vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/845067-12
Datum uitspraak: 21 juni 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1958],
thans gedetineerd in de P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 juni 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 mei 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 23 maart 2011 te Oss, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] (geboren op [1999]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer], hebbende verdachte:
-met zijn vingers haar bil(len) betast en/of over haar bil(len) gewreven en/of zijn vinger in haar anus geduwd en/of (vervolgens) op en neer gaande bewegingen en/of draaiende bewegingen met zijn vinger in haar anus gemaakt, en/of
-met zijn vingers en/of hand(en) haar vagina betast en/of over haar vagina gewreven, en/of over en/of tussen haar schaamlippen gewreven en/of over haar clitoris gewreven en/of zijn vinger(s) in haar vagina geduwd, en/of
-met zijn vingers en/of hand(en) haar borst(en) betast en/of in haar borst(en) geknepen en/of over haar borsten gewreven;
artikel 244 wetboek van strafrecht
2.
hij, in of omstreeks de periode van 24 maart 2011 tot en met 22 januari 2012 te Oss, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] (geboren [1999]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer], hebbende verdachte:
-met zijn vingers haar bil(len) betast en/of over haar bil(len) gewreven en/of zijn vinger in haar anus geduwd en/of (vervolgens) op en neer gaande bewegingen en/of draaiende bewegingen met zijn vinger in haar anus gemaakt, en/of
-met zijn vingers en/of hand(en) haar vagina betast en/of over haar vagina gewreven, en/of over en/of tussen haar schaamlippen gewreven en/of over haar clitoris gewreven en/of zijn vinger(s) in haar vagina geduwd, en/of
-met zijn vingers en/of hand(en) haar borst(en) betast en/of in haar borst(en) geknepen en/of over haar borsten gewreven, en/of
-met zijn penis tegen haar lippen en/of neus geduwd;
artikel 245 wetboek van strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak (feit 1).
De officier van justitie is van oordeel dat feit 1 kan worden bewezen op grond van de verklaringen van verdachte bij de politie en ter terechtzitting en de verklaring van aangeefster bij de politie. Daaruit volgt dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen terwijl het slachtoffer nog geen 12 jaar oud was.
De verdediging betwist op de gronden zoals neergelegd in de pleitnota, dat uit die verklaringen valt af te leiden dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het onder 1 tenlastgelegde ziet uitdrukkelijk op het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer in de periode waarin zij nog geen 12 jaar oud was.
Vast staat dat verdachte in die periode de volgende seksuele handelingen bij het slachtoffer [slachtoffer] heeft gepleegd:
- met zijn vingers haar billen betasten en over haar billen wrijven;
- met zijn vingers en/of handen haar vagina betasten en/of over haar vagina wrijven en
- met zijn vingers en/of handen haar borsten betasten, in haar borsten knijpen en over haar borsten wrijven.
Echter voor een bewezenverklaring van het in artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf, zoals is tenlastegelegd, is vereist dat er ook sprake moet zijn geweest van seksueel binnendringen van het lichaam. Daaronder valt het met zijn vingers in de anus duwen en vervolgens op en neer gaande bewegingen en/of draaiende bewegingen met zijn vinger in de anus maken, maar ook het tussen de schaamlippen wrijven en over de clitoris wrijven. Dat deze handelingen ook in het tijdsvak voor 24 maart 1999 hebben plaats-gevonden is uit de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en verdachte, zowel bij de politie als ter terechtzitting, maar ook anderszins, onvoldoende vast komen te staan. Derhalve
komt de rechtbank, hoe laakbaar de overige ontuchtige (niet zelfstandig tenlastegelegde) handelingen van verdachte ook zijn, tot vrijspraak van dit feit.
Bewijs (feit 2).
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat dit feit op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting1 en de verklaring van aangeefster [slachtoffer] bij de politie2 wettig en overtuigend is bewezen zoals hierna te melden.
