vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/840517-11
Datum uitspraak: 16 augustus 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1964,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 augustus 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 juli 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 mei 2011 te Haarsteeg, gemeente Heusden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Heusdenseweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden met een gelet op de situatie en/of omstandigheden ter plaatse (te) hoge snelheid en/of (vervolgens)zonder dat de noodzaak van het verkeer het hem, verdachte, gebood, plotseling zeer hard te remmen, en/of zijn voertuig niet bij voortduring onder controle te houden, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig, tegen een links van die weg staande boom is gereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten contusie thorax rechts en/of open comminutieve crurisfractuur rechts en/of gedisloceerde midschacht fermurfractuur rechts en/of open comminutieve cruris fractuur en/of contusie schouder en/of scalpwond e/of commotie cerebri, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 mei 2011 te Haarsteeg, gemeente Heusden, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Heusdenweg, heeft gereden met een gelet op de situatie en/of omstandigheden ter plaatse (te) hoge snelheid en/of (vervolgens) zonder dat de noodzaak van het verkeer het hem, verdachte, gebood, plotseling
zeer hard heeft geremd, en/of zijn voertuig niet bij voortduring onder controle heeft gehouden, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig, tegen een
links van die weg staande boom is gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 5 Wegenverkeerwet 1994)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.1
Op vrijdagavond 6 mei 2011 reed verdachte omstreeks 21:00 uur als bestuurder van zijn Porsche 911 Turbo voorzien van het kenteken [kenteken] met [slachtoffer] op de Heusdenseweg te Haarsteeg.2 De Heusdenseweg is gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Haarsteeg in de gemeente Heusden.3 Genoemde weg was voor het openbaar verkeer opengesteld en voor motorrijtuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximum snelheid 80 km/h.4 Toen er niemand aanwezig was op de weg5, heeft verdachte de remmen van de personenauto nagenoeg vol ingedrukt om een noodremming te maken6.
Ten gevolge van een storing in het remsysteem, blokkeerden de achterwielen van de Porsche tijdens de uitgevoerde noodremming, waardoor het voertuig zijn spoorkracht verloor en in een roterende slip raakte. Hierdoor verloor de bestuurder de controle over zijn voertuig. Het voertuig slipte vervolgens in de richting van de links naast de rijbaan gelegen berm. In deze berm kwam de rechterzijde van het voertuig in aanraking met een in deze berm staande boom.7 [slachtoffer] raakte hierbij zwaar gewond.8
Het primair tenlastegelegde feit
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft immers met een veel te hoge snelheid gereden en vervolgens zonder dat in het verkeer de noodzaak daartoe bestond plotseling zeer hard geremd. Hierdoor is hij met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een links van die weg staande boom gereden, waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel opliep. Aldus is er sprake van dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig te rijden waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beoordeling of de schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet valt in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
De rechtbank stelt blijkens de bij de vaststaande feiten gebezigde bewijsmiddelen, de verklaring van verdachte dat hij 100 km/h reed9 en de verklaring van getuige [getuige 1]10 ten aanzien van de snelheid vast dat verdachte op 6 mei 2011 als bestuurder van een personenauto met een gelet op de situatie en omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid heeft gereden en dat hij zonder dat de noodzaak van het verkeer het hem gebood, plotseling zeer hard heeft geremd.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde gedragingen van verdachte onverstandig waren, maar dat hij erop mocht vertrouwen dat het ABS remsysteem in werking zou treden en dat de auto de noodremming aan zou kunnen. Dat de achterwielen van de Porsche tijdens de noodremming ten gevolge van een storing in het remsysteem blokkeerden en dat het voertuig zijn spoorkracht verloor, was voor verdachte niet te voorzien. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde wijze waarop verdachte zich in het verkeer heeft gedragen onverstandig is geweest, maar dat het verkeersongeval niet aan de schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten is.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het subsidiair tenlastegelegde feit
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over het subsidiair tenlastegelegde feit, omdat zij het primair tenlastegelegde feit bewezen acht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde dient te worden ontslagen van rechtsvervolging, nu verdachte geen enkele schuld heeft aan het ontstane gevaar.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg is veroorzaakt of kon worden veroorzaakt, als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
In het onderhavige geval heeft verdachte niet alleen met een gelet op de situatie en omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid gereden, maar heeft hij ook terwijl hij zijn auto bestuurde zonder dat daartoe de noodzaak bestond een noodremming gemaakt waarbij hij de controle over zijn voertuig is verloren. De rechtbank is van oordeel dat er door deze gedragingen van verdachte gevaar op de weg is veroorzaakt.
