Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/889159-10
Datum uitspraak: 14 juni 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] en Nispen op 11 december 1983,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 november 2011, 12 januari 2012, 23 april 2012, 8 mei 2012, 21 mei 2012, 24 mei 2012 en 31 mei 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 oktober 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in de periode van 6 september 2010 tot en met 18 november 2010 te
Eindhoven en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren, van een of meer hoeveelheid/hoeveelheden
van een materiaal bevattende amfetamine en/of een of meer ander(e) middel(en),
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te
bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en)
te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen, te weten
- het ter beschikking stellen van een of meer ruimte(n) van en/of behorende
bij de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] voor:
* (tijdelijke) opslag van grondstoffen en/of andere materialen of stoffen
bestemd voor en/of te gebruiken bij de productie van een of meer
hoeveelheid/hoeveelheden van de/het hierboven bedoelde middel(en)
en/of
* de (deel)productie en/of bereiding van een of meer van de/het hierboven
bedoelde middel(en)
en/of
* (tijdelijke) opslag en/of het wegen en/of verpakken van een of meer
hoeveelheid/hoeveelheden van de/het hierboven bedoelde middel(en)
en/of
- het ter beschikking stellen van een tas ten behoeve van en/of te gebruiken
voor het transport van een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van de/het
hierboven bedoelde middel(en)
en/of
voorwerpen en/of stoffen, te weten
- een of meer diepvries/diepvriezers
en/of
- een vacuummachine
en/of
- een of meer hoeveelheid/hoeveelheden magnesiumsulfaat,
en/of
- een of meer andere voorwerp(en) en/of stoffen
voorhanden heeft gehad, waarvan zij en/of haar mededader(s) wist(en) of
ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat/die feit(en);
(artikel 10a van de Opiumwet)
(delictprocessen-verbaal "productie/opslag drugs" en "handel met [verdachte 2]")
Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging begaan, ontbreekt een kwalificatief gedeelte van artikel 10a van de Opiumwet. Gelet op de verfeitelijking in de tenlastelegging na de woorden "te weten" heeft de officier van justitie kennelijk bedoeld ten laste te leggen hetgeen in artikel 10a van de Opiumwet lid 1 sub 2 staat vermeld: "zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen". De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede in zoals hierna in de bewezenverklaring is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van kort gezegd:
- sms-verkeer ( 8 september en 22 oktober 2010) tussen [verdachte 3] en [verdachte] waarin wordt afgesproken dat [verdachte 3] langskomt;
- een OVC-gesprek op 22 oktober 2010 tussen [verdachte 3] en [verdachte 4] over "opkloppen en handel", "bij haar afgeven", "de grote machine die daar nog staat", "zwavel, handschoenen, een klopper, een mixer, kuipen, bakken en PH-tjes";
- de levering van 44 kilo amfetamine op 18 november 2010 die door de politie is afgevangen; de hoeveelheid zat verpakt in een legertas met een naamplaatje van [betrokkene 1], de broer van verdachte;
- een OVC-gesprek tussen [verdachte 3] en [verdachte 4] op 17 november 2010 over de bestelling voor de 18e en [verdachte 5] (rechtbank [verdachte 5]) die er op gaat rijden;
- bakengegevens van de Alfa Romeo van [verdachte 3] waaruit blijkt dat de auto op 17 november 's avonds heeft gestaan in een zijstraat van de [adres];
- het aantreffen van een tonnetje met magnesiumsulfaat, een vacumeermachine en diepvrieskisten, waarvan een op zolder;
- de verklaring van [verdachte] waarin zij spreekt over de sms-telefoon die zij van [verdachte 3] had gekregen, het feit dat [verdachte 3] een sleutel van haar woning had, dat het geheimzinnig was hetgeen [verdachte 3] deed maar dat zij er zich niet mee bemoeide, dat zij chemische lucht rook, dat [verdachte 3] spullen op zolder had geplaatst, dat zij drie keer een vergoeding heeft gekregen en dat zij het vacuümapparaat al eerder in de woning had gezien.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft toegegeven dat zij een gedeelte van haar woning ter beschikking heeft gesteld aan [verdachte 3], waarbij haar gaandeweg is gebleken dat hij met een ander op haar zolder strafbare feiten pleegde. Door de raadsman is geen verweer gevoerd dat op deze plaats bespreking behoeft.
