ECLI:NL:RBSHE:2012:BW8968

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/025109-04
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving verlenging terbeschikkingstelling en dwangverpleging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 7 juni 2012, staat de vraag centraal of de dwangverpleging van de terbeschikkinggestelde voorwaardelijk kan worden beëindigd. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1985 en verblijvende in de F.P.C. Oldenkotte, is ter beschikking gesteld bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 29 april 2005. De laatste verlenging van de terbeschikkingstelling vond plaats op 14 maart 2012, waarbij het onderzoek voor maximaal drie maanden werd geschorst om een rapport van de Reclassering Nederland op te stellen over de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de reclassering en de kliniek verschillende meningen hebben over de geschiktheid van de terbeschikkinggestelde voor een voorwaardelijke beëindiging. De reclassering adviseert om de dwangverpleging niet voorwaardelijk te beëindigen, omdat er momenteel geen concrete behandelplaats beschikbaar is en de terbeschikkinggestelde niet gemotiveerd lijkt voor een opname in een FPA. De kliniek daarentegen pleit voor een voorwaardelijke beëindiging, maar erkent dat er nog geen zicht is op een plaatsing in een RIBW.

De rechtbank concludeert dat het in dit stadium te vroeg is om de verpleging voorwaardelijk te beëindigen. Er is geen vervolg-verblijfplaats bekend en de rechtbank acht het noodzakelijk dat de terbeschikkinggestelde in een vervolgplaats verblijft voordat er een voorwaardelijke beëindiging kan plaatsvinden. De rechtbank handhaaft daarom de verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar, zoals eerder beslist op 14 maart 2012. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en deskundigen.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/025109-04
Uitspraakdatum: 7 juni 2012
Beslissing voorwaardelijk einde verpleging van overheidswege.
Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
verblijvende in de F.P.C. Oldenkotte in Rekken.
Het onderzoek van de zaak.
Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 29 april 2005 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beschikking van deze rechtbank van 14 maart 2012, met één jaar verlengd. Bij deze beschikking is het onderzoek voor ten hoogste drie maanden geschorst teneinde de Reclassering Nederland een rapport op te laten maken omtrent de vraag of en zo ja, op welke wijze en onder welke voorwaarden de verpleging voorwaardelijk kan worden beëindigd.
Ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juni 2012 is, in aanwezigheid van de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman mr. Wolters en de getuigen/deskundigen Kuijpers en Kleijngeld de vraag behandeld of de verpleging al dan niet voorwaardelijk dient te worden beëindigd.
In het dossier bevinden zich onder andere:
- het advies van de inrichting waar betrokkene verblijft d.d. 29 december 2011;
- een rapport van de psycholoog G.M. Jansen d.d. 13 januari 2012;
- een rapport van de psychiater H.T.J. Boerboom d.d. 13 januari 2012;
- een risicotaxatie van oktober 2011, bijgesteld in januari 2012;
- de beslissing van de rechtbank d.d. 14 maart 2012;
- een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland d.d. 25 mei 2012;
- de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
- het persoonsdossier van betrokkene.
De beoordeling.
Voormeld reclasseringsadvies d.d. 25 mei 2012 houdt - verkort en zakelijk weergegeven -
onder meer het volgende in:
Betrokkene verblijft momenteel nog steeds binnen de beveiligde zone van de kliniek. Het is onduidelijk hoe betrokkene zal functioneren buiten de beveiligde zone van de kliniek en dan met name met betrekking tot het wonen en werken. Bij het inzetten van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging valt een belangrijke beschermende factor weg, namelijk de kliniek. Gedurende zijn verblijf binnen Oldenkotte is er een goede behandelrelatie tot stand gekomen, die belangrijk is in het resocialisatietraject van betrokkene. De reclassering is van mening dat een meer geleidelijke uitplaatsing meer op zijn plaats is, in die zin dat er eerst bekeken dient te worden hoe betrokkene zich staande houdt buiten de beveiligde zone van Oldenkotte om zodoende door te stromen in het kader van transmuraal verlof in de richting van een vervolgplek. De reclassering formuleert in dit rapport vervolgens een aantal voorwaarden in het geval de dwangverpleging voorwaardelijk wordt beëindigd. Niet alle geadviseerde voorwaarden zijn uitvoerbaar vanwege het feit dat de bijzondere voorwaarde, het locatiegebod, niet ingevuld kan worden. Betrokkene is immers afgewezen bij de voor hem geïndiceerde instelling, de Stichting Dichterbij in Oostrum. Betrokkene heeft, naar aanleiding van een intakegesprek aldaar, ook aangegeven dat hij niet naar de Stichting Dichterbij in Oostrum zal gaan. Hij wil de verworven vrijheden niet inleveren.
