledig herstel van de hand - de opzet op zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte ten aanzien van alle feiten heeft gehandeld met voorbedachten rade. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte planmatig en doelgericht gehandeld. Hij heeft voorafgaand aan het plegen van de feiten rustig en kalm nagedacht over de uitvoering van zijn plan. Verdachte heeft voor zijn aanval een schaar in zijn cel geprepareerd met een touw dat afkomstig was van zijn zwembroek.13 Op het moment dat de celdeur dan opengaat op 25 augustus 2012 is hij ogenschijnlijk rustig, maar hij haalt dan onverwachts met de geprepareerde schaar uit naar [slachtoffer 2] waarop [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] reageren met alle gevolgen van dien.
Gelet op al het vorenstaande - in onderling verband en samenhang gezien - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord van [slachtoffer 1] (feit 1), een poging tot moord van [slachtoffer 2] (feit 2 primair) en een zware mishandeling met voorbedachten rade van [slachtoffer 3] (feit 3 subsidiair).
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang gezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 25 augustus 2011 te Vught ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] (werkzaam als sociaal therapeutisch medewerker bij de Pompekliniek gevestigd in de Penitentiaire Inrichting te Vught) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde
[slachtoffer 1] met kracht met een geprepareerde schaar in diens hals heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
Primair
op 25 augustus 2011 te Vught ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] (werkzaam als inrichtingswerker bij de Pompekliniek gevestigd in de Penitentiaire Inrichting te Vught) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer 2] met kracht met
een geprepareerde schaar in diens hals heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
Subsidiair
op 25 augustus 2011 te Vught aan een persoon genaamd [slachtoffer 3] (medewerker bij de Pompekliniek gevestigd in de Penitentiaire Inrichting te Vught), opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel (te weten een beschadigde zenuw in de linkerhand) heeft toegebracht, door deze opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met kracht met een geprepareerde schaar in diens linkerhand te steken en/of door tijdens een ongecontroleerde worsteling steeds een geprepareerde schaar vast te houden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak onder 1, 2 primair en 3 subsidiair vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier eist ten aanzien van feit 3 primair de vrijspraak van verdachte. Ten aanzien van de feiten 1, 2 primair en 3 subsidiair eist de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar alsmede de oplegging van de TBS maatregel met dwangverpleging. Het beslag, een schaar, kan verbeurd worden verklaard. De officier van justitie eist de gevangenneming van verdachte.
De eis van de officier van justitie ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen volgt in het navolgende onder de kopjes van de benadeelde partijen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe verzoekt om vrijspraak van verdachte van feit 3 primair. Ten aanzien van de feiten 1, 2 primair en 3 subsidiair refereert de raadsvrouwe zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het al dan niet opleggen van een TBS maatregel met dwangverpleging. De raadsvrouwe verzoekt de rechtbank wel om oplegging van een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist.
De eis van de officier van justitie en het standpunt van de raadsvrouwe ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen volgt in het navolgende onder de kopjes van de benadeelde partijen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder in het nadeel van verdachte rekening houden met de omstandigheid dat verdachte reeds eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Daarnaast heeft verdachte door zijn aanval met een geprepareerde schaar welbewust een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor de slachtoffers, medewerkers van de Penitentiaire Inrichting Vught, in het leven geroepen. Hij heeft zich om hun lot volstrekt niet bekommerd. Het handelen van verdachte heeft een enorme impact gehad op de slachtoffers. Zij kampen nog steeds met de gevolgen daarvan, zowel fysiek als psychisch. Het feit dat verdachte de slachtoffers niet dodelijk heeft geraakt, is niet aan hem te danken. Eén van de slachtoffers heeft bijzonder veel geluk gehad en is ternauwernood aan de dood ontsnapt. Ook houdt één van de slachtoffers blijvend letsel aan zijn hand over. Verdachte heeft uiterst gewelddadige feiten gepleegd die de slachtoffers gelukkig hebben overleefd.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het al dan niet opleggen van de TBS maatregel met dwangverpleging het navolgende.
