ECLI:NL:RBSHE:2012:BX3696

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/840966-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval op de N279 te Veghel met lichamelijk letsel bij meerdere slachtoffers

Op 7 augustus 2012 deed de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op de N279 te Veghel op 10 oktober 2011. De verdachte, bestuurder van een Saab, veroorzaakte een aanrijding waarbij meerdere voertuigen betrokken waren, waaronder een VW Polo en een Peugeot. Door roekeloos rijgedrag, waaronder slingerend rijden en het niet onder controle houden van het voertuig, kwam de verdachte op de verkeerde weghelft terecht, wat leidde tot een frontale botsing met de VW Polo, bestuurd door slachtoffer 1, en verdere aanrijdingen met andere voertuigen. Slachtoffer 1 liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een schedelbasisfractuur en meerdere breuken, terwijl slachtoffer 2 een gebroken arm opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, wat leidde tot de conclusie dat hij schuld had aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij zich in een toestand van verontschuldigbare onmacht bevond, aangezien er geen medische verklaring was voor zijn gedrag tijdens het ongeval. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een rijontzegging van 6 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de verwondingen van de slachtoffers en het gebrek aan empathie van de verdachte na het ongeval.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/840966-11
Datum uitspraak: 07 augustus 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1952],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 juli 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 juni 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 oktober 2011 te Veghel, in elk geval in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto,
merk Saab), daarmede rijdende over de weg, de N279, zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam te handelen als volgt :
verdachte heeft rijdende over de N279 (rijdende richting 's-Hertogenbosch)
zijn voertuig niet steeds onder controle gehad en/of
zijn aandacht niet steeds op de weg gehad en/of
heeft (steeds) slingerend gereden (en/of is daarbij in de berm gereden en/of
over de ononderbroken asstrepen die de rijbaan in twee rijstroken verdelen)
en/of heeft niet (zoveel mogelijk) rechts gehouden en/of
is (vervolgens) de rijbaan (bestemd voor tegemoetkomend verkeer, rijdende
richting Helmond) opgereden,
waardoor verdachte met zijn voertuig tegen een (over die voor tegemoetkomend
verkeer bestemde rijbaan) hem tegemoetkomende (personen)auto (merk VW type
Polo, bestuurd door [slachtoffer 1]) is gebotst/gereden en/of
die hem tegemoetkomende (personen)auto (VW Polo) (vervolgens) tegen een
daarachter rijdende (personen)auto (merk Peugeot, bestuurd door [slachtoffer 3]) is gereden/gegleden/gebotst,
althans verdachte met zijn voertuig (vervolgens) tegen een achter die
(personen)auto (merk VW type Polo) rijdend voertuig (personenauto, merk
Peugeot, bestuurd door [slachtoffer 3]) gebotst/gereden/gegleden en/of
verdachte ná voornoemde botsingen/aanrijdingen verder de rijbaan bestemd voor
tegemoetkomend verkeer is opgereden/opgegleden en/of
(vervolgens) met zijn voertuig tegen een hem tegemoetkomend voertuig
(motorfiets, merk BMW, bestuurd door [slachtoffer 2]) is
gebotst/gegleden/gereden en/of (vervolgens) met zijn voertuig tegen een hem
tegemoetkomend voertuig (personenauto, merk Opel type Corsa, bestuurd door
[slachtoffer 4]) is gebotst/gegleden/gereden,
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel, te weten
een schedelbasisfractuur en/of een longkneuzing en/of beschadiging van (een)
gehoorbeentje(s) en/of een gescheurde milt en/of gebroken ribben en/of een
bekkenbreuk en/of een gebroken enkel en/of een gebroken pols werd toegebracht
en/of een ander, genaamd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten
een gebroken arm werd toegebracht
of waardoor aan de[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of aan (een)
ander(en) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994) ;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 oktober 2011 te Veghel, in elk geval in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Saab), daarmee rijdende op de
weg, de N279, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd,
immers heeft verdachte