De terbeschikkinggestelde verklaart:
Ik blijf liever in Oldenkotte dan dat ik naar de Stichting Dichterbij ga. Ik wil namelijk niet in een groep gaan wonen en verder ben ik bang dat dan al mijn verloven worden ingetrokken. Ik wil alleen gaan wonen, eventueel met begeleiding. Momenteel ga ik elke dag een aantal aaneengesloten uren naar buiten. Ik verwacht deze week bericht of ik ook in de nachtelijke uren verlof krijg. In die situatie ga ik bij mijn vader overnachten. Ik wil naar een RIWB.
De getuige/deskundige Y.B.C. Kleijngeld, optredend namens de Reclassering Nederland, heeft bij de behandeling ter terechtzitting het navolgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
Betrokkene is bij Dichterbij afgewezen omdat hij niet gemotiveerd bleek voor behandeling en omdat hij de indexdelicten ontkent. De indicatiesteller in Arnhem (hierna IFZ) heeft een indicatie afgegeven voor Dichterbij en gaat in beroep tegen de afwijzing van betrokkene door Dichterbij. IFZ eist een bepaalde mate van beveiliging. Voor de reclassering is het thans onvoldoende duidelijk hoe betrokkene zich op de langere termijn staande zal houden indien er meer een beroep zal worden gedaan op zijn vaardigheden. Op dit moment is er geen vooruitzicht op een concrete plaatsing voor betrokkene. Ik weet niet wanneer er wel zicht is op een dergelijke plaatsing. Wij mogen slechts één optie tegelijk onderzoeken.
We kunnen dus nu pas verder zoeken. Daarbij komt dat de IFZ een nieuwe indicatie zal moeten afgeven en dat zal niet gebeuren voordat er in hoger beroep tegen de afwijzing door Dichterbij is beslist. De reclassering adviseert bij de huidige stand van zaken geen voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
De getuige/deskundige L.C.G. Kuijpers, optredend namens Oldenkotte, heeft bij de behandeling ter terechtzitting het navolgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
De kliniek heeft een voorkeur voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging omdat transmuraal verlof en proefverlof naar verwachting nog lang op zich zullen laten wachten. Dit komt de situatie van betrokkene en diens behandeling niet ten goede. Een verzoek tot onbegeleid verlof is eerder al eens afgewezen. We hebben dat na een half jaar opnieuw aangevraagd en toen is het wel toegestaan maar wel onder een aantal strikte voorwaarden. Vervolgens hebben we om uitbreiding van het verlof verzocht in die zin dat hij bij zijn vader kan gaan overnachten. We verwachten hierover deze week bericht. Mocht de rechtbank niet overgaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging dan zal de kliniek doorgaan met pogingen om transmuraal verlof te krijgen voor betrokkene. In die situatie hoeft betrokkene niet eerst naar een FPA. De kliniek ziet daarvoor geen aanwijzigen. Hoe langer betrokkene in de kliniek verblijft hoe slechter het met hem gaat. Voor hem is duidelijkheid van groot belang. De kliniek zoekt heel concreet naar een plaats voor betrokkene in een RIBW. Dat is een lastig probleem omdat wij niet buiten de indicatiestelling van IFZ om iemand kunnen plaatsen. De stap van betrokkene van de kliniek naar een RIBW is niet zo groot. Een stap naar een FPA daarentegen is wel groot. Dat betekent voor betrokkene een stap terug.
