vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/845056-12
Datum uitspraak: 15 augustus 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 augustus 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 april 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 februari 2012 te Nuland, gemeente Maasdonk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een auto (Volkswagen Golf), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 1] en/of gericht heeft/hebben gehouden en/of daarbij de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Autosleutels. Niets persoonlijks. Dat kun je opgeven bij de verzekering", althans woorden van gelijke strekking;
(artikel 317 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 10 februari 2012 te Berlicum, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen tot aangifte van een auto (Volkswagen Golf), in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben vastgehouden en/of daarbij die [slachtoffer 2] (dreigend) meermalen, althans eenmaal, de woorden heeft/hebben toegevoegd: "sleutels";
(artikel 317 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 februari 2012 te Berlicum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Volkswagen Golf), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben vastgehouden en/of daarbij die [slachtoffer 2] (dreigend) meermalen, althans eenmaal, de woorden heeft/hebben toegevoegd: "sleutels";
(artikel 312 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 31 januari 2012 te Rosmalen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Volkswagen Golf), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 3] en/of daarbij die [slachtoffer 3] (dreigend) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "uitstappen en oprotten" en/of "opschieten"
(artikel 312 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het medeplegen van dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van onder meer de aangifte en aanvullende verklaringen van aangever [slachtoffer 1] en de verklaringen van getuigen [getuige 1], van [getuige 2] en [getuige 3]. Hij merkt op dat signalementen in al deze verklaringen behoorlijk kloppen. Verder zijn verdachte en zijn medeverdachte enkele uren na de overval in de nabijheid van de ontvreemde Volkswagen Golf aangetroffen, vertelden zij toen een kletsverhaal over hun aanwezigheid daar en lagen in de auto waarin zij reden de sleutel van de ontvreemde Volkswagen Golf en zwarte kleding. De aanhouding van verdachte is niet onrechtmatig, omdat op dat moment voldoende redelijk vermoeden van schuld bestond.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging sluit zich aan bij het standpunt van de raadsman van medeverdachte [medeverdachte] dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was, omdat op het moment van aanhouding geen verdenking als bedoeld in artikel 27 Wetboek van Strafvordering bestond. Ook de inbeslagname en doorzoeking van de auto waarin verdachte en zijn medeverdachte reden, waren dus onrechtmatig. Alle hierdoor verkregen bewijsmiddelen moeten worden uitgesloten van het bewijs.
De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken bij gebreke aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Er is een groot 'gat' tussen het moment van de overval en het moment van aanhouding. Het is aannemelijk dat de personen die door de getuigen voorafgaand aan de overval bij de bushalte zijn gezien, de daders zijn. Uit de verklaring van getuige [getuige 4] ter terechtzitting blijkt dat verdachte niet één van die personen bij de bushalte kan zijn geweest. Het vermoeden dat verdachte bij dit feit betrokken is geweest, is enkel gebaseerd op algemene signalementen. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar bewijs dat ontlastend kan zijn.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen 1
De rechtbank acht de volgende bewijsmiddelen van belang.
1. Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] 2
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] vernamen op dinsdag 14 februari 2012 omstreeks 18.39 uur tijdens hun surveillance dat zojuist op de [straat] in Nuland onder bedreiging van een zwart pistool een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] weggenomen was door twee daders, in het zwart gekleed met zwarte mutsen en een sjaal voor hun gezicht. Om 18.57 uur troffen zij deze personenauto aan in de Driekoningenstraat te Nuland. De Driekoningenstraat is een smalle zijstraat van de Waterleidingstraat en is aangeduid als doodlopende weg. Verbalisanten troffen de Volkswagen Golf ongeveer 350 meter van de Waterleidingstraat vandaan aan.
Als aanvullend signalement kregen de verbalisanten door dat de daders twee Marokkaanse personen zouden zijn, 1,87 meter lang en gekleed in zwarte kleding en spijkerbroeken.
