ECLI:NL:RBSHE:2012:BW9636

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
246839 EX RK 12-85
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 24 mei 2012 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. J.H.M. Rijken-Lie, die als rechter betrokken was bij de behandeling van verschillende bestuursrechtelijke zaken. Het wrakingsverzoek was ingediend op basis van nieuwe feiten die de verzoeker aanvoerde, waaronder beschuldigingen van criminele activiteiten door overheden en rechtsweigering door de rechter. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek ongegrond was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. De rechtbank oordeelde dat de stellingen van de verzoeker onvoldoende concrete aanwijzingen boden voor vooringenomenheid van de rechter. Bovendien was dit niet de eerste keer dat de verzoeker een wrakingsverzoek indiende; eerder was een vergelijkbaar verzoek al afgewezen. De rechtbank besloot dat er sprake was van misbruik van het rechtsmiddel wraking en bepaalde dat een volgend verzoek om wraking in deze zaken niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer : 246839 EX RK 12-85
beschikking van 24 mei 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
tegen
mr. J.H.M Rijken-Lie,
in haar hoedanigheid van rechter in de rechtbank te ’s-Hertogenbosch bij de behandeling van de zaken met nummers: AWB 10/3194, AWB 10/3074 en AWB 11/369,
verweerster.
Partijen zullen hierna respectievelijk verzoeker en de rechter worden genoemd.
1. Procesverloop
1.1. De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift van verzoeker gedateerd 10 april 2012, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 1 mei 2012;
- de (ongedateerde) schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek, ingekomen ter griffie op 3 mei 2011;
- het dossier in de hoofdzaak.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de omstandigheid dat verzoeker de rechter eerder heeft gewraakt, namelijk tijdens de behandeling van dezelfde zaken op de zitting van 15 september 2011. Dit verzoek is door de wrakingskamer van deze rechtbank op 1 november 2011 afgewezen.
1.2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op
10 mei 2012.
Verzoeker is in persoon verschenen en heeft zijn wrakingsverzoek nader toegelicht.
De rechter is niet verschenen. In haar schriftelijke reactie heeft de rechter wel haar standpunt ten aanzien van het wrakingsverzoek naar voren gebracht.
2. Het verzoek en het verweer
2.1. Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummers AWB 10/3194, 10/3074 en 11/369. Verzoeker heeft betoogd dat hij, gelet op nieuwe feiten, een wrakingsverzoek indient. Als feiten noemt verzoeker, samengevat en zakelijk weergegeven:
* dat alle overheden, waaronder instanties van beroep, onder een criminele organisatie vallen die zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen;
* dat de rechter rechtsweigering heeft gepleegd door geen uitspraak te doen inzake een eerdere rechtsweigering. Zolang het faillissement van de gemeente niet is uitgesproken is sprake van rechtsweigering;
* dat in de zaken 11/1014 en 11/1016 gemeente en rechtbank gegronde bezwaren en beroepen hebben gestolen door een criminele buitenzittingsuitspraak-constructie;
* dat de zaken 11/00002 en 11/00003 louter bestaan uit fictieve weigeringen en rechtsweigeringen na diefstal van een civiel stuk;
* dat de zaak 11/2817 opzettelijk is behandeld als WOB-zaak terwijl dit een aanvraag verordeningen en regelingen was;
* dat van de bijstandaanvraag voor rechtszaken (11/2245) zomaar een bestuursrechtzaak is gemaakt.
* Dat de wrakingskamer niet onafhankelijk is en zich schuldig maakt aan rechtsweigering.
Daarnaast verzoekt verzoeker om vergoeding van de meerkosten voor de zitting.
2.2. De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten omdat het verzoek ongegrond is en dient te worden afgewezenen. Zij heeft aangevoerd dat geen sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Volgens de rechter lijken de door verzoeker aangevoerde stellingen feitelijke grondslag te ontberen, voor zover deze begrijpelijk zijn. Voorts heeft de rechter in overweging gegeven om te bepalen dat een volgend verzoek van verzoeker niet meer in behandeling zal worden genomen, omdat verzoeker misbruik van recht pleegt door al na enkele minuten ter zitting opnieuw te wraken om dezelfde redenen.
3. De beoordeling
3.1. Aan de orde is de vraag of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (artikel 8:15 Algemene wet bestuursrecht, Awb). Hierbij stelt de rechtbank voorop dat de rechter uit hoofde van haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter met betrekking tot een procespartij vooringenomen is, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang.
3.2. Van uitzonderlijke omstandigheden in voormelde zin is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De stellingen van verzoeker behelzen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concrete aanwijzingen dat de rechter vooringenomen is. De omstandigheid dat andere rechtscolleges, of rechters van deze rechtbank, uitspraken hebben gedaan waarmee verzoeker het niet eens is, is geen reden om dat aan te nemen.
3.3. Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.
3.4. Nu de wet niet voorziet in de mogelijkheid van een kostenveroordeling in een wrakingsprocedure, zal de rechtbank reeds hierom het verzoek daartoe afwijzen.
3.5. In de inhoud van het ingediende wrakingsverzoek en de omstandigheid dat het een herhaald verzoek tijdens de behandeling van dezelfde zaken betreft, ziet de rechtbank aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:18, vierde lid van de Awb. De rechtbank stelt vast dat sprake is van misbruik van het rechtsmiddel wraking en zal daarom bepalen dat een volgend verzoek om wraking in deze zaken niet in behandeling wordt genomen.
4. De beslissing
De rechtbank,
4.1 wijst af het verzoek tot wraking van mr. J.H.M Rijken-Lie in de zaken met nummers AWB 10/3194, AWB 10/3074 en AWB 11/369;
4.2 wijst af het verzoek om kostenveroordeling;
4.3 bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige zaken niet in behandeling wordt genomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J.C Adang, voorzitter, en mr. J.H.L.M. Snijders en mr. M. Rietveld, leden, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
3
246839 EX RK 12-85
24 mei 2012