ECLI:NL:RBSHE:2012:BX2058

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839816-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overval op juwelier met geweld en heling

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 25 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een juwelier in Eindhoven op 6 september 2011. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, werd samen met twee medeverdachten beschuldigd van afpersing, heling en het bezit van een luchtdrukpistool. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door haar actieve rol in de overval, medeplegen van afpersing wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte en haar mededaders de assistent manager van de juwelier onder bedreiging van geweld dwongen tot de afgifte van geld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder de juwelier en de assistent manager, voor de geleden schade door de overval. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar jeugdige leeftijd en het feit dat zij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank wees ook de vordering van de officier van justitie tot onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen goederen toe, en verklaarde de verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor de schade aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839816-11
Datum uitspraak: 25 juli 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de PIV Breda te Breda.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 april 2012 en 11 juli 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 maart 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. zij op of omstreeks 6 september 2011 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (toen en aldaar werkzaam als assistent manager bij [bedrijf]) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of haar mededader(s)
[slachtoffer 1] bij haar keel heeft/hebben gepakt en/of
[slachtoffer 1] (vervolgens) omhoog heeft/hebben getrokken en/of
een hand op/tegen de mond van [slachtoffer 1] heeft/hebben gelegd en/of
[slachtoffer 1] dwingend de woorden "Stil" en/of "Waar ligt het geld"
en/of "Schiet op, schiet op" heeft/hebben toegevoegd;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een (tot op heden onbekende) persoon op of omstreeks 6 september 2011 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die (tot op heden onbekende) persoon en/of diens mededader(s) en/of aan verdachte, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die (tot op heden onbekende) perso(o)n(en) en/of diens/dier mededader(s)
[slachtoffer 1] bij haar keel heeft/hebben gepakt en/of
[slachtoffer 1] (vervolgens) omhoog heeft/hebben getrokken en/of
een hand over/tegen de mond van [slachtoffer 1] heeft/hebben gelegd en/of
[slachtoffer 1] dwingend de woorden "Stil" en/of "Waar ligt het geld"
en/of "Schiet op, schiet op" heeft/hebben toegevoegd,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 06 september 2011 te Eindhoven en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die (tot op heden onbekend gebleven) perso(o)n(en)
- met een (personen)auto naar de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of
- in de nabijheid van de plaats van het misdrijf zich op te houden teneinde bij gevaar en/of onraad te waarschuwen en/of hulp te bieden en/of
- die (tot op heden onbekend gebleven) perso(o)n(en) en/of diens/dier medeverdachten van de plaats van het misdrijf naar elders te vervoeren ;
(artikel 317 jo 48 van het Wetboek van Strafrecht);
2. zij op of omstreeks 6 september 2011 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een winkel van [bedrijf], gevestigd aan de [adres 1]) heeft weggenomen een Blackberry, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of haar mededader(s)
[slachtoffer 1] bij haar keel heeft gepakt en/of
[slachtoffer 1] (vervolgens) omhoog heeft getrokken en/of
een hand over/tegen de mond van [slachtoffer 1] heeft gelegd en/of
[slachtoffer 1] dwingend de woorden "Stil" en/of "Waar ligt het geld"
en/of "Schiet op, schiet op" heeft toegevoegd;
(artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht) ;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een (tot op heden onbekend gebleven) perso(o)n op of omstreeks 6 september 2011 te Eindhoven , tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Blackberry, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die (tot op heden onbekend gebleven) perso(o)n en/of zijn/haar
mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die tot op heden onbekend gebleven persoon en/of diens/dier medeverdachte(n)
[slachtoffer 1] bij haar keel heeft/hebben gepakt en/of
[slachtoffer 1] (vervolgens) omhoog heeft/hebben getrokken en/of
een hand over/tegen de mond van [slachtoffer 1] heeft/hebben gelegd en/of
[slachtoffer 1] dwingend de woorden "Stil" en/of "Waar ligt het geld"
en/of "Schiet op, schiet op" heeft/hebben toegevoegd,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6 september 2011 te Eindhoven en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- met een (personen)auto naar de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of
- in de nabijheid van de plaats van het misdrijf zich op te houden teneinde bij gevaar en/of onraad te waarschuwen en/of hulp te bieden en/of
- die (tot op heden onbekend gebleven) perso(o)n(en) en/of diens/dier medeverdachten van de plaats van het misdrijf naar elders te vervoeren ;
(artikel 312 jo 48 van het Wetboek van Strafrecht);
3. zij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 4 september 2011 tot en met 6 september 2011 te Gouda en/of te Eindhoven en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee, althans een of meer kentekenplaten ([kenteken 1] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die kentekenpla(a)t(en) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 jo 417bis Wetboek van Strafrecht);
4. zij op of omstreeks 12 januari 2012 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee, althans een of meer kentkenplaten ([kenteken 2]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
9artikel 416 jo 417bis Wetboek van Strafrecht);
5. hij op of omstreeks 12 januari 2012 te Eindhoven en/of elders in Nederland (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een (luchtdruk)pistool (genummerd 06L10636), zijnde (een) voorwerp(en) dat voor wat betreft zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen (te weten een sprekende gelijkenis met een Beretta type 92G Elite) voorhanden heeft gehad;
(artikel 13 Wet Wapens en Munitie);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak (feit 2).
