vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825026-12
Datum uitspraak: 23 juli 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te distrikt [geboorteplaats] [Suriname] [1970]
wonende te [woonplaats], [adres]
thans gedetineerd in p.i. Grave, locatie "Oosterhoek" [HvB (Unit A + B)] te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 april 2012 en 9 juli 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 maart 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 12 januari 2012 te Eindhoven opzettelijk [benadeelde 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers is hij, verdachte, opzettelijk wederrechtelijk de woning van die [benadeelde 1] binnengedrongen en/of heeft hij opzettelijk wederrechtelijk onder bedreiging van een mes voornoemde [benadeelde 1] gedwongen op de grond te gaan liggen en/of die [benadeelde 1] dreigend de woorden toegevoegd:"Ga op de grond liggen, anders maak ik je dood" althans woorden van gelijke strekking en/of de handen van die [benadeelde 1] op diens rug vastgebonden en/of die [benadeelde 1] (vervolgens) gedwongen op te staan en/of die [benadeelde 1] naar buiten geduwd en/of die [benadeelde 1] (vervolgens) gedwongen op zijn knieën te gaan zitten en/of die [benadeelde 1] (vervolgens) gedwongen op zijn buik te gaan liggen; (art 282 WvSr)
2. hij op of omstreeks 12 januari 2012 te Eindhoven [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk een mes getoond aan die [benadeelde 1] en/of (vervolgens) voornoemde [benadeelde 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ga op de grond liggen, anders maak ik je dood" en/of "zeg maar dat het zomaar kapot is gegaan, verder moet je niets vertellen, anders kom ik zomaar binnen en dan maak ik je dood, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; (Art 285 WvSR)
3. hij op of omstreeks 12 januari 2012 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk de balustrade en/of (een) ruit(en) van de woning(en) [adres 1] en/of [adres 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt. (art. 350 WvSr)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.1
Op basis van de verklaring van aangever [benadeelde 1]2 en de door verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2012 afgelegde verklaring3, stelt de rechtbank het navolgende vast. Op 12 januari 2012 omstreeks 07.00 uur is verdachte de woning van zijn bovenburen, gelegen aan de [adres] te [woonplaats], binnengedrongen. Op dat moment verbleef aangever [benadeelde 1] in die woning, de woning van zijn moeder. Verdachte heeft zich de toegang tot de woning verschaft door op het balkon van die woning, gelegen op de derde tevens bovenste verdieping, een raam in te slaan met een steen die hij kort daarvoor vanaf het dak van dit flatgebouw, via de balustrade op het balkon van de woning van aangever had gegooid. Daarbij is de balustrade beschadigd.4 Verdachte heeft deze vernieling van het raam en de beschadiging van de ballustrade erkend.5
Daarna is verdachte de woning van zijn bovenburen binnengegaan. In de woning heeft hij [benadeelde 1] aangetroffen. Verdachte heeft [benadeelde 1] gesommeerd op de grond te gaan liggen.6 [benadeelde 1] heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd: "Ga op de grond liggen, anders ga je dood".7 Verdachte heeft deze bedreiging ontkend.
Nadat [benadeelde 1] op zijn buik, met zijn armen op de rug, op de grond was gaan liggen, heeft verdachte de armen van [benadeelde 1] op de rug bij elkaar gebonden met een audiokabel die verdachte uit zijn woning had meegenomen. Kort daarna zijn verdachte en [benadeelde 1] naar de voordeur van de woning van [benadeelde 1] gelopen. Om van de grond op te kunnen staan had [benadeelde 1] de hulp van verdachte nodig. Onderweg naar de voordeur heeft verdachte twee keer de woorden "fuck you" geuit. Bij de voordeur, buiten de woning, heeft verdachte [benadeelde 1] weer gedwongen op de grond te knielen. Daarna is [benadeelde 1] wederom op bevel van verdachte op de grond gaan liggen. Nadat verdachte een rondgang door de woning van [benadeelde 1] had gemaakt, heeft hij die woning verlaten.8 [benadeelde 1] heeft verklaard dat verdachte terwijl die zich van de woning van [benadeelde 1] verwijderde, tegen [benadeelde 1] heeft geroepen dat hij tegen de woningbouwvereniging moest zeggen dat de raam van de woning van [benadeelde 1] zomaar kapot was gegaan. Als [benadeelde 1] meer zou vertellen, zou verdachte terug komen en zou hij aangever [benadeelde 1] dood maken.9 Verdachte heeft ook deze bedreiging ontkend.
