ECLI:NL:RBSHE:2012:BX5654

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/840897-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. S. van Lokven
  • mr. E.C.P.M. Valckx
  • mr. W.T.A.M. Verheggen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 na onvoldoende onderzoek naar werking stoplichten

Op 23 augustus 2012 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos rijgedrag. De tenlastelegging betrof een incident op 29 juli 2010 te Boxtel, waarbij de verdachte als bestuurder van een motorrijtuig door rood licht zou zijn gereden, wat leidde tot een aanrijding met een snorfietser. De officier van justitie vorderde vrijspraak van het primair tenlastegelegde en achtte het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met een eis van een geldboete van € 250,- of 5 dagen hechtenis.

De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte door rood licht was gereden. Getuigen hadden verklaard dat het slachtoffer door groen reed en er was geen bewijs dat de verdachte door rood was gereden. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de werking van de stoplichten op het moment van het ongeval, wat cruciaal was voor de beoordeling van de zaak.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de overtredingen had begaan. De rechtbank benadrukte het belang van een gedegen onderzoek naar de omstandigheden van het ongeval, inclusief de werking van de verkeerslichten, en concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/840897-10
Datum uitspraak: 23 augustus 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1964],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 augustus 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 juli 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juli 2010 te Boxtel als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de
Brederodeweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
gekomen ter hoogte van de Brederodeweg met de Maastrichtsestraat en/of de
Rechterstraat,
waar een driekleurig verkeerslicht in zijn, verdachtes, richting rood licht
uitstraalde,
met dat door hem, bestuurde motorrijtuig niet voor dat verkeerslicht te
stoppen,
maar door te rijden die kruising op, op een moment dat een voor hem van links
vanaf de Rechterstraat komende bestuurder van een snorfiets bezig was over te
steken,
waardoor althans mede waardoor een bosing is ontstaan tussen het door hem,
verdachte bestuurde motorrijtuig en laatst genoemde scooter,
waardoor de bestuurder van die scooter (genaamd [slachtoffer] zwaar
lichamelijk letsel, te weten een gebroken stuitje, of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juli 2010 te Boxtel als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, Brederodeweg,
gekomen ter hoogte van de Brederodeweg met de Maastrichtsestraat en/of de
Rechterstraat,
waar een driekleurig verkeerslicht in zijn, verdachtes, richting rood licht
uitstraalde, met dat door hem, bestuurder motorrijtuig niet voor dat
verkeerslicht is gestopt, maar is doorgereden die kruising op, op een moment
dat een voor hem van links vanaf de Rechterstraat komende bestuurder van een
snorfiets bezig was over te steken,
waardoor althans mede waardoor een bosing is ontstaan tussen het door hem,
verdachte bestuurde motorrijtuig en laatst genoemde scooter,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert vrijspraak van het primair tenlastegelegde.
Het subsidiair tenlastegelegde acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen en eist:
- een geldboete van € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht het primair en het subsidiair tenlaste gelegde beide niet wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat getuigen hebben gezien dat het slachtoffer door groen reed maar dat niemand heeft gezien dat verdachte door rood reed. Verdachte heeft steeds verklaard dat hij door groen licht is gereden. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat onderzocht had moeten worden of de stoplichten (niet) goed hebben gewerkt. Weliswaar is op 31 januari 2011 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt omtrent de werking van de stoplichten ter plaatse maar daarbij is geen rekening gehouden met de aanwezigheid van de vrachtwagen ter hoogte van de detectielus en de omstandigheid dat op die plek wegwerkzaamheden werden verricht. Aldus is de invloed die dat mogelijk had op de werking van de stoplichten ter plaatse niet onderzocht.
Gelet op het tijdsverloop tussen het tenlastegelegde en de behandeling ter terechtzitting vindt de rechtbank het niet noodzakelijk nog een proces-verbaal van bevindingen op te laten maken omtrent de werking van de stoplichten onder de omstandigheden van die dag, zoals genoemd. Nu ook overigens geen bewijs voorhanden is dat verdachte door rood licht is gereden, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde.
DE UITSPRAAK
T.a.v. primair, subsidiair:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair en het subsidiair ten laste
gelegde heeft begaan.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. van Lokven, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 23 augustus 2012.
Mr. W.T.A.M. Verheggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.