Het omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door (naam psychiater), psychiater, d.d. 20 augustus 2012 houdt onder meer zakelijk weergegeven in:
"(...) Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, namelijk een ernstige antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis en cocaïne afhankelijkheid in langdurige remissie. Hierdoor is er sprake van een agressie-regulatieproblematiek. (...) Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. (...) De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde het gedrag ten tijde van het ten laste gelegde enigszins. (...) Aan het delict ligt gekrenktheid over het vastlopen van zijn TBS behandeling ten grondslag, gerelateerd aan zijn narcistische persoonlijkheidsstoornis. (...) Dit gebeurde in enige mate. (...) Betrokkene is enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De delicten zijn immers vanuit de narcistische persoonlijkheidsstoornis van betrokkene gerelateerd met zijn gekrenktheid over het vastlopen van zijn TBS-behandeling. (...) Betrokkene heeft een ernstige regulatieprobleem, zowel wat betreft reactieve agressie als instrumentele agressie. (...) De TBS behandeling is vastgelopen. Betrokkene legt de verantwoordelijkheid hiervoor geheel buiten zichzelf. Hij is nu wel mogelijk gemotiveerd voor een medicamenteuze behandeling, maar dat zou ook in een gevangenis kunnen plaatsvinden. (...) Het recidiverisico op geweldsdelicten is sterk verhoogd. (...) Dit recidiverisico wordt bovendien niet verminderd door plaatsing in een TBS kliniek. (...) Geadviseerd wordt om betrokkene een gevangenisstraf op te leggen in een zeer beveiligde afdeling, bijvoorbeeld een LAA. Bij betrokkene leidt immers het opleggen van een TBS maatregel niet tot afname van het recidiverisico van geweld. Als blijkt dat betrokkene een verminderde expressie heeft van het MAOA gen ("warrior-gene") zou medicamenteus gestart kunnen worden met Depakine. (...)"
Het omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door drs. (naam psycholoog), psycholoog, d.d. 11 augustus 2012 houdt onder meer zakelijk weergegeven in:
"(...) Betrokkene lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de zin van psychopathie. (...) Er kan worden gesproken van een anti sociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis en afhankelijkheid van cocaïne. (...) Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen. Deels beïnvloedde de ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. (...) Nadat betrokkene onder meer gefrustreerd was over de omstandigheid dat hij zijn stereo installatie niet terugkreeg, besloot hij om met een schaar zijn agressie uit te leven naar drie personeelsleden. (...) Vanuit betrokkenes psychopathologie spelen weliswaar verhoogde krenkbaarheid, gebrek aan empathie en geweten en een zwakke persoonlijkheidsorganisatie die doorwerken in de feiten (en op zichzelf een advies tot verminderde toerekeningsvatbaarheid legitimeren), maar dit neemt niet weg dat betrokkene bovenal ook andere afwegingen dan het inzetten van geweld had kunnen maken in de uren voordat de celdeur openging en hij doelbewust toestak. Gelet op de planmatige aspecten valt hierom te adviseren om betrokkene enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te houden voor alle feiten. (...) Betrokkenes psychopathie vormt de grootste risicofactor. Betrokkene heeft vanuit zijn persoonlijkheid nauwelijks terughoudendheid om agressie in te zetten. (...) Tekortschietende zelfbeheersingmogelijkheden bij escalerende conflicten vormt eveneens een risicofactor. (...) Geadviseerd kan worden om een gevangenisstraf op te leggen en deze ten uitvoer te leggen binnen een Landelijke Afzonderings Afdeling, anders dan de L.A.A. van P.I. Vught. (...) Geadviseerd wordt om binnen een dergelijke setting te bezien of psychofarmacalogische beïnvloeding van de agressieproblematiek kan plaatsvinden. Na ommekomst van de detentie zijn daar nog steeds de tbs maatregel en de long-stay status. Te zijner tijd kan worden bezien of (psychologische) behandeling in engere zin van de problematiek binnen een reguliere tbs-kliniek (FPC) plaats kan vinden. (...)"