rijdende over de N279 (rijdende richting 's-Hertogenbosch)
zijn voertuig niet steeds onder controle gehad en/of
zijn aandacht niet steeds op de weg gehad en/of
heeft hij (steeds) slingerend gereden (en/of is daarbij in de berm gereden
en/of over de ononderbroken asstrepen die de rijbaan in twee rijstroken
verdelen) en/of heeft hij niet (zoveel mogelijk) rechts gehouden en/of
is (vervolgens) de rijbaan (bestemd voor tegemoetkomend verkeer, rijdende
richting Helmond) opgereden,
waardoor verdachte met zijn voertuig tegen een (over die voor tegemoetkomend
verkeer bestemde rijbaan) hem tegemoetkomende (personen)auto (merk VW type
Polo, bestuurd door [slachtoffer 1]) is gebotst/gereden en/of
die hem tegemoetkomende (personen)auto (VW Polo) (vervolgens) tegen een
daarachter rijdende (personen)auto (merk Peugeot, bestuurd door [slachtoffer 3]) is gereden/gegleden/gebotst,
althans verdachte met zijn voertuig (vervolgens) tegen een achter die
(personen)auto (merk VW type Polo) rijdend voertuig (personenauto, merk
Peugeot, bestuurd door [slachtoffer 3]) gebotst/gereden/gegleden en/of
verdachte ná voornoemde botsingen/aanrijdingen verder de rijbaan bestemd voor
tegemoetkomend verkeer is opgereden/opgegleden en/of
(vervolgens) met zijn voertuig tegen een hem tegemoetkomend voertuig
(motorfiets, merk BMW, bestuurd door [slachtoffer 2]) is
gebotst/gegleden/gereden en/of (vervolgens) met zijn voertuig tegen een hem
tegemoetkomend voertuig (personenauto, merk Opel type Corsa, bestuurd door
[slachtoffer 4]) is gebotst/gegleden/gereden,
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994) ;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Bronnen
1.een dossier van de regiopolitie Brabant-Noord, met nummer PL21Z2 2011106477-1, afgesloten d.d. 23 november 2011, aantal doorgenummerde bladzijden: 78. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden.
2.een niet ondertekend proces-verbaal van de politieregio Brabant-Noord, met nummer PL21Z2 2011106477-11, d.d. 12 oktober 2011, zijnde een geschrift in de zin van artikel 344 lid 1, sub 5 Wetboek van Strafvordering, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], inhoudende een verklaring van [slachtoffer 2].
3.een schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] d.d. 18 juli 2012, zijnde een geschrift in de zin van artikel 344 lid 1, sub 5 Wetboek van Strafvordering1.
Het standpunt van de officier van justitie.
Het staat vast dat verdachte over de ononderbroken asstreep en vervolgens op de weghelft van het voor hem tegemoetkomende verkeer is gaan rijden. Het dossier bevat echter meer. Uit de verklaring van getuige [getuige 1] volgt dat verdachte gedurende langere tijd slingerend heeft gereden en daarbij meerdere malen over de middenstreep heeft gereden alsmede een keer door de (rechter-)berm. Dit laatste wordt bevestigd door getuige [getuige 2] die voor de auto van verdachte reed. Uit diens verklaring volgt voorts dat verdachte een gehaaste indruk maakte, omdat hij (verdachte) constant links kwam kijken. Uit dit samenstel van omstandigheden volgt dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en dat er sprake is van schuld in zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Nu voorts het letsel van slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als zwaar lichamelijke letsel kan worden aangemerkt, kan het primair tenlastegelegde worden bewezen. Het beroep op verontschuldigbare onmacht past niet bij het langdurig verkeersonveilige gedrag dat getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij verdachte hebben waargenomen en evenmin bij de waarnemingen van getuige [getuige 3] die verdachte onmiddellijk na het ongeval aansprak. Hieruit volgt immers dat verdachte bij bewustzijn was, adequaat reageerde en goed aanspreekbaar was. Het enkele feit dat verdachte niet (meer) weet wat er is gebeurd,
is onvoldoende voor het honoreren van een beroep op afwezigheid van alle schuld.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft enkel een dubbel doortrokken streep overschreden. Deze enkele ver- keersfout is onvoldoende voor het aannemen van schuld in de zin van art. 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Bovendien is er is er sprake van verontschuldigbare onmacht, omdat verdachte op onverklaarbare wijze is weggeraakt. Hem treft dan ook geen enkel verwijt.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de navolgende bewijsmiddelen van belang.