De verbalisanten hebben zicht gehouden op het aangetroffen voertuig. Om 21.25 uur zagen verbalisanten een Ford Mondeo met kenteken [kenteken] hun richting op komen rijden. Nadat de verbalisanten hun groot licht in werking hadden gesteld, stopte de Ford Mondeo naast het politievoertuig. Verbalisanten spraken de twee inzittenden van de Ford Mondeo aan. Zij gaven als namen [verdachte] en [medeverdachte] op. Op de vraag van de verbalisanten wat zij hier kwamen doen, verklaarden beiden dat ze in Nuland moesten zijn om bij twee vriendinnen op bezoek te gaan. [medeverdachte] vertelde dat het om vriendinnen ging van [verdachte] en wist niet waar ze woonden. [verdachte] verklaarde verkeerd gereden te zijn. Hij moest in Nuland zijn. Op de vraag waar zijn vriendinnen woonden kon hij geen antwoord geven. Verbalisanten beschrijven [verdachte] als een Marokkaanse jongen die qua lengte overeenkomt met het opgegeven signalement. Verbalisanten zagen dat in de Ford Mondeo op de achterbank twee zwarte sjaals en op de rechter voormat zwarte handschoenen lagen.
Gezien het feit dat beide personen in de directe nabijheid van de weggenomen Volkswagen Golf werden aangetroffen, terwijl deze was achtergelaten op een doodlopende weg in de bossen, alsmede het feit dat de bestuurder [verdachte] aan het signalement voldeed en geen redelijke verklaring kon opgeven voor zijn aanwezigheid aldaar, hebben verbalisanten beide personen om 21.30 uur aangehouden terzake diefstal met geweldpleging c.q. afpersing van de Volkswagen Golf.
Bij het onderzoek aan de in beslag genomen Ford Mondeo met kenteken [kenteken] werd onder de bestuurdersstoel, aan de achterzijde op de vloermat, een Volkswagen autosleutel aangetroffen. Tevens werden twee zwarte sjaals, een zwarte muts en diverse zwarte handschoenen aangetroffen. Toen verbalisant [verbalisant 2] op de ontgrendelknop van de aangetroffen Volkswagen autosleutel drukte, traden de knipperlichten van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] in werking.
2. [slachtoffer 1] 3
Op 14 februari 2012 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan. In zijn aangifte verklaarde hij dat hij op 14 februari 2012 omstreeks 18.30 uur in de personenauto Volkswagen Golf, kenteken [kenteken] reed die toebehoort aan hem en aan [bedrijf 1] Hij zag toen bij de bushalte die direct links naast de oprit bij zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] ligt, twee jongens staan. Hij parkeerde zijn auto op de oprit en stapte uit. Hij zag dat plotseling een van de twee jongens van de bushalte achter hem stond en een vuurwapen, een pistool, omhoog hield met zijn rechterhand. De jongen hield het pistool met de loop op ongeveer 30 à 40 centimeter afstand van aangevers hoofd vandaan en richtte op hem. De andere jongen stond aan de bijrijderskant van aangevers auto en had het portier al open gemaakt. De jongen met het wapen zei tegen aangever: "Autosleutels. Niets persoonlijks. Autosleutels. Dat kun je opgeven bij de verzekering." Aangever hoorde dat de jongen met een buitenlands accent praatte, volgens hem Marokkaans. Aangever gaf zijn sleutel af. Nadat aangever wat spullen uit de kofferbak had gepakt, gooide de jongen zonder wapen de klep van de kofferbak dicht, liep naar de bijrijdersstoel en nam daarop plaats. De jongen met het pistool nam op de bestuurdersplaats plaats en legde het pistool op zijn schoot. Enkele momenten later reed hij met de auto weg, linksaf over de Duin en Daalseweg in de richting van de Kruisstraat.
Het vuurwapen was een pistool, zwart van kleur.
Het signalement van de jongen met het pistool was: ongeveer 25 jaar oud, Marokkaans accent, getinte huidskleur, normaal postuur, ongeveer 1,87 meter lang, had een gebreide zwarte muts op tot over zijn oren, had een sjaal voor zijn gezicht waardoor aangever alleen zijn ogen kon zien, half lange zwarte jas die van iets glanzende stof was, blauwe spijkerbroek.
Het signalement van de jongen zonder het pistool was: ongeveer 25 jaar oud, getinte huidskleur, normaal postuur, ongeveer 1,87 meter lang, had een gebreide zwarte muts op tot over zijn oren, had een sjaal voor zijn gezicht waardoor aangever alleen zijn ogen kon zien, half lange zwarte jas die van iets glanzende stof was, blauwe spijkerbroek.