Ter terechtzitting persisteren de deskundigen bij de door hen gegeven conclusies en adviezen in hun rapporten. Daarnaast verklaart deskundige (naam deskundige) ter terechtzitting dat hij bij enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid geen oplegging van een TBS-maatregel adviseert.
De rechtbank neemt voormelde conclusies en adviezen en de gronden waarop zij berusten van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. Gelet daarop zal de rechtbank aan verdachte geen TBS maatregel opleggen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt om toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe refereert zich aan het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2 primair).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt om gedeeltelijke toewijzing van de vordering, te weten een bedrag van € 500,= voor immateriële schade en een bedrag van € 43,60 voor materiële schade, zijnde in totaal een bedrag van € 543,60 als voorschot, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de vordering niet ontvankelijk verklaard te worden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe refereert zich aan het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3 subsidiair).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt om toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe refereert zich aan het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp, te weten een schaar, vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit het voorwerp is met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 36f, 45, 57, 289, 303.
T.a.v. feit 3 primair:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het tenlastegelegde onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 subsidiair bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
poging tot moord
T.a.v. feit 2 primair:
poging tot moord
T.a.v. feit 3 subsidiair:
zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1, feit 2 primair, feit 3 subsidiair:
- Gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar.
- Beveelt de gevangenneming (apart geminuteerd).
- Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een schaar.
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.638,55 subsidiair 36 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] (PI Vught) van een bedrag van EUR 2.638,55 (zegge: tweeduizendzeshonderdachtendertig euro en vijfenvijftig euro cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.500,= immateriële schadevergoeding (post fysieke schade) en EUR 138,55 materiële schadevergoeding (post verblijfkosten ziekenhuis en reiskosten).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (PI Vught) van een bedrag van EUR 2.638,55 (zegge: tweeduizendzeshonderdachtendertig euro en vijfenvijftig eurocent), te weten EUR 2.500,= immateriële schadevergoeding (post fysieke schade) en EUR 138,55 materiële schadevergoeding (post verblijfkosten ziekenhuis en reiskosten).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 854,60 subsidiair 17 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 854,60 (zegge: achthonderdvierenvijftig euro en zestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 811,= immateriële schadevergoeding (post fysieke schade) en EUR 43,60 materiële schadevergoeding (post treinkaartjes).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 854,60 (zegge: achthonderdvierenvijftig euro en zestig eurocent), te weten EUR 811,= immateriële schadevergoeding (post fysieke schade ) en EUR 43,60 materiële schadevergoeding (post treinkaartjes NS).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 3 subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.750,00 subsidiair 27 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] (PI Vught) van een bedrag van EUR 1.750,= (zegge: zeventienhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (PI Vught) van een bedrag van EUR 1.750,= (zegge: zeventienhonderdvijftig euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. E.C.M. de Klerk en mr. M.M. Klinkenbijl, leden,
in tegenwoordigheid van mr. B.J. van Vugt-Jansen, griffier,
en is uitgesproken op 6 september 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant-Noord, genummerd PL21XO11062, onderzoek Raket.
2 Proces-verbaal verhoor aangever [aangever] d.d. 1 september 2011, blz. 20 - 23
3 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 29 augustus 2011, blz. 24-29
4 Medische verklaring [slachtoffer 2] d.d. 31 augustus 2011, blz. 32
5 Proces-verbaal verhoor benadeelde [slachtoffer 1] d.d. 25 augustus 2011, blz. 36-38
6 Proces-verbaal verhoor getuige vaatchirurg (naam vaatchirurg) d.d. 25 november 2011, blz. 43-45
7 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] d.d. 29 augustus 2011, blz. 46-50
8 Medische verklaring [slachtoffer 3] d.d. 31 augustus 2011, blz. 53
9 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 23 augustus 2012
10 Zie blz. 93-94
11 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] d.d. 28 oktober 2011, blz. 33-35
12 Proces-verbaal bevindingen d.d. 1 december 2011, blz. 69-72
13 Zie voetnoot 9