I.bevindingen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3].2
Zij krijgen op 10 oktober 2011 te 17:35 uur de melding dat er een verkeersongeval is geweest op de Rijksweg, N279, te Veghel. Verbalisanten gaan ter plaatse en stellen vast
dat de navolgende voertuigen en personen bij het ongeval betrokken zijn geweest:
*personenauto, merk Saab, kleur rood, bestuurder [verdachte],
*personenauto, merk VW Polo, kleur blauw, bestuurster [slachtoffer 1], vervoerd naar het
Radboud ziekenhuis te Nijmegen,
*personenauto, merk Peugeot 306, kleur blauw, bestuurder [slachtoffer 3];
*motor, merk BMW, bestuurder [slachtoffer 2] vervoerd naar het Jeroen Bosch
Ziekenhuis te 's-Hertogenbosch,
*personenauto, merk Opel Corsa, kleur geel, bestuurster [slachtoffer 4].
II.bevindingen verbalisanten [verbalisant 4] (FTO).3
Wegsituatie.
De N279 heeft zijn verloop van 's-Hertogenbosch naar Beek en Donk en vice versa. Het ongeval vond gezien de rijrichting van voertuig merk Saab plaats op een recht weggedeelte van de N279. De rijbaan heeft een breedte van circa 7.90 meter en is door middel van twee ononderbroken asstrepen verdeeld in twee rijstroken.
Vermoedelijke toedracht.
De Saab kwam vanuit Beek en Donk en reed over de N279 in de richting van 's-Hertogen-bosch. De VW Polo, de Peugeot 306, de BMW motorfiets en de Opel Corsa reden in de genoemde volgorde over de N279 vanuit de richting van 's-Hertogenbosch in de richting van Beek en Donk.
Uit sporenonderzoek is gebleken dat de bestuurder van de Saab niet zoveel mogelijk rechts had gehouden en voorbij Hm paal 56.9, dit gezien in de richting van 's-Hertogenbosch, zich gedeeltelijk op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer bevond. De Saab botste met de linker voorhoek tegen de linker voorhoek van de VW. Vervolgens schoof de Saab verder door en kwam waarschijnlijk in aanraking met de linkerflank van de Peugeot 306. Na de botsing met de twee hiervoor genoemde voertuigen schoof de Saab geleidelijk verder naar links de rijstrook van het tegemoetkomende verkeer op en kwam in aanraking met de BMW motorfiets, die hierdoor ten val kwam. De Saab kwam na de botsing met de BMW motorfiets frontaal in botsing met de Opel Corsa. De Saab bevond zich op moment van de botsing tegen de Opel geheel op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer.
III.1 verklaring [slachtoffer 1].4
[slachtoffer1] heeft het navolgende letsel opgelopen:
schedelbasisfractuur, gehoorbeentjes beschadigd/ontwricht, aangezichtsletsel met verlamming, dit kwam door beknelling in mijn hoofd, zicht aan de linkerzijde verminderd, rechterpols gebroken, rechterduim gebroken, gescheurde milt, bekken gebroken, rechterenkel gebroken, twee gebroken ribben, gekneusde long en vocht in de longen.
III.2 medische info [slachtoffer 1].5
Schedelbasisfractuur, beschadiging gehoorbeentjes rechts, longkneuzing beiderzijds, scheur van milt, ribbreuken rechts, breuk bekken waarvoor operatie noodzakelijk.