Ten aanzien van het door verdachte met de penis tegen de lippen en/of de neus van het slachtoffer duwen, neemt de rechtbank het bewijs aan op grond van genoemde verklaring van [slachtoffer]3 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 juni 20124 waarin hij aangeeft dat hij zijn penis op heel korte afstand van het gezicht van het slachtoffer heeft gebracht en dat hij zich niet meer kan herinneren of zijn penis daarbij het gezicht van aangeefster heeft geraakt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
2. in de periode van 24 maart 2011 tot en met 30 november 2011 te Oss, meermalen met [slachtoffer] (geboren [1999]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer], hebbende verdachte:
-met zijn vingers haar billen betast en over haar billen gewreven en zijn vinger in haar anus geduwd en vervolgens op en neer gaande bewegingen en draaiende bewegingen met zijn vinger in haar anus gemaakt, en
-met zijn vingers en/of handen haar vagina betast en over haar vagina gewreven en over en tussen haar schaamlippen gewreven en over haar clitoris gewreven en
-met zijn vingers en/of handen haar borsten betast en in haar borsten geknepen en over haar borsten gewreven, en
-met zijn penis tegen haar lippen en/of neus geduwd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de beide tenlastegelegde feiten een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar en als bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering, ook indien zulks een behandeling bij een forensische polikliniek inhoudt, een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] en aangeefster [aangeefster], alsook een straatverbod met betrekking tot de[adres]in Oss. Verder vordert hij de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden. Bij zijn eis betrekt de officier van justitie enerzijds de ernst van de feiten, het misbruik dat verdachte heeft gemaakt van zijn positie als stiefvader en het feit dat hij zijn verantwoordelijkheid voor de feiten afschuift en anderzijds het feit dat verdachte ten tijde van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar was.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De rechtbank dient in matigende zin rekening te houden met feit dat verdachte ten tijde van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar was, de recidivekans laag is en dat verdachte bereid is om mee te werken aan een behandeling en daarvan ook de noodzaak inziet. Verder voelt verdachte zich enorm schuldig en schaamt hij zich voor zijn gedrag. Daarbij komt nog dat hij tengevolge van deze feiten is ontslagen en daarnaast vele schulden heeft. Verder dient de straf te worden gematigd omdat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Daarbij heeft de rechtbank betrokken het omtrent verdachte opgemaakte deskundigenrapport van 22 mei 2012 van J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut. In dat rapport is ondermeer -samengevat- vermeld:
-Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven (NAO) met narcistische trekken. Er bestaan afwijkende seksuele cognities, maar het is onduidelijk gebleven of er sprake is van parafilieen en in het bijzonder pedofilie.
-Ook ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van bovengenoemde problematiek. -De sociaal-emotionele onderontwikkeling van verdachte en zijn beperkte probleeminzicht hebben ervoor gezorgd dat zijn gedrag bleef voortbestaan. De diffuse identiteit, het gebrek aan stevigheid, zijn onvolwassen houding en afwijkende cognities zijn van invloed geweest op de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
-Geadviseerd wordt verdachte ten aanzien daarvan verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
-De persoonlijkheidsproblematiek, het egocentrische denken, het beperkte probleeminzicht en de afwijkende seksuele cognities maken dat recidive van feiten zoals ten laste gelegd, op de langere termijn zeker niet kan worden uitgesloten.
-Er is sprake van weinig lijdensdruk ten aanzien van innerlijke conflicten, wat de motivatie tot verandering verkleint, en een gebrek aan introspectief vermogen waardoor hij moeilijk kan inzien wat de consequenties voor de ander of de afkeurenswaardigheid van zijn gedrag zijn.
-In een behandeling zal aandacht moeten worden besteed aan delictanalyse en het probleeminzicht van verdachte. Naast individuele psychotherapie kan een groepsgewijze aanpak, waarin hij wordt geconfronteerd met afwijkende cognities, nuttig zijn om zijn probleem inzicht te vergroten.