Het oordeel van de rechtbank.1
Verdachte heeft ter terechtzitting (zakelijk weergegeven) verklaard dat zij ten tijde van het ten laste gelegde woonde op de [adres] te Eindhoven en dat zij in die periode aan [verdachte 3] toestemming heeft gegeven om o.a. tassen in de woning te zetten. Zij heeft voorts verklaard dat zij enkele weken nadat [verdachte 3] de zolder gebruikte, chemische luchtjes rook. Zij heeft daarover verklaard dat zij thuiskwam en een chemische lucht rook. Zij ging toen naar boven en zag daar [verdachte 3]. Zij is meteen omgedraaid en heeft in paniek het huis verlaten. Daarna heeft zij van [verdachte 3] geld gekregen. Zij zegt ook een zogenaamde sms-telefoon van [verdachte 3] te hebben gekregen en 2 of 3 keer een geldbedrag. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat zij [verdachte 3] drie keer op zolder heeft gezien en dat het toen ineens was afgelopen, dat [verdachte 3] niet meer kwam en geen sms-berichten meer stuurde en dat hij rond zijn vertrek de sms-telefoon heeft meegenomen. Over de vrieskist op zolder heeft verdachte opgemerkt dat toen zij deze opmerkte, zij dacht "het moet niet gekker worden". 2
In haar verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat zij de chemische lucht kan omschrijven als die van een nagelstudio. [verdachte 3] bracht in eerste instantie alleen sporttassen. Zij trof dozen met daaroverheen zwarte doeken op zolder aan en later was er een diepvrieskist op zolder geplaatst. Zij vond het vreemd dat deze soms aan stond en soms niet. Als zij naar boven ging, kwam [verdachte 3] haar tegemoet en mocht zij niet verder. Zij heeft een keer [verdachte 4] (rechtbank [verdachte 4]) erbij gezien. Meestal kwam [verdachte 3] een dag nadat zij de chemische lucht had geroken bij haar en zag zij hem met de tassen lopen. Zij heeft ook verklaard dat zij de vacuümmachine al eerder in haar woning had gezien. Deze stond er niet vanaf het begin maar verdachte denkt dat dit apparaat tegelijkertijd met de diepvriezer in haar woning is geplaatst.3
Tijdens onderzoek in de woning van verdachte op 8 februari 2011 is op de zolder onder een tafel en onder een deken een seal-apparaat/vacuümmachine aangetroffen.4
Uit het proces-verbaal NFI-onderzoeken blijkt dat er monsters zijn genomen van de vacuümmachine (AACN9944NL en AACN9643NL) en dat het NFI heeft vastgesteld dat deze monsters amfetamine bevatten.5 6
Ook is aangetroffen een zwart wijdmondsvat met inhoud. Een deel van de inhoud van het vaatje met 10 tot 15 kilo poeder is getest. De indicatieve test gaf een positief testresultaat op magnesiumsulfaat.7 Verbalisant [verbalisant 1] heeft vermeld dat magnesiumsulfaat regelmatig wordt aangetroffen en gebruikt bij het versnijden/verzwaren van amfetaminesulfaat en dat bij de vervaardiging van amfetamine frequent gebruik wordt gemaakt van een vacuumsealmachine.8
Verdachte en [verdachte 3] hebben over en weer sms-contact. De door verdachte gebruikte telefoon betreft de telefoon met nummer [telefoonnnummer]. Het proces-verbaal identificatie gebruiker GSM-nummer [telefoonnnummer] is als bijlage 43 (p. 638 ev) opgenomen. De identificatie berust onder meer op de omstandigheid dat op 8 september 2010 naar voren komt dat de broer van de gebruiker/gebruikster "morgen" (zijnde 9 september 2010) jarig is. De andere telefoon betreft die met nummer [telefoonnnummer]. De gebruiker van dit nummer is geïdentificeerd als [verdachte 3]. Het proces-verbaal identificatie gebruiker GSM-nummer [telefoonnnummer] is als bijlage 44 (p. 682 ev) opgenomen. De identificatie berust onder meer op de printertaps van nummers in gebruik bij contacten van [verdachte 3] op grond waarvan kan worden opgemaakt dat zij telefooncontact hadden met een gezamenlijk telefoonnummer namelijk [telefoonnnummer]. Het laatst verzonden sms-bericht van het oude telefoonnummer van [verdachte 3] was op 4 september 2010 om 22:07:59 uur en het nieuwe nummer komt voor in de printertaps vanaf 5 september 2010 om 14:21:33.