IV. verklaring [slachtoffer 3].6
[slachtoffer 3] bestuurde een blauwe Peugeot 306 op de N279 en reed in de richting van Beek en Donk. Het was een drukke spits. Hij reed achter een blauwe Volkswagen ([slachtoffer1]; rechtbank) en achter hem reed een motor ([slachtoffer2]; rechtbank). [slachtoffer 3] zag dat het op de rijbaan van het tegemoetkomende verkeer, richting Veghel, ook druk was. [slachtoffer 3] zag op enig moment een rode Saab uit tegengestelde richting op zijn rijbaan terecht komen. Hij zag dat de Saab op zijn ([slachtoffer 3]) weghelft bleef rijden. Hij zag de Saab vol op de blauwe Volkswagen knallen. De auto van [slachtoffer 3] is ook geraakt. [slachtoffer 3] is uit de auto gestapt en is naar de Volkswagen gelopen. Hij zag een bestuurster in de auto zitten. Ik zag dat ze met haar hoofd tegen de deurstijl lag. Ze lag doodstil en reageerde nergens op. [slachtoffer 3] zag bloed in haar gezicht.
V.1 verklaring [slachtoffer 2] d.d. 12 oktober 2011.7
[slachtoffer2] reed (op een BMW motor; rechtbank) op de N279. Er was veel verkeer. Hij zag
vanaf de andere kant een rode Saab aan komen rijden. De Saab ging op het midden van de weghelft rijden: een wiel op de linker weghelft en een wiel op de rechter weghelft.
De Saab ging niet terug naar de eigen weghelft. [slachtoffer2] zag dat de Saab een donkere
auto raakte ([slachtoffer1]; rechtbank). Hierna kwam de Saab dwars op de weg te staan en schoof in de richting van [slachtoffer2]. De bovenarm van [slachtoffer2] werd door de Saab geraakt.
V.2 verklaring [slachtoffer 2] d.d. 28 nov 2011.8
[slachtoffer2] geeft aan dat zijn linkerbovenarm gebroken is. Gelet op de aard van de breuk is er geen gips omheen gezet. Het herstel gaat naar behoren, echter het is niet geheel duidelijk of de klachten helemaal over gaan. De therapeut van Bouwmans heeft aangegeven dat er mogelijk sprake is van blijvende klachten. Volgens de dokter van [slachtoffer2] gaat het herstel
minstens 3 maanden duren.
V.3 medische informatie [slachtoffer 2].9
Midschacht linkerbovenarm breuk.
V.4 schriftelijke slachtofferverklaring [slachtoffer 2].10
De breuk bleek in december (2011; rechtbank) niet goed te genezen. Er zat een botsplinter in het merg, hetgeen het herstel van het bot belemmerde. In januari (2012; rechtbank) heeft er een operatie plaatsgevonden. Hierbij is er een plaat met zeven schroeven ingezet. [slachtoffer2] bezoekt wekelijks de fysiotherapeut. De mobiliteit van de arm zit op 80%. Onduidelijk is of dit weer 100% wordt. [slachtoffer2] heeft zijn werk per april (2012; rechtbank) volledig hervat.
VI. verklaring [slachtoffer 4].11
[slachtoffer 4] bestuurde een Opel Corsa en reed op de N279 in de richting van Beek en Donk.
Het was een drukke spits. [slachtoffer 4] zag opeens vanuit de tegengestelde richting een rode auto op haar afkomen. De rode auto reed op haar ([slachtoffer 4]) weghelft. [slachtoffer 4] voelde, hoorde en zag dat ze tegen elkaar aanreden. Zij zag dat de bestuurder van de rode auto een man was. [slachtoffer 4] zag dat er een motor met een motorrijder op de weg lag. Dit betrof de motorrijder die voor het ongeluk voor [slachtoffer 4] reed, in de richting van Beek en Donk.
[slachtoffer 4] zag verderop nog twee gebotste auto's staan.