Het subsidiair tenlastegelegde kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen worden. De rechtbank baseert haar oordeel op de hiervoor onder het kopje 'vaststaande feiten' genoemde (vaststaande) feiten en de verklaring van verdachte11 en de getuige [getuige 1]12 ten aanzien van de snelheid.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 06 mei 2011 te Haarsteeg, gemeente Heusden, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Heusdenseweg, heeft gereden met een gelet op de situatie en omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid en vervolgens zonder dat de noodzaak van het verkeer het hem, verdachte, gebood, plotseling zeer hard heeft geremd, en zijn voertuig niet bij voortduring onder controle heeft gehouden, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig, tegen een links van die weg staande boom is gereden, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Door de verdediging is naar voren gebracht dat verdachte niets te verwijten is omdat hij geen enkele schuld heeft aan het ontstane gevaar. Hij vertrouwde er juist op dat dit gevaar zich niet voor zou doen en hij mocht hier volgens de verdediging ook op vertrouwen.
Hiermee is een beroep gedaan op de schulduitsluitingsgrond dat bij verdachte sprake was van afwezigheid van alle schuld.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Uit de hiervoor genoemde vaststaande feiten blijkt dat verdachte met een gelet op de situatie en omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid heeft gereden en dat hij terwijl hij zijn auto bestuurde zonder dat daartoe de noodzaak bestond een noodremming heeft gemaakt waarbij hij de controle over zijn voertuig verloor.
De rechtbank acht - getuige de vrijspraak van het primaire tenlastegelegde feit - deze gedragingen niet dermate aanmerkelijk en onvoorzichtig dat sprake is geweest van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, maar evenmin is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk geworden dat verdachte in dit geval geen enkel verwijt valt te maken. Verdachte reed immers te hard en hij voerde een niet noodzakelijke noodremming uit. Het verweer wordt dan ook verworpen. De verdachte is strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de door de verdediging gevorderde vrijspraak voor het primair tenlastegelegde en ontslag van rechtsvervolging voor het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich niet over de strafmaat uitgelaten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Strafverzwarend.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank stelt ook vast dat verdachte ter zake snelheidsovertredingen blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie reeds eerder veroordeeld is. De rechtbank rekent het verdachte aan dat door zijn (onnodige) verkeersgedrag een aanrijding plaatsvond, waarbij [slachtoffer] zwaargewond raakte.
Strafmatigend
De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aangedane leed inziet en dat hij op verschillende manieren zijn verontschuldigingen aan het slachtoffer heeft aangeboden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank in tegenstelling tot de officier van justitie van oordeel is dat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken en dat de op te leggen werkstraf van na te melden duur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengen.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid als bijkomende straf dient te worden opgelegd, nu enerzijds de ernst van het begane delict en anderzijds de van deze straf te verwachten preventieve werking zulks rechtvaardigen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
T.a.v. primair:
Vrijspraak
De rechtbank verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de overtreding:
subsidiair
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen
T.a.v. subsidiair:
Werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis
T.a.v. subsidiair:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 4 maanden
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. M.M. Klinkenbijl en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. Boerboom, griffier,
en is uitgesproken op 16 augustus 2012.
Mr. J.M.J. Denie is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politieregio Brabant-Noord, district Meierij met registratienummer PL21X4 2011047108, gesloten op 5 juli 2011, aantal doorgenummerde bladzijden 72 {verder: eindpv}
2 Proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 mei 2011, blz. 31 van het eindpv en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 2 augustus 2012
3 Proces-verbaal Verkeers Ongeval Analyse opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 10 juni 2011, blz. 43 van het eindpv
4 Proces-verbaal Verkeers Ongeval Analyse opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 10 juni 2011, blz. 44 van het eindpv
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 mei 2011, blz. 32 van het eindpv, de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 2 augustus 2012, de verklaring van [getuige 1], blz. 18 van het eindpv en de verklaring van [getuige 2], blz. 25 van het eindpv
6 Proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 mei 2011, blz. 32 van het eindpv en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 2 augustus 2012
7 Proces-verbaal Verkeers Ongeval Analyse opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 10 juni 2011, blz. 58 van het eindpv
8 De verklaring van [slachtoffer] afgelegd op 1 juli 2011, blz. 66 en 67 van het eindpv
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 mei 2011, blz. 32 van het eindpv en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 2 augustus 2012
10 De verklaring van [getuige 1] van 11 mei 2011, blz. 17 van het eindpv
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 mei 2011, blz. 32 van het eindpv en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 2 augustus 2012
12 De verklaring van [getuige 1] van 11 mei 2011, blz. 17 van het eindpv