Inmiddels was de politie ter plaatse gekomen. Zij hebben verdachte op het grasveld voor zijn woning aangehouden. Bij nader onderzoek heeft de politie op het grasveld een mes gevonden.10 Verdachte heeft verklaard dat hij dit mes op het grasveld heeft laten vallen op het moment dat hij de politiesirenes hoorde.11 Aangever [benadeelde 1] heeft verklaard dat verdachte een mes in de rechterhand had. [benadeelde 1] beschrijft dit mes als een mes met een wit heft tot aan de helft met een zilverkleurig lemmet voorzien van één snijkant.12 Een foto van dat mes bevindt zich in het dossier.13
Het standpunt van de officier van justitie.
Alle ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit merkt de officier van justitie nog op dat de handelwijze van verdachte een vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht oplevert, gelet op de wijze waarop verdachte aangever heeft geboeid en gesommeerd te gaan liggen. Dat de vrijheidsberoving wellicht korter heeft geduurd dan 20 minuten zoals aangever verklaart, doet daaraan niet af.
Dat verdachte het raampje van de kleine kamer in zijn woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats], zou hebben vernield, daarvoor ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs. Van dit onderdeel van de onder feit 3 ten laste gelegde vernieling dient verdachte te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsvrouwe van verdachte geconcludeerd dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit, de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever [benadeelde 1] door verdachte, moet worden vrijgesproken omdat, gelet op de korte duur daarvan en de bewegingsvrijheid die [benadeelde 1] had ook nadat zijn handen bij elkaar waren gebonden, geen sprake is van een vrijheidsberoving is als bedoeld in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Ook voor feit 2 heeft de raadsvrouwe vrijspraak bepleit omdat zij van oordeel is dat de verklaring die aangever [benadeelde 1] heeft afgelegd, onvoldoende steun vindt in andere wettige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het bewijs van de onder 3 ten laste gelegde vernielingen heeft de raadsvrouwe zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk binnendringen in de woning van zijn bovenburen. In die woning verbleef op dat moment aangever [benadeelde 1]. Verdachte heeft in de woning de polsen van [benadeelde 1] op de rug samengebonden en hij heeft [benadeelde 1] gedwongen op de grond te gaan liggen.
[benadeelde 1] heeft verklaard dat verdachte in de tijd dat hij in de woning van [benadeelde 1] was, een mes in de hand heeft gehad en dat hij [benadeelde 1] zowel met dat mes als woordelijk heeft bedreigd. Verdachte heeft dit ontkend. De rechtbank acht de verklaring die aangever [benadeelde 1] heeft afgelegd geloofwaardig. Deze verklaring wordt voor het merendeel ondersteund door de verklaring die verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2012 heeft afgelegd. Bovendien past de beschrijving van het mes zoals [benadeelde 1] die heeft gegeven, bij het mes dat de politie kort na de aanhouding van verdachte, op het grasveld voor zijn woning, heeft aangetroffen en waarvan verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2012 heeft verklaard dat het zijn mes was. Daaraan doet niet af dat uit de foto van het mes blijkt dat het heft van dit mes donkerkleurig was met lichte (goudkleurige volgens verdachte ter zitting) stukken aan beide uiteinden. Verdachte heeft het mes ten overstaan van [benadeelde 1] in zijn hand gehad, waardoor voor [benadeelde 1] slechts het (de) lichte gedeelte(n) van het heft zichtbaar kon(den) zijn en niet het (volledige) donkere deel daarvan, hetgeen genoegzaam verklaart waarom [benadeelde 1] spreekt van een wit heft tot aan de helft.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat het onder 1 ten laste gelegde feit geen vrijheidsberoving als bedoeld in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht kan opleveren. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte zich de toegang tot de woning van [benadeelde 1] heeft verschaft, [benadeelde 1] woordelijk en met een mes heeft bedreigd en de woning heeft doorzocht terwijl [benadeelde 1] op de grond werd gesommeerd en zodanig werd geboeid dat hij niet zelfstandig van de grond kon opstaan, laat staan dat [benadeelde 1] de woning en het flatgebouw kon verlaten. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte aangever [benadeelde 1] van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden als bedoeld in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 12 januari 2012 te Eindhoven opzettelijk [benadeelde 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers is hij, verdachte, opzettelijk wederrechtelijk de woning van die [benadeelde 1] binnengedrongen en heeft hij opzettelijk wederrechtelijk onder bedreiging van een mes voornoemde [benadeelde 1] gedwongen op de grond te gaan liggen en die [benadeelde 1] dreigend de woorden toegevoegd:"Ga op de grond liggen, anders maak ik je dood" althans woorden van gelijke strekking en de handen van die [benadeelde 1] op diens rug vastgebonden en die [benadeelde 1] vervolgens gedwongen op te staan en die [benadeelde 1] naar buiten geduwd en die [benadeelde 1] vervolgens gedwongen op zijn knieën te gaan zitten en die [benadeelde 1] vervolgens gedwongen op zijn buik te gaan liggen;
2.
