ECLI:NL:RBSHE:2012:BX5647

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/820255-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door onjuist aangekoppelde aanhangwagen met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 7 augustus 2012 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 oktober 2011 in Eindhoven een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een auto met aanhangwagen, heeft de aanhangwagen niet op de juiste wijze aangekoppeld. Hierdoor raakte de aanhangwagen los tijdens het rijden, wat resulteerde in een aanrijding met een fietser, die zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een verbrijzelde vinger. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, wat in strijd is met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair verwijten van roekeloos en onvoorzichtig rijgedrag. De verdediging stelde dat de verdachte wel degelijk een losbreekremkabel had bevestigd, maar dit werd door de rechtbank als niet aannemelijk verworpen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen de aanhangwagen onjuist had aangekoppeld, maar ook dat hij de vereiste losbreekreminrichting had weggelaten, wat een extra beveiliging had moeten bieden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat er sprake was van schuld in de zin van de Wegenverkeerswet, en dat het letsel van het slachtoffer als zwaar lichamelijk letsel moest worden gekwalificeerd. De rechtbank legde een geldboete van 1.000 euro op, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke rijontzegging van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/820255-12
Datum uitspraak: 07 augustus 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1966],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 juli 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 juni 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 oktober 2011 te Eindhoven, tezamen en/of in vereniging
met een ander, althans alleen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder
van een motorrijtuig (auto met aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg,
de Bethlehemlaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onoordeelkundig,
te handelen als volgt:,
* verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben een aanhangwagen aan een auto
gekoppeld, waarbij de koppeling niet op correcte, althans onvoldoende, wijze
is aangebracht en/of (daarbij/ook) de losbreekrem niet is bevestigd;
* verdachte is (vervolgens) met die auto en/of aanhangwagen gaan rijden;
* (vervolgens) is die aanhangwagen losgeraakt van de (rijdende/optrekkende)
auto en/of (vervolgens) is die aanhangwagen tegen een zich op die
Bethlehemlaan rijdende, althans zich bevindende fietser ([slachtoffer])
gereden/gebotst,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te
weten een verbrijzelde vinger, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan;
[artikel 6 Wegenverkeerswet 1994]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 oktober 2011 te Eindhoven, tezamen en/of in vereniging
met een ander, althans alleen, als bestuurder van een voertuig (auto (met
aanhangwagen)), daarmee rijdende op de weg, de Bethlehemlaan 49, heeft
gehandeld als volgt:
* verdachte en/of zijn mededader heeft/hebben een aanhangwagen aan een auto
gekoppeld, waarbij de koppeling niet op correcte, althans onvoldoende, wijze
is aangebracht en/of (daarbij/ook) de losbreekrem niet is bevestigd;
* verdachte is (vervolgens) met die auto en/of aanhangwagen gaan rijden;
* (vervolgens) is die aanhangwagen losgeraakt van de (rijdende/optrekkende)
auto en/of (vervolgens) is die aanhangwagen tegen een zich op die
Bethlehemlaan rijdende, althans zich bevindende fietser ([slachtoffer])
gereden/gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
[artikel 5 Wegenverkeerswet 1994]
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.1
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft bij nader inzien wel degelijk een losbreekremkabel bevestigd. Mogelijk is de kabel afgebroken vanwege inferieure kwaliteit. Dan resteert enkel het niet correct aan-koppelen van de aanhangwagen. Deze enkele fout is onvoldoende ernstig om te spreken
van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Voorts valt het letsel dat slachtoffer [slachtoffer] heeft opgelopen niet te kwalificeren als (zwaar) lichamelijk letsel als bedoeld in genoemd wetsartikel. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Referte ten aanzien van het subsidiair tenlastgelegde.
Het standpunt van de officier van justitie.
De aanhangwagen was niet correct aangekoppeld. Verdachte heeft de koppeling van de aanhangwagen niet over de kogel van de trekhaak geplaatst. Voorts ontbrak de vereiste losbreekremkabel, waardoor de reminrichting van de aanhangwagen niet werd geactiveerd. De pas ter zitting voor het eerst afgelegde verklaring van verdachte dat hij wel degelijk een veiligheidskabel zou hebben bevestigd dient als niet aannemelijk terzijde te worden geschoven, aangezien verdachte op dit punt bij de politie een andersluidende verklaring heeft afgelegd en op de plaats van het ongeval geen (onderdelen van een) kabel is (zijn) aangetroffen.