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde feit bewezen op grond van het door haar in haar schriftelijk requisitoir gestelde.
De raadsman heeft op de gronden zoals weergegeven in zijn pleitnotities geconcludeerd tot vrijspraak van het primair en het subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat uit de stukken noch uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat bij verdachte het opzet bestond op het plegen van deze beide feiten. Met name is niet gebleken dat verdachte vooraf met de medeverdachten had afgesproken dat ook de Blackberry zou worden gestolen en voorts hoefde verdachte gelet op haar rol ten tijde van de overval (de medeverdachten vervoeren naar en wegbrengen van de plaats van de overval) er geen rekening mee te houden dat ook de Blackberry zou worden gestolen.
Bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn:
- een proces-verbaal van de politie Brabant Zuid-Oost, met proces-verbaalnummer PL2233 2011133033, afgesloten op 13 februari 2012, aantal bladzijden 451 (hierna pv) en
- een proces-verbaal ter terechtzitting van 11 juli 2012 (hierna pttz).
Ten aanzien van feit 1:
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde feit bewezen op grond van het door haar in haar schriftelijk requisitoir gestelde.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op de gronden zoals weergegeven in zijn pleitnotities geconcludeerd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde medeplegen en bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid. Aanvullend heeft de raadsman nog aangevoerd dat zijn cliënt geen opzet heeft gehad op het door [medeverdachte 1] gepleegde geweld tegen [slachtoffer 1].
Het oordeel van de rechtbank.
Aangeefster [slachtoffer 1] doet op 8 september 2011 aangifte en verklaart als volgt.
Ik ben als assistent manager werkzaam bij [bedrijf], gevestigd aan de [adres] in Eindhoven. Ik doe namens de benadeelde [bedrijf] aangifte. Op 6 september 2011 rond 10.00 uur was ik daar werkzaam. Terwijl ik achter het bureau in het kantoortje achter in de winkel zat werd ik van achteren bij de keel vastgepakt en in dezelfde beweging schuin omhoog getrokken. De dader legde een hand over mijn mond en zei meerdere keren "Stil" tegen mij. Nadat de overvaller de deur van het kantoortje had dichtgedaan vroeg hij - met zijn arm nog steeds om mijn nek en zijn hand nog steeds over mijn mond "Waar ligt het geld? Waar ligt het geld?". Ik wees daarop naar de lade die op het bureau lag met daarin het geld. Dwingend zei hij daarop tot twee keer toe "Schiet op." Ik pakte daarop de sleutel en opende de kluislade. Ik heb daarop het geld dat al in een sealbag was verpakt aan de man afgegeven. In de sealbag zat een bedrag van 4.470,-- euro. Aan niemand werd recht of toestemming gegeven tot het plegen van dit feit (p 196 tot en met 200 van het pv).
[medeverdachte 2] ]verklaart op 19 januari 2012 het volgende.
Een paar weken voor de overval heb ik daarover met mijn nicht [verdachte] gesproken. Ik en de ex-vriend van [verdachte] zijn de dag van de overval bij het station in Eindhoven bij haar in de auto gestapt. Die jongen heette [medeverdachte 1]. Ik moest in de winkel iets aan de medewerkers gaan vragen. [medeverdachte 1] had kentekenplaten bij zich en hij heeft die kentekenplaten ergens in Eindhoven verwisseld. Daarna reden we naar [bedrijf]. Ik liep naar de winkel en vroeg iets aan de medewerkster die toen met mij naar buiten liep. Ik zag dat daarop [medeverdachte 1] de winkel in kwam gelopen. Ik ben toen weer de winkel ingelopen en hoorde daar gebonk. Ik zag daarop dat [medeverdachte 1] de winkel uitrende. Even later ben ik ook de winkel uitgelopen. Ik ben even later weer in de auto van [verdachte] gestapt. [verdachte] reed en [medeverdachte 1] zat ook voor in de auto. Op de snelweg kreeg ik 1.500,-- euro van de buit. We zijn ook nog gestopt om de kentekenplaten er vanaf te halen. We hebben [medeverdachte 1] ergens afgezet en even later heeft [verdachte] mij weer in Eindhoven afgezet. Ik heb [medeverdachte 1] nog horen zeggen dat hij de vrouw bij de overval te pakken had gekregen. [verdachte] heeft ongeveer hetzelfde bedrag van de buit als ik gekregen. Ik had tijdens de overval een telefoon bij me
(180 tot en met 185 van het pv).
