ECLI:NL:RBSHE:2012:BX6258

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
244386 / FT RK 12-481
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek dwangakkoord en proceskostenveroordeling in het kader van schuldsaneringsregeling

In deze zaak hebben verzoekers gelijktijdig met hun verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ook een verzoek tot een dwangakkoord ingediend. De verweerster heeft haar weigering om in te stemmen met de aangeboden schuldregeling inhoudelijk gemotiveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerster de aangeboden schuldregeling slechts op basis van summiere informatie heeft kunnen beoordelen. De rechtbank oordeelt dat de verweerster niet kan worden verweten dat zij de schuldregeling ter toetsing aan de insolventierechter heeft voorgelegd, die beschikt over een volledig aanvraagdossier. De rechtbank heeft het verzoek tot het dwangakkoord toegewezen, maar de proceskosten zijn op nihil gesteld.

De rechtbank overweegt dat indien verzoekers zouden worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, dit waarschijnlijk zou leiden tot een lagere uitkering voor de schuldeisers dan de thans voorgestelde regeling. De rechtbank is van oordeel dat het resultaat van de huidige schuldregeling voor de schuldeisers waarschijnlijk voordeliger zal zijn dan het te verwachten resultaat uit een schuldsaneringsregeling. De rechtbank acht het reëel dat de verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling toegewezen kunnen worden, en concludeert dat de verweerster in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de voorgestelde schuldregeling heeft kunnen komen.