3. Aanvullende verklaring aangever [slachtoffer 1] 16 februari 2012 4
Op 16 februari 2012 heeft aangever [slachtoffer 1] in aanvulling op het voorgaande verklaard dat in zijn auto geen vuurwapen lag. In aanvulling op zijn omschrijving van de jongen zonder pistool in zijn aangifte, merkt hij op dat hij er niet zeker van is dat die jongen een getinte huidskleur had.
4. Aanvullende verklaring aangever [slachtoffer 1] 24 februari 2012 5
Op 24 februari 2012 heeft aangever [slachtoffer 1], toen verbalisante [verbalisant 6] hem een foto van het aangetroffen vuurwapen toonde, verklaard dat het lijkt op het wapen waarmee hij is bedreigd. Hij herkent de voorkant van het wapen, omdat de loop een beetje uitstak en dat is bij het wapen op de foto ook het geval.
5. Getuige [getuige 2] 6
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 14 februari 2012 tussen 17.00 uur en 17.15 uur twee personen zag staan ter hoogte van de bushalte op de Duin en Daelseweg te Nuland, tegenover de oprit van de woning waar de overval later heeft plaatsgevonden. Die personen vielen de getuige op, omdat hij ze niet kende. Beide personen waren jongens. Getuige schat hun leeftijd iets onder de 20 jaar. Beide personen hadden een donkere muts op en een donkere sjaal om. Een van die personen had de sjaal voor zijn gezicht, namelijk voor zijn mond en een gedeelte van zijn neus. Volgens getuige waren de mutsen en sjaals zwart van kleur. Eén persoon was licht getint. Beide personen hadden een normaal postuur.
6. Getuige [getuige 3] 7
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij op 14 februari 2012 omstreeks 17.20 uur twee jongens heeft zien staan bij de bushalte aan de Duin en Daelseweg te Nuland, nabij de woning waar die dag een overval heeft plaatsgevonden. Getuige zag dat de mond en een gedeelte van de neus van de twee jongens bedekt waren door zwarte sjaals. Een van de jongens had een zwarte muts op. De andere persoon had een zwarte muts op met een soort klepje aan de voorzijde. Beide jongens waren donker gekleed. De persoon met de zwarte muts was licht getint. Hij had een lengte van 175 - 180 cm, was naar schatting van getuige rond de 20 jaar en had een slank postuur. De jongen met de muts met het klepje was naar getuiges schatting ook rond de 20 jaar, was iets voller dan de andere persoon en had een normaal postuur.
7. Getuige [getuige 1] 8
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 14 februari 2012 om 17.46 uur twee jongens zag staan bij bushalte bij de oprit van de woning die op de hoek [straat 1 en straat 2] te Nuland is gelegen. Een van de twee jongens had een licht getinte maar geen donkere huidskleur, was ongeveer 1,80 - 1,85 meter, had een smal tot normaal postuur, leeftijd ongeveer 18 jaar. Hij droeg een donker petje en was donker gekleed. De andere jongen was ook ongeveer 18 jaar, ook tussen de 1,80 en 1,85 meter, had een normaal postuur en was lichter van huidskleur, meer een Nederlander. Hij droeg ook een donker petje en donkere kleding.
8. Proces-verbaal sporenonderzoek 9
In de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] werd een vuurwapen van het merk Bruni aangetroffen.
Rechtmatigheid van de aanhouding
Naar aanleiding van de in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (zie hiervoor onder 1) omschreven gang van zaken overweegt de rechtbank als volgt over het redelijk vermoeden van schuld (artikel 27 Wetboek van Strafvordering) en het moment van ontstaan daarvan.
Het enkele rijden in een auto (de Ford Mondeo) op een doodlopende weg waar de bij de overval ontvreemde Volkswagen Golf was geparkeerd, maakte de inzittenden van die Ford Mondeo nog niet tot verdachten. Zij zouden immers een goede reden kunnen hebben om daar te rijden. Toen de verbalisanten de inzittenden vroegen wat zij daar kwamen doen, hoefden zij hen dus nog niet de cautie te geven. Vervolgens bleek dat de inzittenden er geen redelijke verklaring voor konden geven waarom zij in de loop van de avond op deze doodlopende weg reden, dat bestuurder [verdachte] voldeed aan het signalement en dat in de auto zichtbaar zwarte sjaals en handschoenen lagen terwijl de daders zwarte sjaals hadden gedragen. De rechtbank leest - anders dan de verdediging - in het hiervoor aangehaalde proces-verbaal van bevindingen niet dat de verbalisanten de zwarte sjaals en handschoenen pas na de aanhouding hebben gezien. Uit deze feiten en omstandigheden tezamen vloeide een zodanig redelijk vermoeden van schuld aan de overval voort, dat zij verdachten werden. De aanhouding van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] op dat moment is dus niet onrechtmatig. Dit heeft tot gevolg dat er geen reden is voor bewijsuitsluiting zoals door de verdediging betoogd.
