vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825052-12
Datum uitspraak: 3 augustus 2012
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1972],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 mei 2012 en 20 juli 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 april 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 januari 2012 te Valkenswaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet:
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen (ook nadat die [slachtoffer] op de grond lag) en/of;
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt (ook nadat die [slachtoffer] op de grond lag) en/of;
- die [slachtoffer] (terwijl deze buiten bewustzijn was) door het café heeft gesleept en/of (vervolgens)(met kracht) naar buiten heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 jo 45 Wetboek van Strafrecht);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2012 te Valkenswaard tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen (ook nadat die [slachtoffer] op de grond lag) en/of;
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht ) met geschoeide voet tegen hoofd en/of het lichaam heeft geschopt (ook nadat die [slachtoffer] op de grond lag) en/of;
- die [slachtoffer] (terwijl deze buiten bewustzijn was) door het café heeft gesleept en/of (vervolgens)(met kracht) naar buiten heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo 45 jo 47 Wetboek van Strafrecht);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2012 te Valkenswaard met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten café [cafénaam] en/of op of aan de openbare weg, de Markt, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam slaan van die [slachtoffer] (ook nadat die [slachtoffer] op de grond lag) en/of;
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht ) met geschoeide voet tegen hoofd en/of het lichaam schoppen van die [slachtoffer] (ook nadat die [slachtoffer] op de grond lag) en/of;
- het door het café slepen en/of (vervolgens)(met kracht) naar buiten gooien van die [slachtoffer] (terwijl deze buiten bewustzijn was);
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De beoordeling van de rechtbank.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot doodslag (primair tenlastegelegde).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft, op gronden in haar schriftelijke pleitnota verwoord, vrijspraak bepleit voor het primair en subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft zich ten aanzien van een eventuele bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.1
De rechtbank slaat bij haar verdere beoordeling van de zaak acht op de navolgende bewijsmiddelen.
[slachtoffer] (gehoord met behulp van een tolk in de Slowaakse taal) d.d. 23 januari 2012.2
Zakelijk weergegeven verklaarde [slachtoffer]: Op 22 januari 2012 bevond ik mij in een café te Valkenswaard, ik denk dat het café [cafénaam] heet. Op een gegeven moment werd ik geslagen en geschopt. Ik weet nog dat ik op de grond viel en dat ik mijn gezicht heb beschermd met mijn handen. Door het slaan en schoppen kwam ik terecht op de grond. Na een klap op mijn hoofd raakte ik buiten bewustzijn. Het volgende wat ik me herinner is dat ik buiten ben. Ik ben buiten verzorgd in een auto, ik denk een ziekenauto. Op 23 januari 2012 ben ik naar het ziekenhuis gegaan. Om 19.00 uur die dag mocht ik weer naar huis.
Proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant], opgemaakt op ambtseed d.d. 22 januari 2012,3 zakelijk en verkort weergegeven:
Op 22 januari 2012 was ik te Valkenswaard belast met het horecaproject. Ik werd aangesproken door een onbekend gebleven man. Hij zei tegen mij: “Voor café [cafénaam] ligt een bewusteloze man op de grond te bloeden. Ik weet niet wat er is gebeurd maar de portiers hebben hem laten vliegen en zijn weer naar binnen gelopen alsof er niets aan de hand is”. Verbalisant is met zijn collega [verbalisant] naar café [cafénaam] gelopen, dat is gevestigd [adres]. Daar aangekomen treffen zij een man aan. Zij zien dat de man rode striemen heeft op buik, borst en rug. De man had een grote bult op zijn voorhoofd, boven zijn rechteroog. Het rechteroog was gezwollen en zat dicht. Ik zag dat de man bloedde uit zijn neus en uit zijn lippen. Ik heb de man begeleid naar een ambulance en daar is hij nagekeken door ambulancepersoneel. Hij wilde niet mee naar het ziekenhuis en kreeg een wekadvies. De vriend van de man zei dat de gewonde man door de security in café [cafénaam] in elkaar was geslagen. De gewonde man legitimeerde zich als [slachtoffer].