De rechtbank heeft de verweerster in de proceskosten veroordeeld, maar deze zijn vastgesteld op nihil, omdat de verweerster haar weigering tot instemming met de schuldregeling inhoudelijk heeft gemotiveerd en er geen andere informatie is verstrekt aan de schuldeisers. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de verweerster te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
rekestnummers: 244386 / FT RK 12-481 + 244388 / FT RK 12-483
uitspraakdatum: 10 april 2012
bevel in te stemmen met schuldregeling
in de zaak van
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum],
en
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum]
beiden wonende te [woonplaats],
hierna gezamenlijk te noemen verzoekers,
tegen
[verweerder],
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats],
hierna te noemen verweerster.
1. De procedure
1.1. Verzoekers hebben tegelijk met verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling verzoeken ingevolge artikel 287a lid 1 Fw ingediend om verweerster te bevelen in te stemmen met een schuldregeling, zulks uitvoerbaar bij voorraad. Voorts hebben verzoekers verzocht om bij toewijzing van het verzoek dwangakkoord verweerster in de kosten te veroordelen.
1.2. Bij brief d.d. 9 maart 2012 met bijlagen heeft verweerster medegedeeld ernstige bezwaren te hebben tegen een toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.3. De behandeling van de verzoeken dwangakkoord heeft plaatsgevonden op 23 maart 2012. Ter zitting zijn verzoekers, vergezeld van mevrouw [X] en mevrouw [Y], beiden werkzaam bij Zuidweg & Partners, verschenen. Namens verweerster is verschenen mevrouw [Z].
1.4. Verzoekers hebben ter zitting hun verzoeken ex artikel 287a lid 1 Fw gehandhaafd. Tevens hebben verzoekers volhard in het verzoek tot een kostenveroordeling. Verweerster heeft middels een pleitnotitie gemotiveerd verweer gevoerd.
2. Beoordeling
2.1. Verzoekers hebben een zogenaamd prognoseakkoord aangeboden aan hun 9 schuldeisers, inhoudende een aanbod van betaling van 13,04 % van elke concurrente en 26,08% van elke preferente vordering tegen finale kwijting voor het restant van de vordering. Acht schuldeisers, die gezamenlijk 29,45% van de schuldenlast vertegenwoordigen, hebben bericht akkoord te gaan met de aangeboden regeling.
2.2. Verweerster heeft – kort gezegd – onder meer aangevoerd zij niet met de schuldregeling heeft ingestemd, omdat verzoekers haar gedurende een zeer lange periode bewust onjuist zouden hebben geïnformeerd over de (toekomstige) verhaalsmogelijkheden van verweerster. Verweerster is van oordeel dat verzoekers het vertrouwen van verweerster in hen doelbewust en opzettelijk heeft geschonden. Daarnaast acht verweerster verwijtbaar dat verzoekers (tot voor kort) geen enkele aflossing op haar vordering hebben gedaan. Tot slot geeft verweerster aan dat zij niet kan beoordelen of het aangeboden buitengerechtelijke akkoord voldoet aan alle formele eisen die de wet daaraan stelt.
2.3. Ingevolge artikel 287a lid 5 Fw kan een verzoek als het onderhavige slechts worden toegewezen indien verweerster in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de door verzoekers voorgestelde schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat verweerster heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekers of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
2.4. Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat zijn vordering, eventueel vermeerderd met rente, volledig wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering van verweerster, staat het belang van verweerster bij een weigering van instemming met de schuldregeling vast.
2.5. De rechtbank stelt verder vast dat indien verzoekers zouden worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling dit waarschijnlijk een lagere uitkering zou opleveren voor zijn schuldeisers dan de thans voorgestelde regeling. Daartoe overweegt de rechtbank dat in een wettelijke schuldsaneringsregeling de (boedel)kosten verbonden aan een wettelijke schuldsaneringsregeling ten laste van het ten behoeve van de schuldeisers gespaarde bedrag wordt gebracht. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het resultaat uit de thans voorliggende schuldregeling voor de schuldeisers zeer waarschijnlijk voordeliger zal zijn dan het te verwachten resultaat uit een schuldsaneringsregeling. Voorts is van belang dat de rechtbank de kans reëel acht dat de onderliggende verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zou kunnen worden toegewezen. De rechtbank is namelijk voorshands van oordeel dat vooralsnog onvoldoende aannemelijk is geworden dat verzoekers verweerster bewust hebben misleid of bewust onjuist hebben geïnformeerd.
Door een weigering van verweerster worden de belangen van de overige schuldeisers geschaad.
2.6. De totale schuldenlast van verzoekers bedraagt € 242.478,27. De vordering van verweerster bedraagt € 171.057.80. Hoewel het aandeel van verweerster in de totale schuldenlast zeer fors is, betreft dit slechts één van de omstandigheden die een rol speelt bij onderhavige belangenafweging. Gelet op hetgeen door partijen in onderhavige zaak is gesteld ziet de rechtbank geen aanleiding om de belangen van verweerster zwaarder te laten wegen dan de belangen van verweerster en de overige schuldeisers.
2.7. De rechtbank is op grond van al het vorenstaande van oordeel dat verweerster in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de door verzoekers voorgestelde schuldregeling heeft kunnen komen. De rechtbank zal de verzoeken ex artikel 287a lid 1 Fw toewijzen. Derhalve komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de (subsidiaire) verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
2.8. Ten aanzien van de door verzoekers verzochte proceskostenveroordeling overweegt de rechtbank het volgende. Verweerster heeft haar weigering tot instemming met de aangeboden schuldregeling inhoudelijk gemotiveerd. Verder is de rechtbank niet gebleken dat de schuldeisers behalve de brief waarin de minnelijke schuldregeling is aangeboden andere/nadere informatie is toegestuurd. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat de schuldeisers, waaronder verweerster, onder meer geen kennis hebben kunnen nemen van de samenstelling en aard van de schulden, de (precieze) gegevens waarop de berekening van het vrij te laten bedrag (en dus de spaarcapaciteit) is gebaseerd en het bestaan van eventuele overige vermogensbestanddelen. De rechtbank acht dit van belang voor de beoordeling van het verzoek om een proceskostenveroordeling. Immers uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de insolventierechter beter (dan de voorzieningenrechter) in staat wordt geacht een verzoek dwangakkoord te beoordelen, juist omdat hij een volledig aanvraagdossier krijgt voorgelegd (vgl. Kamerstukken II, 2004/05, 29 942, nr. 3, p. 17). Uit een dergelijk volledig aanvraagdossier blijken in het algemeen onder meer voornoemde gegevens. Nu verweerster de aangeboden schuldregeling slechts heeft kunnen beoordelen op grond van de aan haar verstrekte summiere informatie, kan verweerster naar het oordeel van de rechtbank niet worden verweten dat zij de aangeboden schuldregeling ter toetsing aan de insolventierechter heeft willen voorleggen die immers beschikt over een volledig aanvraagdossier.
2.9. Gelet op artikel 287a lid 6 Fw veroordeelt de rechtbank verweerster in de proceskosten, die op grond van het vorenstaande worden vastgesteld op nihil.
5. De beslissing
De rechtbank:
- beveelt verweerster in te stemmen met de door verzoekers aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt verweerster in de kosten, begroot op nihil;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.G.A. Poelman en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 10 april 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier is buiten staat dit vonnis
te ondertekenen.
JvdS