Op 6 september 2010 vindt het eerste sms-contact tussen verdachte en [verdachte 3] plaats. Daarna worden op 8 september 2010 sms-jes uitgewisseld: "laat even weten als hij weg is", "word pas later op de avond", "maakt niet uit schat sms maar als hij weg gaat dan kom ik even langs", (..) "duurt nog even ben ik bang, kan het niet morgen vroeg", "nee maakt niet uit hoe laat het wordt. Ik moet je nog zien vandaag ok", "hij blijft waarschijnlijk slapen...", "is hij zeker weg dan om negen uur morgen vroeg?", "zal t proberen. Broer is morgen trouwens ook jarig. Dan weet je dat". (...) "Kom nu maar hij slaapt thuis. Is beter".9
De rechtbank overweegt met betrekking tot de hierna bewezen verklaarde (deel)productie dat zij daartoe rekent het verzwaren van amfetamine met magnesiumsulfaat.
De omstandigheden dat verdachte meermalen een chemische lucht rook en dat zij een diepvriezer en een vacuümmachine zag, die diepvriezer soms wel en soms niet aan stond, dat zij van [verdachte 3] niet op zolder mocht komen en dat zij [verdachte 3] met sporttassen zag lopen, brengen de rechtbank tot de conclusie dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat kort gezegd in haar woning handelingen werden verricht die in verband staan met bewerken van harddrugs.
Verdachte had dat sterke vermoeden nog niet op het moment dat zij [verdachte 3] toestemming gaf om haar woning te gebruiken. Het besef van wat [verdachte 3] in haar woning deed is in de loop der tijd gegroeid. Toen zij dit besef had, heeft zij niets gedaan om het te laten stoppen, maar is zij de zolder van haar woning ter beschikking blijven stellen aan [verdachte 3] c.s. en heeft zij toegestaan dat de diepvries en vacuümmachine aanwezig bleven voor gebruik door [verdachte 3] c.s. De rechtbank acht mitsdien bewezen dat zij een feit als bedoeld in artikel 10 lid 4 van de Opiumwet heeft bevorderd, maar zal verdachte vrijspreken van het bestanddeel 'voorbereiden'.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tas met daarin de naam van [betrokkene 1] ter beschikking heeft gesteld aan [verdachte 3] c.s. Weliswaar herkent verdachte deze tas als de tas van haar broer; deze tas lag al jaren op zolder (p. 369 onderaan), maar niet is komen vast te staan dat verdachte wist dat [verdachte 3] of een ander deze tas zou gebruiken om verdovende middelen in te vervoeren.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van een ton met magnesiumsulfaat en heeft daarbij, gelet op de op dit onderdeel ontkennende verklaring van verdachte terwijl zij voor het overige bekennende verklaringen heeft afgelegd.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
1.