De rechtbank overweegt als volgt over het tenlastegelegde.
Uit de verklaringen van getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 1] blijkt dat zij op 14 februari 2012 om respectievelijk 17.00 uur à 17.15 uur, 17.20 uur en 17.46 uur twee personen waarvan de signalementen telkens tot op grote hoogte overeenkomen hebben zien staan in de directe omgeving van de woning van (de latere) aangever. Enige tijd daarna, omstreeks 18.30 uur, is aangever bij zijn woning overvallen door twee personen waarvan de signalementen overeenkomen met de door getuigen [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 1] gegeven signalementen. Gezien deze grote mate van overeenkomst tussen de drie getuigenverklaringen en de verklaring van aangever, komt de rechtbank tot het oordeel dat buiten redelijke twijfel is dat de twee door de getuigen gesignaleerde jongens de latere overvallers moeten zijn geweest.
Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] zijn enkele uren na de overval aangehouden in de directe nabijheid van de ontvreemde Volkswagen Golf, nadat zij daar in een Ford Mondeo waren komen aanrijden. Die Volkswagen Golf bevond zich op een doodlopende weg enkele honderden meters van de doorgaande weg vandaan. Het uiterlijk van verdachte past naar het oordeel van de rechtbank in de door de genoemde getuigen en aangever gegeven signalementen van één van de daders. De gegeven signalementen zijn weliswaar niet heel specifiek, maar vormen slechts een van de onderdelen van het bewijs. Met betrekking tot het al dan niet lichtgekleurd zijn van allebei de daders overweegt de rechtbank dat getuige [getuige 1] die - anders dan de andere getuigen en aangever - beide personen heeft gezien zonder gezicht deels bedekkende kleding, heeft verklaard dat een van hen een lichtgekleurde huidskleur had en de ander lichter van huidskleur was, meer een Nederlander10. In de Ford Mondeo waarbij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 14 februari 2012 zijn aangehouden, lagen sjaals en een muts die eveneens passen in de gegeven beschrijvingen. In die Ford Mondeo is tevens een autosleutel aangetroffen, die bij de ontvreemde Volkswagen Golf bleek te behoren. Verdachte kan geen aannemelijke verklaring geven hoe die autosleutel in zijn auto terecht is gekomen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die dag de Ford Mondeo niet heeft uitgeleend en enkel hij en medeverdachte [medeverdachte] er die dag gebruik van hebben gemaakt.
Gezien deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] de daders zijn van de tenlastegelegde overval. Dat er, zoals de verdediging heeft opgeworpen, wellicht nog meer onderzoek verricht had kunnen worden, doet daar niet aan af.
Volgens de verdediging blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 4] ter terechtzitting dat verdachte niet één van de personen bij de bushalte kan zijn geweest.
Getuige [getuige 4] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] in de avond van 14 februari 2012 een klein uurtje in de pizzeria in [gemeente] zijn geweest waar getuige [getuige 4] toen werkte. Getuige [getuige 4] weet niet zeker op welk tijdstip dit was. Verdachte en zijn medeverdachte hebben aldaar op televisie een deel gezien van de jeugd-voetbalwedstrijd die volgens getuige [getuige 4] om 18.00 uur begon. Zij waren al vertrokken toen om 20.45 uur een voetbalwedstrijd voor volwassenen begon.11
De verklaring van getuige [getuige 4] sluit naar het oordeel van de rechtbank niet uit dat verdachte een van de daders van de overval is. Uit de verklaring volgt namelijk dat verdachte en zijn medeverdachte moeten zijn aangekomen in Rosmalen op enig tijdstip vóór het einde van de jeugd-voetbalwedstrijd die om 18.00 uur begon. Gezien de duur van een voetbalwedstrijd is het heel wel mogelijk dat verdachte en zijn medeverdachte rond 18.30 uur in Nuland de overval gepleegd hebben, daarna de Volkswagen Golf in de Driekoningenstraat in Nuland hebben geplaatst en vervolgens in de pizzeria in [gemeente] zijn aangekomen op een tijdstip dat de jeugd-voetbalwedstrijd nog bezig was. Dit wordt evenmin uitgesloten door de verklaring van getuige [getuige 4] dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] waren vertrokken voor 20.45 uur, toen een volgende voetbalwedstrijd begon. Immers, volgens getuige [getuige 4] zijn beiden (slechts) een klein uurtje aanwezig geweest. De verdediging wordt daarom niet in dit standpunt gevolgd.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen acht. Hierbij is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking tussen beide daders, dat sprake is van medeplegen. Voorafgaand aan de overval zijn beide daders gedurende ongeveer 1,5 uur op meerdere tijdstippen samen gesignaleerd in de directe nabijheid van de plek waar zij aangever later hebben benaderd. Bij de uitvoering van de overval hadden beiden door zwarte kleding afgeschermde gezichten. Beiden zijn samen weggereden in de ontvreemde Volkswagen en bijna drie uur later zijn zij tezamen aangetroffen vlakbij die Volkswagen. Aldus hebben beiden een cruciale, althans voldoende substantiële rol gespeeld.