op 12 januari 2012 te Eindhoven [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk een mes getoond aan die [benadeelde 1] en vervolgens voornoemde [benadeelde 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ga op de grond liggen, anders maak ik je dood" en "zeg maar dat het zomaar kapot is gegaan, verder moet je niets vertellen, anders kom ik zomaar binnen en dan maak ik je dood, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
op 12 januari 2012 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk de balustrade en een ruit van de woning [adres], toebehorende aan [benadeelde 2], heeft vernield of beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. In mei 2012 heeft dr. E.F.M. Lemmen, psychiater, een rapport over verdachte uitgebracht. Deze gedragsdeskundige heeft geconcludeerd dat bij betrokkene geen sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Ten tijde van het ten laste gelegde was er in strikte zin wel sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een paranoïde psychotisch beeld veroorzaakt door amfetaminegebruik. Zijn gedragingen kunnen volledig worden verklaard door het gebruik van drugs (amfetamine). Betrokkene koos bewust voor het gebruik, weet hebbende van de eventuele consequenties. De gedragsdeskundige heeft geconcludeerd dat betrokkene ten aanzien van het ten laste gelegde als volledig toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Deze conclusie en de gronden waarop die berust, neemt de rechtbank over en maakt die tot de hare.
Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten
* Een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek, waarvan 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen
* gehele toewijzing van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag € 1.268,45 onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 1.268,45 subsidiair 22 dagen hechtenis.
* gedeeltelijke toewijzing van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag voor de reparatie van het balkon van € 475,-- exclusief BTW, daar SWS BTW zou kunnen verrekenen, en afwijzing van het overige deel van de vordering, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 475,--
subsidiair 9 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat - voor het geval de rechtbank tot een strafoplegging zou komen - kan worden volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Nu uit de over verdachte uitgebrachte rapporten blijkt dat het gevaar voor recidive klein is, is het opleggen een voorwaardelijk strafdeel niet nodig.
ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen
De raadsvrouwe heeft primair niet ontvankelijk verklaring van [benadeelde 1] in zijn vordering bepleit, gelet op de verzochte vrijspraak. Subsidiair, in geval van bewezenverklaring, heeft zij matiging bepleit.