zij in de periode van 6 september 2010 tot en met 18 november 2010 te
Eindhoven om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren, van hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, te bevorderen, een ander
gelegenheid tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, te weten door
- het ter beschikking stellen van een ruimte van de woning gelegen aan de
[adres] te Eindhoven voor:
* opslag van materialen of stoffen bestemd voor en/of te gebruiken bij de productie van
hoeveelheden van het hierboven bedoelde middel
en
* de (deel)productie en/of bereiding van het hierboven bedoelde middel
en
* opslag en het verpakken van hoeveelheden van het hierboven bedoelde middel
en
voorwerpen, te weten
- een diepvries en
- een vacuummachine
voorhanden heeft gehad, waarvan zij wist dat deze bestemd waren tot het plegen
van die feiten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie is van mening dat zonder facilitators het voor producenten van verdovende middelen moeilijker is hun producten te produceren en te verhandelen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte open kaart heeft gespeeld, dat zij niet kritisch genoeg is geweest omdat zij ten tijde van het plegen van het feit bezig was met de verwerking van het overlijden van haar moeder, dat zij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest en dat zij vast werk heeft als verzorgerster van chronisch zieken en lichamelijk gehandicapten, deels in loondienst, deels als zzp-er. Volgens de verdediging is er geen kans op herhaling en heeft verdachte gebroken met de vriendenkring waartoe [verdachte 3] en diens echtgenote behoren. De raadsman heeft een werkstraf bepleit met eventueel daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voor het op deze manier plegen van artikel 10a Opiumwet worden doorgaans onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. Door het beschikbaar stellen van haar woning, waarvoor zij een vergoeding ontving, heeft verdachte het mogelijk gemaakt dat amfetamine kon worden geproduceerd en uiteindelijk verkocht. Verdachte moet hebben geweten dat het om grote hoeveelheden ging want zij zag [verdachte 3] met sporttassen lopen. Harddrugs als de onderhavige leveren grote gevaren voor de gezondheid van gebruikers op, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in het nadeel van verdachte rekening met het volgende.
Verdachte heeft een blanco strafblad en heeft in essentie openheid van zaken gegeven. Zij heeft de man van haar beste vriendin geholpen door op zijn verzoek haar zolder ter beschikking te stellen. Na verloop van tijd is zij erachter gekomen, dat hetgeen zich op haar zolder afspeelde volstrekt niet in de haak was. Het verwijt dat haar gemaakt wordt is dat zij toen niet heeft ingegrepen. De rechtbank acht dit echter minder ernstig dan de situatie waarin zij van begin af aan bewust tegen betaling haar zolder ter beschikking had gesteld. Verdachte heeft gebroken met de bewuste vriendenkring. Verdachte werkt in de verpleging, deels als zelfstandige. Bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal zij waarschijnlijk haar baan verliezen.
Alles tegen elkaar afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor het maximale aantal uren met daarbij een forse voorwaardelijke vrijheidsstraf passend. Dit laatste dient mede om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 91
Opiumwet art. 10, 10a.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
om een feit, bedoeld in het vierde lid of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te bevorderen
- een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en
- voorwerpen voorhanden hebben, waarvan zij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Zij verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Zij legt op de volgende straffen:
* een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis
doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
* een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de
proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. J.G. Vos, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs en mr. C.A.M. Cox-Wentholt, griffiers,
en is uitgesproken op 14 juni 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal en paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld het delictdossier Productie en Opslag Drugs van de politie Brabant Noord, met nummer 29-255486, afgesloten d.d. 12 augustus 2011 met bijlagen, aantal doorgenummerde bladzijden 889.
2 Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 april 2012.
3 Verklaring van verdachte, p. 377.
4 Proces-verbaal onderzoek met speurhond naar verdovende middelen, p. 273.
5 Proces-verbaal van bevindingen betreffende NFI-onderzoeken, 29-699732, d.d. 27 december 2011, met 14 bijlagen (map NFI-onderzoeken)
6 NFI-rapport zaaknummer 2011.07.11.012, d.d. 16 augustus 2011 (map NFI-onderzoeken)
7 P. 2 van 8 van het proces-verbaal in een dossier genaamd "NFI-uitslagen" van de politie Brabant Noord, met nummer 29-699732, afgesloten d.d. 27 december 2011.
8 Proces-verbaal van bevindingen KLPD, p. 274.
9 Delictproces-verbaal, p. 7 tm 9.
??
??
6
Parketnummer: 01/889159-10
[verdachte]