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. De aangifte van [slachtoffer 2] beschrijft een soortgelijke modus operandi als de andere twee tenlastegelegde feiten, maar dit wordt niet bevestigd door andere bewijsmiddelen. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft bij fotobewijsconfrontaties niet de foto's van verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte] aangewezen. De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken van dit feit.
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan wettig en overtuigend bewezen worden geacht dat verdachte dit feit gepleegd heeft. De aangifte vindt voldoende bevestiging doordat bij de plek waar de auto is weggenomen, een schoenspoor is aangetroffen van verdachte. Ook heeft aangever [slachtoffer 3] met zekerheid het op 14 februari 2012 aangetroffen vuurwapen herkend als het wapen waarmee hij bedreigd is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken. Het aangetroffen schoenspoor is onvoldoende als ondersteunend bewijs. Aan het schoenspoor kan niet voldoende waarde worden gehecht. De deskundige is in opleiding en het blijkt niet dat het onderzoek is nagekeken door een tweede onderzoeker. De verdediging ziet in het proefspoor verschillen met het schoenspoor. Het is niet duidelijk of het aangetroffen spoor een daderspoor is. Het spoor kan namelijk zijn ontstaan toen verdachte op die plek heeft gelopen op weg naar de supermarkt .
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de volgende bewijsmiddelen van belang.
1. [slachtoffer 3] 12
Op 31 januari 2012 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan. Hij heeft daarin verklaard dat hij op 31 januari 2012 omstreeks 07.38 uur op de [straat] ter hoogte van nummer [nummer] te Rosmalen buiten bij zijn auto stond, een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken]. Die auto heeft hij in bruikleen van [bedrijf 2] Ineens zag hij twee jongemannen op hem af komen lopen. Een van hen haalde met zijn rechterhand vanuit zijn rechter jaszak een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en richtte dit direct op aangevers gezicht op zo'n 40 à 50 centimeter afstand. De jongeman met het vuurwapen zei: "uitstappen en oprotten". Aangever stapte achteruit. De jongeman met het vuurwapen stapte achter het stuur in aangevers auto. De andere jongeman liep om de achterzijde van aangevers auto en stapte in aan de bijrijderszijde van de auto. Aangever zag de auto met de twee daders erin wegrijden.
Aangever geeft als signalement van de jongeman met het vuurwapen: man van ongeveer 20 à 25 jaar oud, licht getinte huidskleur, 1,70 - 1,75 meter lang, normaal/mager postuur, donkerkleurige gewatteerde jas tot op de heupen met capuchon, donkerkleurige broek, sprak accentloos Nederlands. Aangever geeft als signalement van de andere dader: man van ongeveer 20 à 25 jaar oud, licht getinte huidskleur, 1,70 - 1,75 meter lang, normaal postuur, donkerkleurige jas. Het vuurwapen was donkerkleurig met een platte voor-/loopzijde en platte bovenkant.
2. Aanvullende verklaring aangever [slachtoffer 3] 13
Op 27 februari 2012 heeft aangever [slachtoffer 3], toen verbalisant [verbalisant 3] hem een foto van een vuurwapen toonde14, verklaard dat hij het wapen op de foto herkent. Hij herkent het specifiek aan de platte bovenzijde en aan de platte zijkant. De afmeting en kleur komen overeen met zoals hij het gezien heeft. Het wapen heeft geen grote uitsteeksels aan de achterzijde. Aangever is er zeker van dat de foto overeenkomt met het wapen waarmee hij bedreigd is.