Ten aanzien van [benadeelde 2] heeft de raadsvrouw primair niet ontvankelijk verklaring, subsidiair afwijzing, met betrekking tot de gevorderde dakkosten bepleit, met referte voor wat betreft de kosten van de balustrade.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het nadeel van verdachte weegt mee
Door een ernstige inbreuk in de persoonlijke levenssfeer van aangever [benadeelde 1] heeft verdachte het gevoel van veiligheid dat aangever [benadeelde 1] in de woning van zijn moeder had, teniet gedaan. Door zijn handelen heeft verdachte ervoor gezorgd dat er bij [benadeelde 1] en zijn moeder gevoelens van angst en onveiligheid zijn ontstaan. Een woning is immers bij uitstek de plaats waar mensen zich veilig voelen en ook behoren te voelen. Daarom had de moeder van [benadeelde 1] bewust gekozen voor de aankoop van een appartement op een hoger gelegen verdieping om de kans op een inbraak te verkleinen en het gevoel van veiligheid in de eigen woning te vergroten. Dat gevoel van veiligheid heeft verdachte teniet gedaan. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde 1] blijk dat zowel hij als zijn moeder, zich angstig en onveilig voelen in hun eigen woning. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Het handelen van verdachte rechtvaardigt daarmee een in ieder geval de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
In het voordeel van verdachte weegt mee
Verdachte is niet eerder voor soortgelijke delicten veroordeeld. Verdachte heeft de feiten gepleegd nadat hij speed had gebruikt, waarvan hij -naar eigen zeggen- de uitwerking op zijn lichaam niet kende. Onder invloed van die speed is verdachte in een toestand terecht gekomen waarin hij dacht dat zijn dochtertje in de woning boven de zijne werd vastgehouden. Een toestand die verdachte, de mogelijke uitwerking van harddrugs kennende, had moeten voorkomen. Daarop is hij spontaan die woning binnengegaan en hebben de bewezen verklaarde feiten plaatsgevonden. Niet is komen vast te staan dat verdachte daarbij doelbewust heeft gehandeld jegens aangever [benadeelde 1], overeenkomstig een van te voren opgezet plan gericht tegen [benadeelde 1]. Eerder is hier sprake van een a-typisch geval, mede als gevolg van de 'slechte trip' die het speedgebruik volgens verdachte met zich bracht.
Conclusie
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. In verband met een juiste normhandhaving kan echter niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd van 12 maanden, onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding, gematigd tot en begroot op een bedrag van € 500,--, welk bedrag de rechtbank ter zake van immateriële schade billijk voorkomt, en materiële schadevergoeding tot een niet weersproken bedrag van € 268,45 terzake de reiskosten, eigen bijdrage/risico kosten psycholoog en verlies arbeidsvermogen. De immateriële schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2012, en de materiële schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van de vordering, 11 april 2012, telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal het restant van de gevorderde immateriële schadevergoeding afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente over de immateriële schadevergoeding vanaf 12 januari 2012, en over de materiële schadevergoeding vanaf 11 april 2012, telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 565,25, bestaande uit de schade aan het balkon van de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Het toegewezen bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van de vordering, 29 maart 2012, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de gevorderde schade aan het dak van het perceel gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu thans enkel een offerte voor het herstel van die schade is overgelegd en de verdediging daartegen gemotiveerd verweer heeft gevoerd.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2012 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 55, 57, 36f, 60a, 282,
285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 1 en feit 2 zijn in eendaadse samenloop begaan.
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde
* Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot vier maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde tevens
* Maatregel van schadevergoeding van € 768,45 subsidiair 15 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] van een bedrag van € 768,45 (zegge: zevenhonderd achtenzestig euro en vijfenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit € 500,-- immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2012 tot de dag der algehele voldoening, en € 268,45 materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1], van een bedrag van € 768,45 (zegge: zevenhonderd achtenzestig euro en vijfenveertig eurocent).
Het toegewezen bedrag, bestaande uit € 500,-- immateriële schadevergoeding en € 268,45 materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 12 januari 2012 en over € 268,45 vanaf 11 april 2012, telkens tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde tevens
* Maatregel van schadevergoeding van € 565,25 subsidiair 11 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] van een bedrag van € 565,25 (zegge: vijfhonderd vijfenzestig euro en vijfentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2], van een bedrag van € 565,25 (zegge: vijfhonderd vijfenzestig euro en vijfentwintig eurocent). Het toegewezen bedrag, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. M.J. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 23 juli 2012.
Mr. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 In de voetnoten wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost,
afdeling Eindhoven Woensel Noord onder registratienummer [PV-nummer] afgesloten op 12 januari 2012, aantal
doorgenummerde bladzijden: 139
2 de verklaring van [benadeelde], pag. 43-47
3 de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2012 afgelegd
4 de verklaring van aangever [benadeelde 2], pag. 81
5 de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2012 afgelegd
6 Zie noot 3 en verklaring aangever [benadeelde] p. 45
7 de verklaring van aangever [benadeelde], pag. 45
8 Zie noot 3
9 de verklaring van aangever [benadeelde], pag. 46
10 het relaas van verbalisant [verbalisant], pag. 58-60
11 de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 juli 2012 afgelegd
12 de verklaring van aangever [benadeelde], pag. 45
13 foto van het mes: pag. 104, foto 16