Het verkeersgedrag van verdachte kan worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig. Aldus is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Het letsel van slachtoffer [slachtoffer] dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Het primair tenlastegelegde kan dan ook worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
I. Inleiding.
Verdachte bestuurt in de middag van 14 oktober 2011 te Eindhoven een personenauto (VW Polo) met daaraan gekoppeld een aanhangwagen met zwerfval. Hij rijdt naar het stort in de wijk Esp. Op het stort ontkoppelt hij samen met bijrijder [getuige ] de aanhangwagen om deze te legen. Na het legen koppelen zij de aanhangwagen weer aan de personenauto en rijden zij weg. Op de Bethlehemlaan te Eindhoven raakt de aanhangwagen los van de personenauto.2 De op genoemde straat fietsende [slachtoffer] wordt door de losgeraakte aanhangwagen geraakt en komt hierdoor ten val.3 Het ongeval vindt plaats
rond 17:05 uur.4 In het Catharinaziekenhuis wordt geconstateerd dat de linkerwijsvinger
van [slachtoffer] is verbrijzeld.5 Het letsel wordt nader omschreven als (letterlijk) 'Gecompliceerde breuk van het eerste kootje 2e vinger links. Pees- en botletsel wijsvinger links. Ernstig handletsel met langdurige gevolgen.'6 [slachtoffer] is aan de wijsvinger geopereerd en volgt therapie om de wijsvinger weer te kunnen laten buigen. De wijsvinger kan mogelijk nooit meer optimaal gebruikt worden.7
II. Bevindingen verbalisant [verbalisant 1].8
Verbalisant gaat naar aanleiding van de melding van het verkeersongeval, omstreeks 17:10 uur, ter plaatse en treft de aanhanger aan. De aanhanger heeft geen losbreekreminrichting.
III. VerkeersOngevalsAnalyse.9
Verbalisanten van de afdeling Forenisisch Technische Ondersteuning (FTO) hebben op 14 oktober 2011 omstreeks 17:30 uur een onderzoek ingesteld naar de toedracht en oorzaak van het ongeval. Zij rapporteren dat de kabel ten behoeve van de losbreekreminrichting ontbrak. Daarnaast rapporteren zij dat de koppeling van de aanhangwagen niet op correcte wijze was gekoppeld aan de trekhaak van de personenauto. De koppeling werd in vergrendelde stand aangetroffen op de plaats van het ongeval. De koppeling rustte dus in vergrendelde stand op de bovenzijde van de trekhaak. Middels een rijproef werd vastgesteld dat de koppeling van de aanhangwagen door de kogeldruk op de kogel bleef rusten tijdens het rijden. Voorts is uit proefnemingen gebleken dat de koppeling niet van de kogel kan worden genomen indien de koppeling op de correcte wijze over de kogel is geplaatst en vergrendeld is.
De verbalisanten komen tot de navolgende oorzaak van het ongeval:
'Doordat de aanhangwagen niet op de voorgeschreven wijze aan het trekkend voertuig was gekoppeld raakte deze op enig moment los van het trekkende voertuig (..). Doordat de losbreekkabel ontbrak werd de reminrichting van de aanhangwagen niet geactiveerd en remde de aanhangwagen niet af (..).'
IV. Verklaring verdachte bij de politie.10
Op de vraag van de verhorende verbalisant of verdachte de hulpkoppeling of de losbreekreminrichting had bevestigd, antwoordt verdachte (letterlijk):
'Ik denk dat ik deze niet heb bevestigd.'
V. Conclusie rechtbank.
De pas ter zitting voor het eerst afgelegde verklaring van verdachte dat hij wel een veiligheidskabel had bevestigd, wordt door de rechtbank als niet aannemelijk terzijde geschoven, omdat:
- verdachte op dit punt bij de politie een andersluidende verklaring heeft afgelegd,
- verbalisant [verbalisant 1] kort na het ongeval ter plaatse was en de aanhanger zonder
losbreekreminrichting aantrof en
- de kort hierna ter plaatse zijnde verbalisanten van de FTO eveneens hebben vastgesteld
dat er een losbreekreminrichting onbrak en zij op de plaats van het ongeval ook kennelijk
geen (onderdelen van een) kabel hebben aangetroffen, terwijl het, gelet op hun expertise voor de hand ligt dat zij een dergelijk voorwerp - indien aanwezig - zouden hebben opgemerkt.
De rechtbank neemt de bevindingen van de verbalisanten van de FTO zoals hiervoor onder III zijn uitgeschreven over, omdat deze bevindingen passend zijn bij wat feitelijk is gebeurd - immers de aanhangwagen is losgeraakt en de reminrichting werd niet geactiveerd - en van
een ander technisch mankement of een andere mogelijkheid waardoor de aanhangwagen kon losraken niet is gebleken. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte het verwijt kan worden gemaakt dat hij de aanhangwagen niet correct (over de kogel van de trekhaak) heeft bevestigd en dat er een losbreekreminrichting ontbrak.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat er sprake is van schuld in de zin artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit betekent dat er sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtig-heid. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Immers, verdachte is aan het verkeer gaan deelnemen met een aanhangwagen terwijl deze niet op correcte wijze was bevestigd én zonder een losbreekreminrichting, zijnde een extra beveiliging ingeval een aanhanger losraakt danwel - onverhoopt - niet goed wordt aangekoppeld. Op een verkeersdeelnemer met een aanhangwagen rust een extra plicht en verantwoordelijkheid jegens de medeweggebruikers om er voor te zorgen dat aan alle vereisten van een deugdelijke en veilige koppeling is voldaan. Dit ter waarborging van de veiligheid van de andere verkeersdeelnemers. Het hierin op twee onderdelen tekortschieten brengt, mede gelet op de voorzienbaar ernstige gevolgen die dit tekortschieten kan teweegbrengen, de rechtbank tot het oordeel dat er sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en dus van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Voor wat betreft het bij slachtoffer [slachtoffer] opgelopen letsel stelt de rechtbank vast
dat het formulier medische informatie spreekt van een gecompliceerde breuk van de linkerwijsvinger met pees- en botletsel. Het letsel wordt voorts omschreven als ernstig handletsel met langdurige gevolgen. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat hij aan
de wijsvinger is geopereerd en dat hij daar therapie voor volgt, omdat hij de vinger op
dat moment (d.d. 29 november 2011) niet kan gebruiken. [slachtoffer] heeft in het zieken- huis te horen gekregen dat zijn vinger is verbrijzeld.