De officier van justitie voert het woord:
Op dit moment is de stap naar een RIBW voor betrokkene te groot. De reclassering wil bezien hoe het met hem gaat als hij gedurende een langere periode vrijheden heeft. Betrokken heeft momenteel alleen nog maar kortdurende verloven onder de bescherming van de kliniek. Een en ander moet stap voor stap gestalte krijgen. In mijn visie heeft de kliniek te weinig activiteiten ondernomen om transmuraal verlof dan wel proefverlof voor betrokkene te verkrijgen. Op dit moment is het afwachten of betrokkene ook in de nachtelijke uren verlof krijgt. Betrokkene kan pas naar een RIBW indien transmuraal verlof is gerealiseerd. Ik verzoek de rechtbank om de dwangverpleging niet voorwaardelijk te beëindigen omdat er thans geen concrete behandelplaats voor betrokkene is. Ik zie niets in een nieuwe schorsing van het onderzoek teneinde een nieuwe behandelplaats voor betrokkene te zoeken. Ik zie ook geen heil in het oproepen van een medewerker van IFZ voor een nadere zitting omdat er over drie maanden niets nieuws over een plaatsing te melden zal zijn.
De raadsman heeft aangevoerd:
Mij is duidelijk dat er op dit moment geen voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging kan worden uitgesproken. Aanvankelijk leek dat wel het geval te zijn en toen ging er van alles mis. De IFZ had een duidelijk andere mening dan de kliniek. IFZ vond dat cliënt naar een FPA moet en de kliniek vindt dat cliënt naar een RIBW moet. Ik stel me op het standpunt dat de rechtbank beslist wat er moet gebeuren en niet de IFZ. Cliënt zit in de kliniek op dit moment niet op de juiste plek. Een plaats in de RIBW is voor hem de beste oplossing. Hij is niet gemotiveerd voor een opname in een FPA. Hij moet dan te veel stappen terug doen. Het feit dat cliënt de indexdelicten blijft ontkennen gaan we niet veranderen. Er is geen seksueel afwijkend gedrag bij cliënt vastgesteld. Ik verzoek de rechtbank om een nieuwe schorsing van het onderzoek voor een termijn van drie maanden. Ter nadere zitting dient de IFZ te worden ondervraagd waarom zij vinden dat cliënt naar een FPA moet en niet naar een RIBW. Wellicht kunnen dan ook de beide externe deskundigen hieromtrent worden bevraagd. Ik weet dat er bijvoorbeeld in Assen een kliniek is die gespecialiseerd is in behandeling van adolescenten met problemen zoals mijn cliënt. Ingeval van een schorsing van het onderzoek moet de rechtbank de reclassering opdracht geven om de mogelijkheden van een RIBW-plaatsing te onderzoeken.
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman tot schorsing van het onderzoek om voormelde redenen af. Het is op dit moment niet reëel te veronderstellen dat er over drie maanden meer duidelijkheid is over bijvoorbeeld een RIBW-plaatsing voor betrokkene.
De rechtbank is, gelet op al het vorenstaande van oordeel dat het in dit stadium te vroeg is om het bevel tot verpleging voorwaardelijk te beëindigen. Voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging in deze zaak is het noodzakelijk dat betrokkene verblijft in een vervolgplaats ( bijv. een RIBW of een FPA) en dat als een van de voorwaarden een locatiegebod kan worden opgenomen. Nu er nog geen vervolg-verblijfplaats bekend is en ook niet op korte termijn te verwachten valt, zal de rechtbank
op dit moment de dwangverpleging niet voorwaardelijk beëindigen.
De rechtbank voegt hier nog aan toe dat uit alle stukken duidelijk is gebleken dat betrokkene in de kliniek niet langer op de juiste plek zit en dat het van groot belang is dat er verder wordt gezocht naar een geschikte vervolgplaats.
DE BESLISSING.
- Verstaat dat er geen termen aanwezig zijn om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen.
- Handhaaft de verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar, zoals beslist bij uitspraak van 14 maart 2012.
Deze beslissing is gegeven door
mr. J.M.P. Willemse, voorzitter,
mr. M. Lammers en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juni 2012.
5
Parketnummer: 01/025109-04
[terbeschikkinggestelde]