VII. verklaring [getuige 4]12
Reed op 10 oktober 2011, omstreeks 17:15 uur, in haar personenauto op N279. Zij zag
dat er rode personenauto op haar weghelft kwam. Zij heeft de Saab kunnen ontwijken.
Zij keek in de binnenspiegel en zag dat de rode personenauto vol op de auto achter haar
reed ([slachtoffer1]; rechtbank). De rode personenauto ging daarna verder en kwam tot stilstand kwam tegen een geelkleurige auto ([slachtoffer 4]; rechtbank).
VIII. verklaring [getuige 3].13
[getuige 3] liep naar de rode Saab en zag dat er een man achter het stuur zat. Op verzoek van [getuige 3] maakte de man zijn autogordel los. [getuige 3] sprak de man aan en heeft hem enkele dingen gevraagd. De man kon de vragen goed beantwoorden. De man was goed aanspreek- baar en was telkens bij bewustzijn.
IX.1 verklaring [getuige 1] d.d. 10 okt 201014
[getuige 1] reed op 10 oktober 2011, omstreeks 17:40 uur, met haar auto op de N279 in de richting van Den Bosch. Zij zag dat de auto voor haar, een rode Saab, aan het slingeren was. De Saab reed meerdere malen over de middenstreep. [getuige 1] zag dat de Saab de vangrail van de andere weghelft in reed en een gele Opel Corsa raakte ([slachtoffer 4]; rechtbank).
IX.2 verklaring [getuige 1] d.d. 11 okt 2011.15
[getuige 1] heeft langere tijd achter de rode Saab gereden. Zij zag dat de Saab meerdere malen over de middenstreep reed en eenmaal door de berm reed. Op enig moment zag zij dat de Saab zich verplaatste naar de andere weghelft.
X. verklaring [getuige 5].16
[Getuige 5] reed op 10 oktober 2011 op de N279 in de richting van Beek en Donk en zag op enig moment een rode Saab met twee wielen over de doorgetrokken streep rijden. Hij zag
de Saab op zich afkomen, doch heeft deze weten ontwijken. [Getuige 5] zag in de buiten-spiegel dat de Saab vol op een personenauto reed ([slachtoffer1]; rechtbank.)
XI. verklaring [getuige 2].17
[getuige 2] reed op de N279 in de richting van Den Bosch. Het was druk op de weg. Vanaf
de rotonde bij Beek en Donk reed er een rode Saab achter hem. De bestuurder van de Saab maakte een gehaaste indruk. Op enig moment zag [getuige 2] de rode Saab in zijn linker buitenspiegel, dit terwijl er tegenliggers waren. [getuige 2] hoorde gelijk hierop een klap en zag enkele auto's draaien. Hij zag voorts dat een motorrijder werd geraakt. Het is [getuige 2] opgevallen dat de Saab tussen Beek en Donk en Keldonk even van de weg af ging, waarbij
de Saab met zijn rechterwiel in de berm kwam.
XII. verklaring verdachte.18
Verdachte reed in de namiddag van 10 oktober 2011 in zijn rode Saab op de N279. Toen hij bijkwam stond zijn auto stil tegen een gele personenauto.
XIII. conclusie rechtbank.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegen-verkeerswet 1994.
Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijt-bare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Een lichtere vorm van schuld is hiervoor onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding is voldoende voor
het aannemen van schuld.
Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel zijn rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat is gebleven van wat van een automobilist wordt geëist.