3. Proces-verbaal sporenonderzoek 15
Op 31 januari 2012 te 10.30 uur heeft verbalisant [verbalisant 4] een forensisch onderzoek naar sporen verricht aan de openbare weg [straat] ter hoogte van perceelnummer [nummer] te Rosmalen. De plaatselijke politie wees verbalisant [verbalisant 4] op een aantal schoensporen in de sneeuw. Deze schoensporen, komende vanuit de overkant van voornoemde straat, gaande over de aanwezige groenstrook, stopten bij de plaats waar het ontvreemde voertuig stond geparkeerd toen dat werd ontvreemd. De schoensporen mondden uit in een inrit tussen twee huizenblokken tussen perceelnummer 338 en 336 aan de overzijde van de straat. Het schoenspoor werd fotografisch veiliggesteld onder nummer AADZ8555NL.
4. Proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek 16
Op 14 mei 2012 heeft verbalisant [verbalisant 5], deskundige schoen- en bandensporen in opleiding, een vergelijkend schoensporenonderzoek gehouden van de foto van het schoenindrukspoor met het nummer AADZ8556NL [1] en een paar schoenen van het merk Puma, afkomstig van verdachte [verdachte] [2]. Tijdens het vergelijkend onderzoek is gebleken dat het profiel overeenkomt, de afmetingen praktisch overeenkomen, de slijtage aan de rechterschoen [2] ook is waargenomen in het schoenspoor [1], zes onregelmatigheden in het schoenspoor [1] qua plaats en globaal in vorm overeenkomen met zes beschadigingen in de zool van de rechterschoen [2].
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concludeert verbalisant dat het schoenspoor [1] is veroorzaakt met de genoemde rechterschoen [2].
De rechtbank volgt de hiervoor onder 4 genoemde deskundige [verbalisant 5] in zijn conclusie dat het aangetroffen schoenspoor afkomstig is van de schoen van verdachte. De door de verdediging aangewezen beschadigingen zijn zo miniem dat het de rechtbank niet onwaarschijnlijk voorkomt dat deze niet terug zijn te zien in een afdruk in de sneeuw. Gelet op het aantal overeenkomsten en de duidelijkheid van de overeenkomsten acht de rechtbank redelijkerwijs uitgesloten dat het aangetroffen schoenspoor afkomstig is van een andere schoen. Door die vele en duidelijke overeenkomsten die de rechtbank ook zelf op de betreffende foto's ziet, heeft de rechtbank zelfs geen twijfel aan die conclusie als het schoenspooronderzoek wellicht niet - zoals door de vakbijlage voorgeschreven - is nagekeken door een tweede onderzoeker.
Gelet op de verklaringen van aangever en het aangetroffen schoenspoor van verdachte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een van de daders van deze overval is. De rechtbank neemt mede in aanmerking dat aangever [slachtoffer 3] het vuurwapen dat is aangetroffen in de bij feit 1 ontvreemde auto, heeft herkend als het bij deze overval gebruikte wapen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het medeplegen van het tenlastegelegde bewezen worden geacht gelet op de bewuste en nauwe samenwerking tussen de twee daders die samen naar aangever toe liepen en - kennelijk volgens afspraak - beide na de bedreiging van aangever in de auto stapten.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat het aangetroffen schoenspoor van verdachte is ontstaan toen hij van zijn woning naar de supermarkt liep, zoals de verdediging heeft opgeworpen. Het schoenspoor eindigde immers op de plek waar het ontvreemde voertuig had gestaan en begon aan de overkant van de straat. Daarmee was het schoenspoor veel korter dan het in de lezing van verdachte zou moeten zijn en past de plaats van het einde van het spoor daarentegen juist bij het instappen in en vertrekken met de ontvreemde auto.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 14 februari 2012 te Nuland, gemeente Maasdonk, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een auto (Volkswagen Golf), toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader een vuurwapen hebben gericht op die [slachtoffer 1] en gericht hebben gehouden en daarbij de woorden hebben toegevoegd: "Autosleutels. Niets persoonlijks. Dat kun je opgeven bij de verzekering".
op 31 januari 2012 te Rosmalen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Volkswagen Golf), toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader een vuurwapen hebben gericht op die [slachtoffer 3] en daarbij die [slachtoffer 3] dreigend de woorden hebben toegevoegd: "uitstappen en oprotten" en "opschieten".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 en 3:
54 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van het beslag:
verbeurdverklaring van muts, handschoenen, sjaals, Ford Mondeo,
onttrekking aan het verkeer van 1 patroon,
teruggave van de kluizen aan de rechtmatige eigenaar,
teruggave van het overige beslag aan de beslagene(n).
Gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ad EUR 3.204,73, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedings-maatregel ad EUR 3.204,73.
Niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het nadeel van verdachte weegt mee
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige strafbare feiten. Verdachte en zijn medeverdachte hebben onder dreiging van een vuurwapen de auto's van de aangevers vervreemd, "carjacking". Dit geschiedde in de directe nabijheid van hun woning, een plek waar personen zich veilig moeten kunnen voelen. De gevolgen van een dergelijke overval voor slachtoffers zijn over het algemeen groot. Dat deze gevolgen ook daadwerkelijk zijn ingetreden blijkt uit de verklaringen die de slachtoffers bij de politie hebben afgelegd en uit de schriftelijke slachtofferverklaring van een van hen. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen de in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid vergroot. De weggenomen goederen hebben een grote financiële waarde.
De aan verdachte op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor een aanzienlijke duur. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren. Er is weliswaar geen oriëntatiepunt voor carjacking, maar wel voor overvallen op onder meer een woning of een vrachtwagen. Voor een overval op een vrachtwagen door middel van bedreiging geven deze oriëntatiepunten als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank vindt de feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld daarmee in zekere zin vergelijkbaar. Mede in aanmerking genomen de hiervoor al genoemde factoren die in het nadeel van verdachte worden meegenomen, zal de rechtbank een gevangenisstraf van de hierna te noemen duur opleggen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken voor het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.
Beslag.
Uit de kennisgevingen van inbeslagneming (proces-verbaal p. 7 t/m 43) blijkt dat er een groot aantal voorwerpen in beslag is genomen. De officier van justitie heeft in zijn vordering aangegeven wat er met het beslag moet gebeuren, maar heeft geen lijst van inbeslaggenomen voorwerpen overgelegd. Bij gebreke van een lijst van inbeslaggenomen voorwerpen en vanwege onduidelijkheid welk voorwerp onder welke (mede)verdachte in beslag is genomen, onthoudt de rechtbank zich van een beslissing terzake de inbeslag-genomen voorwerpen, met uitzondering van de onder verdachte inbeslaggenomen personenauto Ford Mondeo.
De rechtbank is van oordeel dat deze inbeslaggenomen personenauto vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is:
- met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 57, 312, 317 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 2 primair, feit 2 subsidiair:
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en 2 subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
T.a.v. feit 1, feit 3:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 3:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 personenauto, Ford Mondeo, kleur groen, kenteken [kenteken].
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 3204,73 subsidiair 42 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 3204,73 (zegge: drieduizend tweehonderdvier euro en drieenzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit EUR 2750,00 immateriële schadevergoeding en EUR 454,73 materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 3204,73 (zegge: drieduizend tweehonderdvier euro en drieenzeventig cent), te weten EUR 2750,00 immateriële schadevergoeding en EUR 454,73 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
T.a.v. feit 2 primair, feit 2 subsidiair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.Th. van Vliet, voorzitter,
mr. P.J. Appelhof en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 15 augustus 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politieregio Brabant-Noord genummerd PL21YO 2012017026, aantal doorgenummerde bladzijden: 378.
2 Proces-verbaal van bevindingen, p. 200-201.
3 Proces-verbaal van aangifte, p. 202-204.
4 Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1], p. 210-211.
5 Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1], p. 212-213, met daarbij de getoonde foto, p. 214.
6 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], p. 223, 224.
7 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], p. 226, 227.
8 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 215, 216.
9 Proces-verbaal sporenonderzoek p. 235.
10 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 215, 216.
11 Proces-verbaal terechtzitting 1 augustus 2012.
12 Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3], p. 284, 285.
13 Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 3], p. 299.
14 Op p. 12 van het dossier is vermeld dat dit een foto is van het in de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] aangetroffen wapen (feit 1).
15 Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 293, 294.
16 Proces-verbaal forensisch technische opsporing, p. 272-276.