Op 24 januari 2012 heeft de psycholoog drs. G.L.J. Fiddelers een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
"Ondanks dat betrokkene kort gesproken is en hij weigerde medewerking te verlenen aan het onderzoek, meent rapporteur op basis van de collaterale informatie die beschikbaar is, een rapport te kunnen schrijven.
Uit het onderzoek Pro Justitia van 6 december 2010 opgesteld door ondergetekende, bleek betrokkene een zwakbegaafde jongeman met een oppositionele opstandige gedragsstoornis en emotieregulatie problemen.
Het diagnostisch beeld dat eind 2010 naar voren kwam, lijkt afgelopen jaar niet veranderd.
Dit was ook ten tijde van het ten laste gelegde.
Als het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, is het aannemelijk dat er een verband bestaat tussen de eerder vastgestelde problematiek van betrokkene (zwakbegaafdheid en gedragsstoornis) en het ten laste gelegde delictgedrag.
Gezien de weigerende houding ten opzichte van onderhavig onderzoek, heeft er geen delictanalyse plaatsgevonden en is er geen zicht op hoe betrokkene zich voelde of wat hij dacht of deed vooraf en tijdens het ten laste gelegde. Echter de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens heeft waarschijnlijk wel meegespeeld bij de totstandkoming van het ten laste gelegde, indien bewezen. De gedragsstoornis en zwakbegaafdheid bepalen namelijk in sterke mate het gedrag van betrokkene; hij is een beïnvloedbare jongen, gericht op directe behoefte bevrediging, met een matige innerlijke rem om zijn impulsen te kunnen beheersen met lacunaire gewetensfuncties, een beperkt inlevingsvermogen en een nog sterk egocentrische levenshouding.
De volgende disfuncties voortvloeiend uit de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens zijn mogelijk voorspellend voor toekomstig delictgedrag; betrokkene leert niet van fouten, hij heeft een matige innerlijke rem (kan zijn gedrag nog moeilijk bijsturen), hij is verhoogd bcïnvlocdbaar en de gewetensfuncties schieten tekort.
De opvoedingsomstandigheden (gebrek aan adequate sturing en de pedagogische onmacht
van de ouders), de vrijheden die betrokkene krijgt van zijn ouders (waarbij hij zich feitelijk
onttrekt aan het gezag van de ouders en hij kan de ontwikkelingstaken passend bij zijn leeftijd niet aan, wat ouders onvoldoende realiseren) en het structureel overvraagd worden door de omgeving (in het contact met betrokkene valt de cognitieve beperking en sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand niet direct op) zijn eveneens van invloed op de kans op recidive.
Betrokkene is een jongeman die al vanaf zijn twaalfde jaar politiecontacten heeft.
Ambulante interventies om de kans op recidive terug te dringen, boden geen soelaas.
Inmiddels is betrokkene ruim 16 jaar en tracht men middels een behandeling in
civielrechtelijk kader de bedreigde ontwikkeling van betrokkene in positieve zin om te
buigen.
Rapporteur vraagt zich af of een behandeling binnen gesloten jeugdzorg tot wenselijke
gedragsverandering zal leiden. De periode die binnen gesloten jeugdzorg gangbaar is (12 tot
16 maanden) is vanzelfsprekend gericht op het uitbouwen van vrijheden na de eerste fase van behandeling. Daar ligt juist de zorg van rapporteur. Betrokkene is verhoogd beïnvloedbaar, is weinig onder de indruk van het gezag van zijn ouders en andere gezagdragers en zal tijdens verlof geneigd zijn zich te onttrekken aan ouderlijk toezicht. Afgelopen jaren is hij afspraken met de jeugdreclassering, met hulpverleners en met school meerdere malen niet nagekomen.
Tevens bestaat er een reële kans dat betrokkene het binnen de geboden structuur goed doet,
maar in de vrijere situaties (tijdens verlof) zal blijven vastlopen en recidiveren.
De attitude van de ouders - die neigen het gedrag van hun zoon te bagatelliseren - geeft
betrokkene indirect een vrijbrief zich te verzetten tegen de huidige behandeling. Doel van
ouders en zoon is dat betrokkene zo snel mogelijk weer thuis komt wonen, omdat er immers
niets met hem aan de hand is. Dc tekortschietende opvoeding maakt dat betrokkene over een
jaar mogelijk zelf middels behandeling enigszins veranderd is, maar hij zal met alle vrijheden die hij van ouders krijgt, al snel weer vervallen in oude patronen. Ouders zijn afgelopen 4 jaar niet in staat gebleken betrokkene voldoende bij te sturen maar ook niet bereid gebleken zelf opvoedingsondersteuning te aanvaarden. Rapporteur meent dat vader (wegens zijn drukke werkzaamheden) en moeder (wegens haar taalbarrière en het bagatelliseren en externaliseren van de problemen van betrokkene) niet in staat zijn aankomend jaar hun opvoedingsstijl aan te passen aan hetgeen betrokkene behoeft als verhoogd kwetsbare minderjarige. Als betrokkene na een jaar binnen gesloten jeugdzorg mogelijk weer thuis gaat wonen, acht rapporteur de kans op recidive wederom aanwezig.
In strafrechtelijk kader is het wenselijk dat betrokkene een kader krijgt waarbinnen
noodzakelijke behandeling om de kans op recidive terug te dringen, gewaarborgd blijft zowel tijdens als ook na gesloten jeugdzorg. Een voorwaardelijke straf met als bijzondere
voorwaarde zich houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering bleek afgelopen jaren ontoereikend om de recidivekans te minimaliseren. Er is een meer duidelijke stok achter de deur nodig om betrokkene te doordringen van het feit dat hij behandeling, structuur en begeleiding moet aanvaarden om politiecontacten in de toekomst te voorkomen.
Indien betrokkene schuldig wordt bevonden/het ten laste gelegde bewezen kan worden
verklaard, geeft rapporteur de rechtbank daarom ter overweging een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De voorwaarden kunnen bestaan uit de afspraken met de
jeugdreclassering en de gezinsvoogd over het verlof en het traject na gesloten jeugdzorg (24-uurs behandeling in een open setting of ambulante begeleiding). Juist op het moment dat
betrokkene vrijheden krijgt, komt de kans op recidive om de hoek kijken. Rapporteur schat in dat een civiel traject op de lange termijn ontoereikend is om betrokkene te behoeden voor
recidive. Vanuit pedagogisch oogpunt behoeft betrokkene bescherming en begeleiding meer
dan zijn ouders hem kunnen bieden.
Afhankelijk van de vorderingen ten tijde van de behandeling in gesloten jeugdzorg kan de
jeugdreclassering in samenspraak met de gezinsvoogd bepalen wat noodzakelijk blijft aan
afspraken en behandeling in een voorwaardelijk kader om de kans op recidive in te perken."