ECLI:NL:RBSHE:2012:BW9638

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
246629 EX RK 12-82
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 24 mei 2012 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. H.M.H. de Koning, die als rechter betrokken was bij een bestuursrechtelijke procedure met zaaknummer AWB 11/2430. Het wrakingsverzoek was ingediend op 26 april 2012 en de mondelinge behandeling vond plaats op 10 mei 2012. De verzoeker betoogde dat de rechter niet onpartijdig was en verwees naar een eerder wrakingsverzoek tegen een andere rechter, mr. Rijken-Lie, dat ook was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van de verzoeker onvoldoende objectieve feiten of omstandigheden bevatten die de vrees voor partijdigheid van de rechter konden rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat er geen dergelijke omstandigheden aanwezig waren en dat de stellingen van de verzoeker niet voldoende concreet waren om aan te nemen dat de rechter vooringenomen was. Bovendien werd vastgesteld dat er sprake was van misbruik van het rechtsmiddel wraking, aangezien de verzoeker een identiek wrakingsverzoek had ingediend na een eerdere afwijzing. De rechtbank besloot daarom dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer : 246629 EX RK 12-82
beschikking van 24 mei 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
tegen
mr. H.M.H. de Koning,
in zijn hoedanigheid van rechter in de rechtbank te ’s-Hertogenbosch bij de behandeling van de zaak met nummer AWB 11/2430,
verweerder.
Partijen zullen hierna respectievelijk verzoeker en de rechter worden genoemd.
1. Procesverloop
1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift van verzoeker gedateerd 26 april 2012;
- de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek van 3 mei 2012,
- het dossier in de hoofdzaak.
1.2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op
10 mei 2012.
Verzoeker is in persoon verschenen en heeft zijn wrakingsverzoek nader toegelicht.
In zijn schriftelijke reactie heeft de rechter voorafgaand aan de zitting aangegeven af te zien van de mogelijkheid om zijn standpunt ter zitting nader toe te lichten. In die schriftelijke reactie heeft de rechter wel zijn standpunt ten aanzien van het wrakingsverzoek naar voren gebracht.
2. Het verzoek en het verweer
2.1. Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de procedure met zaaknummer AWB 11/2430. Verzoeker heeft betoogd dat hij de rechter wraakt in samenhang met de wraking van rechter mr. Rijken-Lie. Verzoeker beschouwt de rechter als medebetrokkene. Het wrakingsverzoek van mr. Rijken-Lie dient woordelijk ingelast beschouwd te worden en dat verzoek behelst, samengevat en zakelijk weergegeven, de volgende feiten:
* dat alle overheden, waaronder instanties van beroep, onder een criminele organisatie vallen die zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen;
* dat de rechter rechtsweigering heeft gepleegd door geen uitspraak te doen inzake een eerdere rechtsweigering. Zolang het faillissement van de gemeente niet is uitgesproken is sprake van rechtsweigering;
* dat in de zaken 11/1014 en 11/1016 gemeente en rechtbank gegronde bezwaren en beroepen hebben gestolen door een criminele buitenzittingsuitspraak-constructie;
* dat de zaken 11/00002 en 11/00003 louter bestaan uit fictieve weigeringen en rechtsweigeringen na diefstal van een civiel stuk;
* dat de zaak 11/2817 opzettelijk is behandeld als WOB-zaak terwijl dit een aanvraag verordeningen en regelingen was;
* dat van de bijstandaanvraag voor rechtszaken (11/2245) zomaar een bestuursrechtzaak is gemaakt.
* Dat de wrakingskamer niet onafhankelijk is en zich schuldig maakt aan rechtsweigering.
Daarnaast verzoekt verzoeker om vergoeding van de meerkosten voor de zitting.
2.2. De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten omdat het verzoek ongegrond is en dient te worden afgewezen. Volgens de rechter bevat het wrakingsverzoek geen objectieve feiten of omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3. De beoordeling
3.1. Aan de orde is de vraag of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (artikel 8:15 Algemene wet bestuursrecht, Awb). Hierbij stelt de rechtbank voorop dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter met betrekking tot een procespartij vooringenomen is, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
3.2. Van uitzonderlijke omstandigheden in voormelde zin is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De stellingen van verzoeker behelzen onvoldoende concrete aanwijzingen dat de rechter vooringenomen is. De omstandigheid dat andere rechtscolleges, of rechters van deze rechtbank, uitspraken hebben gedaan waarmee verzoeker het niet eens is, is geen reden om dat aan te nemen.
3.3. Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.
3.4. Nu de wet niet voorziet in de mogelijkheid van een kostenveroordeling in een wrakingsprocedure, zal de rechtbank reeds hierom het verzoek daartoe afwijzen.
3.5. In de inhoud van het ingediende wrakingsverzoek en de omstandigheid dat verzoeker een inhoudelijk identiek wrakingsverzoek heeft ingediend tijdens de zitting van mr. Rijken-Lie, nadat in dezelfde zaak al eerder een wrakingsverzoek van verzoeker was afgewezen, ziet de rechtbank aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:18, vierde lid van de Awb. De rechtbank stelt vast dat sprake is van misbruik van het rechtsmiddel wraking en zal daarom bepalen dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
4. De beslissing
De rechtbank,
4.1 wijst af het verzoek tot wraking van mr. H.M.H. de Koning in de zaak met nummer AWB 11/2430;
4.2 wijst af het verzoek om kostenveroordeling;
4.3 bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J.C Adang, voorzitter, en mr. J.H.L.M. Snijders en mr. M. Rietveld, leden, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
3
246629 EX RK 12-82
24 mei 2012