Verdachte heeft ter terechtzitting van 11 juli 2012 het volgende verklaard.
Ik heb voorafgaande aan de overval en in overleg met [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] benaderd om te overval mee te plegen. Voorafgaande aan de overval hebben wij drieën overleg gepleegd over de wijze waarop de overval zou gaan plaatsvinden. Ik heb [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op de ochtend van de overval met mijn auto naar de directe omgeving van de juwelierszaak vervoerd, nadat we eerst valse kentekenplaten op die auto hadden gezet.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn de juwelierszaak binnen gegaan om de overval te plegen en ik heb in de onmiddellijke omgeving daarvan op hun terugkomst gewacht. Al die tijd stonden we alle drie in telefonisch contact met elkaar. Ik ben [medeverdachte 1] na de overval op zijn verzoek met mijn auto gaan ophalen in de directe omgeving van de juwelierszaak. Even later is [medeverdachte 2] ook in mijn auto gestapt. Vervolgens zijn we met z'n drieën met de door mij bestuurde auto naar Helmond gereden. Onderweg hebben we ons ontdaan van de valse kentekenplaten en hebben we de buit verdeeld. Daarna heb ik [medeverdachte 1] bij het station in Helmond en [medeverdachte 2] in Eindhoven afgezet (pttz).
Medeplegen of medeplichtigheid.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van dit handelen van verdachte er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking zodat het primair tenlastegelegde medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Opzet.
De rechtbank is van oordeel dat verdachtes (voorwaardelijk) opzet ook gericht is geweest op het door [medeverdachte 1] jegens [slachtoffer 1] gepleegde geweld. Verdachte moet zich immers van de aanmerkelijke kans bewust zijn geweest dat [medeverdachte 1] tijdens de overval op weerstand zou kunnen stuiten in verband met de aanwezigheid van personeel en/of andere personen aldaar en dat die weerstand door hem met geweld zou kunnen worden gebroken. Zij heeft deze aanmerkelijke kans ook willens en wetens aanvaard.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard als na te melden op grond van de aangifte van [getuige 1] (p 327 en 328 van het pv), het relaas van de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (p 276 van het pv) en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting (pttz).
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard als na te melden op grond van de aangifte van [getuige 3] (p 337 tot en met 339 van het pv), het relaas van de verbalisanten [verbalisant 4], [verbalisant 1] en [verbalisant 5] (p 254 en 255 van het pv) en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting (pttz).
Ten aanzien van feit 5:
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard als na te melden op grond van het relaas van de verbalisanten [verbalisant 4], [verbalisant 1] en [verbalisant 5] (p 254 en 255 van het pv), het relaas van verbalisant [verbalisant 6] (p 330 en 311 van het pv) en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting (pttz).