Medische informatie betreffende [slachtoffer], op 21 februari 2012 verstrekt door [arts], orthopedisch chirurg.4
De arts vermeldt als letsel: bloeduitstorting oog rechts en bloedneus. Er was tevens een vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel. Het rapport vermeldt als bijzonderheid orbita fissuur. Dit is een scheur (fissuur) in (een bot van) de oogkas (orbita).
Verklaring van [getuige 1], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 12 juni 2012.5
Zakelijk weergegeven verklaarde [getuige 1]: Er waren die avond op 22 januari 2012 twee beveiligers werkzaam in de [cafénaam]. Die waren er destijds wekelijks. Ze waren standaard met zijn tweeën. Ik zag de vechtpartij van 3 à 4 meter afstand. Ik zag dat twee beveiligers en een aantal jongeren insloegen en schopten op iemand die op de grond lag. Daarna sleepten de beveiligers de man over de grond naar de uitgang waarna ze hem op een redelijk lompe manier op straat dumpten. Het klopt dat ik mensen van het woonwagenkamp bij de vechtpartij heb gezien. Ze waren met de beveiligers op de man aan het schoppen en slaan. Wat de twee beveiligers betreft heb ik ze allebei zowel zien schoppen als zien slaan. Ik had een aantal glazen bier gedronken, de hoeveelheid was voor mij niet ongewoon. Ik kon de dingen nog goed waarnemen.
Verklaring van [getuige 2], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 12 juni 2012.6
Zakelijk weergegeven verklaart [getuige 2]: Ik ken de naam [naam] als de naam van een van de portiers. Ik was op 22 januari 2012 in café [cafénaam]. Ik heb gezien dat beide portiers de man sloegen en schopten en dat ze samen de man naar buiten hebben getrokken over de grond. Indien ik bij de politie heb verteld dat ik toen meisjes/vrouwen tegen het hoofd van de man heb zien schoppen, dan is dat juist. Ik heb toen naar waarheid verklaard. Ik had die avond geen alcohol gedronken.
Verklaring [getuige 3], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 14 juni 2012.7
Zakelijk weergegeven verklaart [getuige 3]: Ik ben aanwezig geweest bij het incident in de [cafénaam] op 22 januari 2012. Ik zag het (latere) slachtoffer bij de bar staan en zag dat hij een meisje lastig viel door haar in de billen te knijpen. Het meisje was daar niet van gediend. Ik zag twee beveiligers op de man af lopen/rennen. Ze hebben de man tegen de grond gewerkt. Ik zag dat beide beveiligers de man sloegen en schopten. De beveiligers stonden daarbij recht op de grond. Indien ik bij de politie heb verklaard dat ik ook het meisje heb zien schoppen tegen de man, dan is dat juist. Ik kan me nu alleen nog de hoofdlijnen van het voorval herinneren. Ik had die avond bier gedronken, ongeveer 10 glazen. Ik zat op het randje tussen nuchter en aangeschoten zijn.
Verklaring [getuige 4], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 14 juni 2012.8
Voor zover van belang en zakelijk weergegeven verklaart [getuige 4]: Ik zag op 22 januari 2012 in de [cafénaam] op een gegeven moment dat een aantal vrouwen richting de grond aan het trappen was.
Verklaring [getuige 5], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 14 juni 2012.9
Voor zover van belang en zakelijk weergegeven verklaart [getuige 5]: Ik zag op 22 januari 2012 in de [cafénaam] dat een aantal omstanders trapte richting de grond.
Verklaring van [getuige 6], zoals afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 12 juni 201210 en haar politieverklaring d.d. 25 januari 2012.
