ECLI:NL:RBSHE:2012:BW9633

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
246249 / EX RK 12-78
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 25 mei 2012 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoekster tegen rechter mr. F.M. Tadic in een bestuursrechtelijke procedure met zaaknummer AWB 11/2493. De verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde G.A. van der Heyden, voerde aan dat de rechter niet onbevooroordeeld was en dat haar opmerkingen tijdens de zitting een gevoel van vooringenomenheid hadden gewekt. De rechtbank heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van de terechtzitting, het wrakingsverzoek en de schriftelijke reactie van de rechter. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 mei 2012 heeft de verzoekster haar standpunt toegelicht, terwijl de rechter ervoor koos om niet ter zitting aanwezig te zijn.

De rechtbank oordeelde dat de opmerkingen van de rechter, die zich richtte tot de verzoekster over het geringe financiële belang van de zaak, niet duidden op partijdigheid. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van haar aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor wraking voornamelijk voortkwamen uit de subjectieve gevoelens van de verzoekster en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter de zaak serieus heeft genomen door de behandeling aan te houden om partijen in de gelegenheid te stellen de juiste bouwtekeningen te onderzoeken. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij de rechter in kwestie niet in de wraking berustte en haar standpunt naar voren bracht in een schriftelijke reactie.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer : 246249 \ EX RK 12-78
Beschikking van 25 mei 2012
in de zaak tussen
[verzoekster],
wonende te [woonplaats], verzoekster,
gemachtigde: G.A. van der Heyden,
en
mr. F.M. Tadic,
in haar hoedanigheid van rechter in de rechtbank te ’s-Hertogenbosch bij de behandeling van de zaak met nummer: AWB 11/2493, verweerster.
Partijen zullen hierna respectievelijk verzoekster en de rechter worden genoemd.
1. Procesverloop
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het proces-verbaal van de terechtzitting in de hoofdzaak op 12 april 2012;
- het verzoekschrift van 13 april 2012;
- de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek van 20 april 2012;
- het dossier in de hoofdzaak.
1.2 De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 10 mei 2012. Verzoekster is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, die het wrakingsverzoek nader heeft toegelicht en bij dit verzoek heeft gepersisteerd.
In haar schriftelijke reactie heeft de rechter voorafgaand aan de zitting aangegeven het niet nodig te achten te worden gehoord en ter zitting aanwezig te zijn. In de schriftelijke reactie heeft de rechter wel haar standpunt ten aanzien van het wrakingsverzoek naar voren gebracht. De rechter heeft daarin aangegeven niet in de wraking te berusten.
2. Het verzoek en het verweer
2.1 Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de procedure met zaak AWB 11/2493. Verzoekster heeft betoogd dat de rechter niet onbevooroordeeld dat geschil kan beoordelen.
2.2 Ter onderbouwing van het wrakingverzoek, heeft de gemachtigde van verzoekster –
kort en zakelijk weergegeven – het navolgende aangevoerd.
Tijdens de behandeling van het beroepschrift heeft de rechter zich tot verzoekster gericht met de opmerking dat haar belang niet groot is. Gelet op het belang van enkele tientjes was het volgens de rechter niet of nauwelijks de moeite waard om te procederen, aldus verzoekster. De stellingname van de rechter acht verzoekster volstrekt ongepast, aangezien zij door de rechter wenst te laten toetsen of de wederpartij een juiste Woz-aanslag heeft opgelegd. Het doet volgens verzoekster niet ter zake of het financiële belang van de zaak klein of groot is. Hierdoor is bij verzoekster het gevoel ontstaan dat de rechter vooringenomen was, waardoor zij geen enkel vertrouwen had in het verdere verloop van de procedure.
2.3 De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft in dat kader aangevoerd dat de gemachtigde van verzoekster tijdens de zitting, nadat hij in eerste termijn zelf het woord had gevoerd, zowel de wederpartij als de rechter herhaaldelijk heeft onderbroken. Gelet op dit gedrag, alsmede de toon waarop de gemachtigde van verzoekster het woord aan de wederpartij en aan de rechtbank richtte, heeft de rechter het noodzakelijk geacht de gemachtigde er op te wijzen dat zijn houding niet past bij het belang waar het in de procedure uiteindelijk om gaat. Haar opmerking dient dan ook te worden bezien in het kader van de handhaving van de orde op zitting. Bovendien heeft de rechter opgemerkt dat, nadat bij haar het vermoeden was gerezen dat de wederpartij bij het bepalen van de inhoud van de woning van verzoekster uitgegaan is van de verkeerde bouwtekeningen, de behandeling van de zaak is aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen uit te zoeken welke bouwtekeningen de juiste zijn en aan de hand daarvan de juiste inhoud van de woning te bepalen.
3. De beoordeling
3.1 Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dient te worden beoordeeld of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2 De rechtbank stelt voorop dat de rechter uit hoofde van haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter met betrekking tot een procespartij vooringenomen is, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3 De door verzoekster in haar wrakingsverzoek genoemde gronden voor wraking hebben voornamelijk betrekking op het vervelende gevoel dat verzoekster heeft overgehouden aan de wijze waarop de rechter de zaak ter zitting heeft behandeld. Volgens verzoekster blijkt uit de opmerkingen van de rechter dat er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer deelt die opvatting niet. Het is aan de rechter om de maatregelen te nemen die zij met het oog op de handhaving van de orde tijdens de behandeling wenselijk acht. Daarbinnen past ook een - relativerende - opmerking over het ontbreken van overeenstemming tussen de houding van de gemachtigde en het belang van de zaak zoals de rechter dat op dat moment voor zich zag. Van (schijn van) partijdigheid is daarmee dan ook niet gebleken. Te meer nu de rechter de zaak heeft aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen te bekijken wat de juiste bouwtekeningen zijn en de inhoud van de woning te bepalen en daarmee dus blijk heeft gegeven de door verzoekster aangevoerde gronden van beroep uiterst serieus te nemen.
3.4 Gezien het voorgaande wordt het wrakingsverzoek afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek tot wraking van mr. F.M. Tadic af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J.C Adang, voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders en
mr. M. Rietveld, leden, en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2012 in aanwezigheid van de griffier.
3
246249 / EX RK 12-78
25 mei 2012