Bij de beoordeling van de schuldvraag komt het, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Éen enkele (grove) verkeersovertreding kan aldus onder omstandigheden voldoende zijn voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank oordeelt dat hiervan sprake is in het onderhavige geval. Immers, verdachte
is tijdens een drukke spits, op een rechte weg met ruime rijbanen, over doorgetrokken asstrepen en (deels) op de weghelft van het hem tegemoetkomende (drukke) verkeer
gaan rijden. Hierdoor is hij tegen tegenligger [slachtoffer1] aangereden met de hiervoor eerder omschreven aaneenschakeling van gevolgen van dien. De rechtbank is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden sprake is van een dusdanig ernstige verkeersfout dat gesproken kan worden van aanmerkelijk onvoorzichtigheid rijgedrag. Het gevaarzettende rijgedrag van verdachte (rijden over de middenstreep) heeft zich blijkens de verklaring
van getuige [getuige 1] bovendien op eerdere momenten voorgedaan.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte van zijn grove fout een verwijt kan worden gemaakt. De verdediging beroept zich in dit verband op verontschuldigbare onmacht omdat verdachte zou zijn weggeraakt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij door twee neurologen is onderzocht en dat daarbij geen neurologische afwijkingen zijn geconstateerd. Zij hebben geen aantoonbare oorzaak voor het wegvallen gevonden.
Voor het honoreren van een beroep of afwezigheid van alle schuld in de zin van ver-ontschuldigbare onmacht is vereist dat aannemelijk wordt dat de verdachte geen enkel verwijt treft. De rechtbank is van oordeel hiervan geen sprake is, aangezien verdachte
aangeeft dat bij twee neurologische onderzoeken geen enkele aanwijsbare oorzaak voor zijn wegvallen is gevonden en voorts uit het onderzoek ter terechtzitting ook geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen die dit verweer van verdachte aannemelijk doen zijn. Met de officier van justitie is de rechtbank ook overigens van oordeel dat het adequate reageren van verdachte zeer kort na het ongeval op vragen van getuige [getuige 3] bezwaarlijk valt de rijmen met de gestelde toestand van onmacht, terwijl de enkele omstandigheid dat verdachte zich van het hele voorval niets meer kan herinneren genoemde toestand van onmacht evenmin aannemelijk maken.
Dat het CBR in haar schrijven d.d. 22 maart 2012 (bijlage bij de pleitnota van de raadsman) spreekt over een 'bewustzijnsstoornis' doet aan het oordeel van de rechtbank geen afbreuk, aangezien genoemde kwalificatie louter op de verklaring van verdachte is gestoeld.
Tot slot dient de rechtbank vast te stellen of de slachtoffers van het verkeersongeval (zwaar) lichamelijk letsel als bedoeld van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 hebben opge-lopen. Dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht staat niet ter discussie.
Bij [slachtoffer 2] is sprake van een gebroken linkerbovenarm. Uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 18 juli 2012 blijkt dat in januari 2012 een operatie noodzakelijk
was, waarbij een plaat met zeven schroeven in de arm is geplaatst. Voorts blijkt uit deze verklaring dat de mobiliteit van zijn arm op 80% zit. Gelet hierop acht de rechtbank de conclusie gerechtvaardigd dat het letsel van [slachtoffer2] eveneens dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
(primair)
op 10 oktober 2011 te Veghel als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto,merk Saab), daarmede rijdende over de weg, de N279, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig te handelen als volgt :
verdachte heeft rijdende over de N279 (rijdende richting 's-Hertogenbosch)
zijn voertuig niet steeds onder controle gehad en
heeft slingerend gereden en is daarbij in de berm gereden en over de ononderbroken asstrepen die de rijbaan in twee rijstroken verdelen en
heeft niet rechts gehouden en
is vervolgens de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer, rijdende richting Helmond, opgereden,
waardoor verdachte met zijn voertuig tegen een over die voor tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan hem tegemoetkomende personenauto (merk VW type Polo, bestuurd door [slachtoffer 1]) is gereden en
tegen een daarachter rijdende personenauto (merk Peugeot, bestuurd door [slachtoffer 3]) is gereden/gegleden, en
verdachte ná voornoemde aanrijdingen verder de rijbaan bestemd voor tegemoetkomend verkeer is opgereden/opgegleden en
vervolgens met zijn voertuig tegen een hem tegemoetkomend voertuig (motorfiets, merk BMW, bestuurd door [slachtoffer 2]) is gegleden/gereden
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbasisfractuur en een longkneuzing en beschadiging van (een)gehoorbeentje(s) en een gescheurde milt en gebroken ribben en een bekkenbreuk en een gebroken enkel en
een gebroken pols werd toegebracht en
een ander, genaamd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken arm werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straffen.