Voor zover van belang en zakelijk weergegeven verklaart [getuige 6]: Ik heb bij de politie naar waarheid verklaard. Ik was op 22 januari 2012 nabij café [cafénaam] te Valkenswaard. Ik zag dat twee portiers de man naar buiten sleepten. Daarbij hadden ze zijn broeksriem vast. De man was buiten bewustzijn. De man werd over de drempel gesjord en tamelijk hardhandig neergelegd op de stoep voor het café. Nadat de man zo buiten was achtergelaten, gingen de portiers het café weer binnen en werd de deur gesloten.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Uit de hiervoor weergegeven getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] volgt dat verdachte en de medeverdachte gelijktijdig en samen naar het slachtoffer zijn gelopen/gerend en samen het slachtoffer hebben geslagen en geschopt. Zij waren toen beiden ter plaatse werkzaam als portier en werden door een ander personeelslid bij een situatie geroepen waarbij een vrouwelijke bezoeker van het café werd lastig gevallen door het latere slachtoffer.11 Nadat het geweld tegen het slachtoffer was gestopt, hebben verdachte en de medeverdachte het dan bewusteloze slachtoffer op ruwe wijze naar de uitgang van het café gebracht en hem vervolgens buiten achtergelaten.12
Gelet op de gelijktijdige uitvoering en de overige geschetste feiten en omstandigheden is er sprake van medeplegen door verdachte en de medeverdachte ten aanzien van het herhaaldelijk slaan en schoppen van het slachtoffer. Uit de verklaringen van [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] volgt echter (ook) dat tijdens het stompen/trappen door verdachte en de medeverdachte ook door derden geweld is gebruikt tegen het slachtoffer. Uit niets is gebleken dat er tussen verdachte en de medeverdachte en die derden een zodanig vorm van uitdrukkelijke of stilzwijgende samenwerking is geweest dat gesproken kan worden van medeplegen tussen die personen enerzijds en de verdachte en de medeverdachte anderzijds. De rechtbank dient om die reden de geweldshandelingen door verdachte en de medeverdachte los te zien van het geweld dat door verder onbekend gebleven derden is uitgeoefend op het slachtoffer.
Uit het vorenstaande volgt dat er twee groepen personen gelijktijdig geweld hebben uitgeoefend tegen het slachtoffer. Uit de getuigenverklaringen volgt niet met afdoende mate van zekerheid dat het verdachte en/of de medeverdachte is geweest die het slachtoffer tegen zijn hoofd heeft getrapt/geslagen. Verdachte en de medeverdachte hebben het slachtoffer geslagen en getrapt, en zij zijn daarmee doorgegaan nadat het slachtoffer al weerloos op de grond lag. In die hulpeloze situatie kon het slachtoffer zich niet verweren of anderszins beschermen tegen dit geweld.
Niet bewezen kan worden dat verdachte en de medeverdachte het slachtoffer tegen diens hoofd hebben getrapt en/of herhaalde malen daar (hard) tegen het lichaam hebben geslagen/gestompt. Dit leidt ertoe dat hun strafbaar handelen niet kan worden gekwalificeerd als poging tot doodslag. Niet is gebleken dat dit handelen van verdachte en de medeverdachte een reëel risico op de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Dit gewelddadig handelen kan echter wel al snel leiden tot zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, zoals inwendig letsel en/of botbreuken. Dit is met name ook het geval indien het geweld wordt uitgeoefend tegen een bewusteloos slachtoffer. De rechtbank acht de kans daarop aanmerkelijk. Uit de hierboven geciteerde medische rapportage blijkt bovendien dat het slachtoffer een scheur in de oogkas heeft opgelopen als gevolg van de geweldpleging.
Verdachte en de medeverdachte hadden deze gevolgen en risico van hun handelen, als normaal denkend mens, ook kunnen en moeten begrijpen. Zij hebben bovendien de onbekend gebleven derden niet tegengehouden toen deze derden (ook) geweld pleegden tegen het slachtoffer, iets wat toch onderdeel vormt van een goede taakuitoefening als portier. Onder deze omstandigheden geldt dat verdachte en de medeverdachte in voorwaardelijke zin opzet hebben gehad op de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
(subsidiair)
op 22 januari 2012 te Valkenswaard tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- die [slachtoffer] meermalen met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen (ook nadat die [slachtoffer] op de grond lag) en