-Geadviseerd wordt psychotherapie en deelname aan groepstherapie en toezicht door de reclassering als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
-Reclasseringstoezicht wordt geadviseerd op het nakomen van het traject door verdachte en op zijn handelen, met duidelijke consequenties bij overtredingen.
De rechtbank neemt het advies van de deskundige over, zowel ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid als ten aanzien van de straf.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- de mate van het leed dat aan het slachtoffer is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van haar lichamelijke integriteit en haar persoonlijke levenssfeer;
- het slachtoffer bevond zich als stiefdochter in een afhankelijke positie ten opzichte van verdachte en was weinig weerbaar, zeker nu zij werd lastig gevallen in haar slaapkamer in bed, een plaats waar zij zich veilig zou moeten voelen;
- de jeugdige leeftijd van het slachtoffer;
- verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem als stiefvader stelde;
- de lange periode waarin het seksueel misbruik in de huiselijke sfeer heeft plaats-gevonden. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort delicten vaak nog gedurende lange tijd nadelige gevolgen daarvan ondervinden.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee:
- uit het deskundigenrapport blijkt dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
- verdachte is ook zelf getroffen door de gevolgen van de door hem gepleegde strafbare feiten in die zin dat hij zijn werk is kwijt geraakt;
- verdachte heeft zich bereid getoond om zich in verband met zijn psychische problemen, zoals die uit voormeld rapport naar voren zijn gekomen, ambulant te laten behandelen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank anders dan de officier van justitie van oordeel is dat verdachte van feit 1 behoort te worden vrijgesproken en de rechtbank verder van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank ziet in de stukken en het verhandelde ter terechtzitting geen aanleiding om aan verdachte een contactverbod met aangeefster [aangeefster] en een straatverbod op te leggen.
De rechtbank zal anders dan door de officier van justitie is gevorderd aan verdachte een proeftijd van twee jaar opleggen omdat naar haar oordeel er geen sprake is van een situatie waarin er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals bedoeld in artikel 14b, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal op diezelfde grond evenmin overgaan tot de door de officier van justitie gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid van de gevorderde bijzondere voorwaarden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert de integrale toewijzing daarvan alsook het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie is van oordeel dat er voldoende causaal verband bestaat tussen de feiten en de gevorderde schade.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de gevorderde materiële schade niet kan worden toegewezen omdat deze geen rechtstreeks gevolg is van de feiten. De immateriële schade dient te worden gematigd.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit 2 toegebrachte schade, immateriële schadevergoeding tot een bedrag van 1.500,-- euro,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de overige gevorderde immateriële schade, aangezien deze onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij voorts niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde materiële schade, aangezien de uitgaven voor een gsm en beveiligingsmaatregelen, zoals vermeld in het schade-onderbouwingsformulier, niet kunnen worden aangemerkt als
rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit 2 toegebrachte schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte een termijnbetaling als na te melden toestaan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24a, 24c, 27, 36f, 57 en 245.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 2:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 2:
een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien zulks inhoudt dat veroordeelde een ambulante behandeling, individueel en/of in groepsverband, ondergaat bij een forensische polikliniek.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
2. dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met de in deze strafzaak genoemde en aan verdachte bekende, bij een algeheel contactverbod belang hebbende persoon [slachtoffer], geboren op [1999] en wonende aan de [adres], [woonplaats], een en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van verdachte met genoemde persoon.
T.a.v. feit 2:
de maatregel van schadevergoeding van EUR 1500,00 subsidiair 25 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat de schademaatregel desgewenst kan worden voldaan in 15 termijnen van elk EUR 100,-- per maand.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van EUR 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro).
Het bedrag bestaat uit immateriële schade. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Lammers, voorzitter,
mr. J.M.P. Willemse en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 21 juni 2012.
1 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 7 juni 2012.
2 Verklaring [slachtoffer], p 91 tot en met 122 van het politiedossier.
3 Zie 2.
4 Zie 1.