Gelet op de noodzaak van een operatieve ingreep, de langdurigheid van de beperking en
de onduidelijkheid omtrent een optimaal herstel, acht de rechtbank de conclusie meer dan gerechtvaardigd dat genoemd letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is
dat verdachte:
(primair)
op 14 oktober 2011 te Eindhoven, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto met aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, de Bethlehemlaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig te handelen als volgt:
*verdachte heeft een aanhangwagen aan een auto gekoppeld, waarbij de koppeling niet op
correcte wijze is aangebracht en (daarbij /ook) de losbreekrem niet is bevestigd;
*verdachte is vervolgens met die auto en aanhangwagen gaan rijden;
*vervolgens is die aanhangwagen losgeraakt van de (rijdende/optrekkende) auto en
vervolgens is die aanhangwagen tegen een zich op die Bethlehemlaan rijdende fietser
([slachtoffer]) gereden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
verbrijzelde vinger, werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straffen.
De eis van de officier van justitie. (bijlage)
De officier van justitie vordert:
*een geldboete van 1.000 euro, subsidiair 20 dagen hechtenis. De geldboete kan eventueel
in termijnen worden voldaan;
*een voorwaardelijke rijontzegging van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging.
Matiging van de gevorderde geldboete. Referte ten aanzien van een voorwaardelijke rijontzegging.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder diens draagkracht.
De rechtbank slaat ten nadele van verdachte acht op de omstandigheid dat verdachte heeft gereden met een aanhangwagen die niet voorzien was van een losbreekreminrichting, een voorziening die bescherming beoogt te bieden tegen de nadelige gevolgen van een fout zoals door verdachte in het onderhavige geval is gemaakt: het onjuist aankoppelen van een aanhangwagen. Mede hierdoor heeft het verkeerd aankoppelen van de aanhanger ingrijpender en - mogelijk ook - blijvende gevolgen voor het slachtoffer, dan wanneer een dergelijke voorziening aanwezig en in bedrijf was geweest ten tijde van het losbreken van de aanhanger.
Ten voordele van verdachte zal de rechtbank ermee rekening houden dat verdachte nooit eerder vanwege een verkeersdelict is veroordeeld en hij er blijk van heeft gegeven dat hij
de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet. Verdachte heeft op meerdere momenten contact met het slachtoffer gezocht. Uit verdachtes houding spreekt
een oprechte belangstelling naar het welzijn van slachtoffer [slachtoffer].
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een geldboete van na te melden hoogte op zijn plaats, eventueel te voldoen in termijnen. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke rijontzegging opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een (soortgelijk)
delict te plegen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a en 24c.
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175 en 179.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
(primair)
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
t.a.v. primair:
*Geldboete van EUR 1000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis. De geldboete desgewenst te
voldoen in 10 termijnen van elk EUR 100,= per maand.
*Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder
begrepen) voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. E. Sikkema, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 7 augustus 2012.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant Zuid-Oost, genummerd PL2205 2011154252, sluitingsdatum d.d. 24 januari 2012, aantal doorgenummerde blz.: 38.
2verklaring [naam] (blz. 16-17 eindpv); verklaringen verdachte (blz. 18-19 eindpv en ter zitting van 24 juli 2012)
3verklaring [slachtoffer] (blz. 21-22 eindpv)
4bevindingen verbalisant [verbalisant 1] (blz. 5, eindpv)
5verklaring [slachtoffer] (blz. 22 eindpv)
6medische informatie Catharinaziekenhuis (blz. 35 eindpv)
7verklaring [slachtoffer] (blz. 22 eindpv); relaas van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] (blz. 8 eindpv)
8bevindingen verbalisant [verbalisant 1] (blz. 2 onderaan en blz 3 bovenaan, eindpv)
9proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (blz. 29, 31 en 32, eindpv)
10verklaring verdachte (blz. 19 4e alinea, eindpv)