De eis van de officier van justitie. (bijlage)
Er zijn twee slachtoffers. Met name slachtoffer [slachtoffer1] heeft zeer ernstig lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte heeft echter niet de moeite genomen om in contact met de slachtoffers te treden. Hij heeft op geen enkele wijze zijn medeleven betuigd. Verdachte is nooit eerder veroordeeld voor een verkeersdelict. Een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechte-nis en een rijontzegging van 6 maanden is dan ook op zijn plaats.
Het standpunt van de verdediging.
Referte aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte is over een dubbele doorgetrokken streep op het weggedeelte van tegenliggers gaan rijden. Vervolgens is hij tegen de auto van de hem tegemoetkomende [slachtoffer1] gereden en heeft hij de motor van [slachtoffer2] geraakt. [slachtoffer1] (20 jaar) heeft als gevolg van de aanrijding een veelvoud aan lichamelijk letsel opgelopen. De gevolgen hiervan worden op pijnlijk indringende wijze beschreven in haar schriftelijke slachtofferverklaring. Het komt
er in het kort op neer dat haar veelbelovende toekomst als registeraccountant in duigen is gevallen en dat zij zeer vermoedelijk de rest van haar leven met lichamelijk ongemak te kampen zal hebben als gevolg van het aan verdachtes schuld te wijten ongeval. Daarnaast heeft zij een karakterverandering ondergaan. [slachtoffer1] en [slachtoffer2] beklagen zich er in hun slachtofferverklaring in het bijzonder over dat verdachte op geen enkele wijze iets van zich heeft laten horen. Zij zijn daarin zeer teleurgesteld. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen contact met de slachtoffers geeft gezocht uit angst voor de reacties van de betrokkenen. De rechtbank acht deze uitleg volstrekt onvoldoende. Verdachte heeft op geen enkele wijze belangstelling getoond naar het wel en wee van [slachtoffer2] en de zwaar getroffen [slachtoffer1]. Het had in elk geval op zijn weg gelegen om middels een kaartje of brief zijn medeleven te betuigen. Verdachte heeft daar echter niet voor gekozen. De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met dit betoonde gebrek aan empathie.
De rechtbank zal ten faveure van verdachte meewegen dat hij nooit eerder vanwege een verkeersdelict is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een werkstraf en een rijontzegging overeen- komstig de gevorderde duur van de officier van justitie op zijn plaats.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d, 57.
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 179.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
(primair)
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. primair:
*Werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
*Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder
begrepen) voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. E. Sikkema, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 7 augustus 2012.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Aldus HR 11 oktober 2011, LJN BR2359
2relaas bevindingen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (bron 1, blz. 3 t/m 8)
3relaas bevindingen verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (bron 1, blz 19 en 51)
4verklaring [slachtoffer 1] (bron 1, blz. 75-76)
5formulier medische informatie (bron 1, blz 55)
6verklaring [slachtoffer 3] (bron 1, blz 73-74)
7verklaring [slachtoffer 2] (bron 2)
8verklaring [slachtoffer 2] (bron 1, blz 76a)
9verklaring [slachtoffer 2] (bron 1, 57)
10schriftelijke slachtofferverklaring [slachtoffer 2] (bron 3)
11verklaring [slachtoffer 4] (bron 1, blz 71-72)
12verklaring[getuige 4] (bron 1, blz 60)
13verklaring [getuige 3] (bron 1, blz 62-63)
14verklaring [getuige 1] (bron 1, blz. 66)
15verklaring [getuige 1] (bron 1, blz. 64)
16verklaring [getuige 5] (bron 1, blz. 67)
17verklaring [getuige 2] (bron 1, blz. 69-70)
18verklaring verdachte (ter terechtzitting van 24 juli 2012)
12
Parketnummer: 01/840966-11
[verdachte]