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 6 september 2011 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] (toen en aldaar werkzaam als assistent manager bij [bedrijf]) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [bedrijf], welk geweld hierin bestond dat verdachte en haar mededaders:
[slachtoffer 1] bij haar keel hebben gepakt en
[slachtoffer 1] (vervolgens) omhoog hebben getrokken eneen hand op/tegen de mond van [slachtoffer 1] hebben gelegd en
[slachtoffer 1] dwingend de woorden "Stil" en/of "Waar ligt het geld"
en "Schiet op, schiet op" hebben toegevoegd;
3. in de periode van 4 september 2011 tot en met 6 september 2011 te Eindhoven en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, twee kentekenplaten ([kenteken 1]) voorhanden heeft gehad, terwijl zij en haar mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
4. op 12 januari 2012 te Eindhoven twee kentekenplaten ([kenteken 2]) voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het voorhanden krijgen van die kentekenplaten redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
5. op 12 januari 2012 te Eindhoven een wapen van categorie I onder 7°, te weten een (luchtdruk)pistool (genummerd 06L10636), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een sprekende gelijkenis met een Beretta type 92G Elite) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering, ook indien zulks een ambulante behandeling bij de GGzE inhoudt. Voorts eist de officier van justitie onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen en afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een staf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijk strafdeel, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering. Voorts heeft de raadsman opheffing van de voorlopige hechtenis verzocht op grond van het bepaalde bij artikel 67a, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- de grote materiële schade die het gevolg is van met name het mede door verdachte gepleegde strafbare feit zoals bewezenverklaard onder 1;
- de mate van het leed dat aan het slachtoffer [slachtoffer 1] is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog lange tijd negatieve gevolgen van ondervinden, zoals angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid. Dat dit in het onderhavige geval eveneens het geval is blijkt alleen uit de schriftelijke slachtofferverklaring van mevrouw [slachtoffer 1];
- het gewelddadig karakter van feit 1, welke een ernstige vorm van maatschappelijke verontwaardiging en onrust veroorzaakt;
- verdachte heeft bij het plegen van met name feit 1 gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee:
- dat verdachte niet eerder werd veroordeeld;
- de jeugdige leeftijd van verdachte.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank - anders dan de officier van justitie heeft geëist - verdachte zal vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde en voorts van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zal na te noemen bijzondere voorwaarde worden gekoppeld.
Voorlopige hechtenis.
De rechtbank zal - gelet op na te melden strafoplegging - het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering hoofdelijk en met de wettelijke rente kan worden toegewezen met uitzondering van de kosten voor logies en bewassing ten bedrage van 305,00 euro. Die kosten dienen te worden afgewezen. Verder dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman deelt de mening van de officier van justitie, in geval van een bewezenverklaring.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van 750,-- euro immateriële schade en 454,20 euro materiële schade (fysiotherapie en psychotherapie), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de kosten voor logies en bewassing ten bedrage van 305,00 euro afwijzen, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en haar mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering hoofdelijk kan worden toegewezen met uitzondering van de kosten terzake urenregistratie ten bedrage van 4.939,-- euro. Die kosten dienen te worden afgewezen. Verder dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman deelt de mening van de officier van justitie.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van 5.665,00 euro (weggenomen geld en kosten interventie).
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de kosten terzake urenregistratie ten bedrage van 4.939,-- euro, aangezien de beoordeling of sprake is van rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en haar mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen voorkomende en inbeslaggenomen kentekens aan het verkeer ontrokken dienen te worden verklaard omdat, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, met betrekking tot deze kentekens de feiten 3 en 4 zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat het op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen voorkomende en inbeslaggenomen wapen aan het verkeer ontrokken dient te worden verklaard omdat, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, met betrekking tot dit wapen feit 5 is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de overige op de aan dit vonnis gehechte lijst van
inbeslaggenomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door haar begane misdrijven zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het algemeen belang.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 36d, 47, 57, 60a, 312, 317, 416, 417bis.
Wet wapens en munitie art. 13, 55.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1 primair:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
t.a.v. feit 3:
Medeplegen van opzetheling.
t.a.v. feit 4:
Schuldheling.
t.a.v. feit 5:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
t.a.v. feit 1 primair, feit 3, feit 4, feit 5:
een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen haar te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, [adres], [woonplaats], zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien zulks inhoudt dat veroordeelde
zich ambulant laat behandelen bij de GGzE of een soortgelijke instelling.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
t.a.v. feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1204,20 subsidiair 22 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1.204,20 (zegge: twaalfhonderdenvier euro en twintig eurocenten), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 750,-- immateriële schade en 454,20 euro materiële schade (fysiotherapie en psychotherapie).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) haar mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR
1.204,20 (zegge: twaalfhonderdenvier euro en twintig eurocenten), te weten EUR 750,-- immateriële schade en 454,20 euro materiële schade (fysiotherapie en psychotherapie).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) haar mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij of (een van) haar mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst af het overige deel van de vordering (kosten logies en bewassing ten bedrage van 305,00 euro).
t.a.v. feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 5665,00 subsidiair 63 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 5.665,00 (zegge: vijfduizendzeshonderdvijfenzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 63 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) haar mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 5.665,00 (zegge: vijfduizendzeshonderdvijfenzestig euro). Het bedrag bestaat uit materiële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) haar mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij of (een van) haar mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering (4.939,-- euro terzake urenregistratie) niet ontvankelijk is.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: de goederen zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. P.J. Appelhof en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 25 juli 2012.
Mr. Denie is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.