ECLI:NL:RBSHE:2012:BX5038
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot schadevergoeding na kennelijk onredelijk ontslag
In deze zaak heeft de kantonrechter in Eindhoven op 16 augustus 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [eiser], en gedaagde, Philips Electronics Nederland BV. Eiser vorderde een verklaring voor recht dat zijn ontslag kennelijk onredelijk was en eiste een schadevergoeding van € 271.765,91, vermeerderd met rente vanaf 28 september 2011. Eiser stelde dat hij sinds 1 mei 1980 in dienst was bij de rechtsvoorgangster van Philips en dat hij op 31 december 2001 met toestemming van het CWI was ontslagen. Hij voerde aan dat hij onder financiële druk twee overeenkomsten had getekend, waarbij hem een schadevergoeding van f 152.749,84 bruto was toegekend, maar dat het ontslag kennelijk onredelijk was.
Philips verweerde zich door te stellen dat eiser zijn recht om een vordering in te stellen op grond van kennelijk onredelijk ontslag had verwerkt. Hoewel er stuitingsbrieven waren verstuurd, had Philips jarenlang niets van eiser vernomen. De kantonrechter oordeelde dat de verjaringstermijn van zes maanden, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (BW) artikel 7:683, niet was verstreken, maar dat het naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om de mogelijkheid tot het instellen van een vordering meer dan negen jaar open te houden. Eiser had onvoldoende omstandigheden aangevoerd die een dergelijk uitstel zouden kunnen rechtvaardigen.
De kantonrechter wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van Philips, die op € 1.600,- werden gesteld wegens gemachtigdensalaris. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige actie bij het instellen van vorderingen en de toepassing van redelijkheid en billijkheid in arbeidsrechtelijke geschillen.