- die [slachtoffer] meermalen met kracht met geschoeide voet tegen het lichaam heeft geschopt (ook nadat die [slachtoffer] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur 24 maanden met aftrek ingevolge artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende deze proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat noodzakelijk acht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring en een strafoplegging mocht komen, heeft de verdediging een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de ondergane voorlopige hechtenis bepleit. Zij heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd. Verdachte is zich ervan bewust dat het buiten de bar droppen van het slachtoffer niet door de beugel kan. Hij is echter in zijn dertienjarige loopbaan als portier nimmer eerder veroordeeld voor een geweldsdelict noch enig ander delict. Hij werkt naar volle tevredenheid van zijn werkgever al geruime tijd als begeleider van licht verstandelijk gehandicapte jongeren met gedragsproblemen. Zijn werkgever heeft de onderhavige zaak als een eenmalig incident beschouwd en verdachte – gezien zijn uitstekende staat van dienst – toegezegd, dat hij na zijn vrijlating mag terugkregen en zijn werk als begeleider mag hervatten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte en de medeverdachte waren ten tijde van het strafbare feit werkzaam als portier in een horecagelegenheid, en als zodanig hadden zij een taak en verantwoordelijkheid voor de veiligheid van alle aanwezigen in die horecagelegenheid. Van ervaren portiers mag worden verwacht dat zij (ook) tegen lastige cafébezoekers op passende wijze optreden, dus zonder of met zo min mogelijk geweld. Zij hebben echter in hun hoedanigheid als portier zonder enige noodzaak zeer fors geweld gebruikt tegen een bezoeker. Zij hebben bovendien derden niet weerhouden om toen en daar (nog) meer geweld te plegen tegen het slachtoffer. Nadat het geweld was geëindigd, is het op dat moment bewusteloze slachtoffer door verdachte en de medeverdachte op lompe wijze naar buiten gegooid. Daarbij hebben verdachte en de medeverdachte zich in het geheel niet bekommerd om de toestand van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. Bij de bestraffing van dergelijke ernstige geweldsfeiten is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes tot twaalf maanden, waarbij bij (sterk) strafverzwarende of strafmatigende feiten en omstandigheden de rechtbank ook buiten dit genoemde uitgangspunt kan treden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van het primair tenlastegelegde zal vrijspreken en de rechtbank voorts van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Met betrekking tot een deel van de hierna op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dit deel van die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Het recidiverisico wordt door de reclassering in haar adviesrapportage van 26 maart 2012 ingeschat als laag. De reclassering heeft desalniettemin geadviseerd om aan verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf voor een periode van één jaar reclasseringsbegeleiding op te leggen, teneinde aan verdachte hulp en steun te verlenen bij het vinden van werk en het terug op de rails krijgen van zijn financiële problemen. Anders dan de officier van justitie en de reclassering acht de rechtbank het opleggen van reclasseringsbegeleiding echter niet geïndiceerd, nu uit het verhandelde ter terechtzitting genoegzaam is gebleken dat verdachte zijn leven ten aanzien van de door de reclassering genoemde factoren, maar ook in het algemeen, op orde heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft begeleiding door de reclassering voor verdachte geen meerwaarde.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
verklaart het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder het subsidiair tenlastegelegde bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het subsidiair bewezenverklaarde oplevert:
medeplegen van poging tot zware mishandeling;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
gevangenisstraf voor de duur van 282 dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 90 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. C.B.M. Bruens en mr. W.M. Weerkamp, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 3 augustus 2012.
1 Voor zover de in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven maken deze bewijsmiddelen deel uit van een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Valkenswaard-Waalre, met registratienummer PL2217 2012010985, afgesloten op 2 april 2012, in totaal 101 doorgenummerde bladzijden.
2 Proces-verbaal politie nummer 2012010985 d.d. 2 april 2012, p. 41 e.v.; aangifte [slachtoffer] (met foto’s).
3 Proces-verbaal politie nummer 2012010985 d.d. 2 april 2012, p. 75 e.v. p-v bevindingen [verbalisant].
4 Proces-verbaal politie nummer 2012010985 d.d. 2 april 2012, p. 75.
5 Verklaring getuige [getuige 1] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 12 juni 2012.
6 Verklaring getuige [getuige 2] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 12 juni 2012.
7 Verklaring getuige [getuige 3] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 14 juni 2012.
8 Verklaring getuige [getuige 4] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 14 juni 2012.
9 Verklaring getuige [getuige 5] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 14 juni 2012.
10 Verklaring getuige [getuige 6] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 12 juni 2012 en proces-verbaal politie nummer 2012010985 d.d. 2 april 2012, p. 60 e.v.
11 [getuige 3], verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris (noot 7).
12Verklaring getuige [getuige 6] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 12 juni 2012, [getuige 1] (noot 5) en [getuige 2] (noot 6).