ECLI:NL:RBSHE:2012:BW8533

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/889088-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. W.A.F. Damen
  • mr. E.C.P.M. Valckx
  • mr. J.G. Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en grootschalige drugshandel met amfetamine

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, stond de verdachte terecht voor zijn betrokkenheid bij een criminele organisatie die zich bezighield met grootschalige drugshandel, specifiek amfetamine. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, op verschillende data aanzienlijke hoeveelheden amfetamine had verkocht en vervoerd. De tenlastelegging omvatte onder andere de verkoop van 1 kilogram amfetamine op 29 januari 2010 en 44 kilogram op 18 november 2010. De verdachte werd ook beschuldigd van deelname aan een organisatie die tot doel had het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze criminele activiteiten, mede op basis van afgeluisterde gesprekken en sms-communicatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke rol had gespeeld in de drugshandel en dat de opgelegde straf recht deed aan de ernst van de feiten en de schade die aan de samenleving was toegebracht. Daarnaast werd er beslag gelegd op verschillende inbeslaggenomen goederen, waaronder een geldbedrag van €3.100, dat als opbrengst van witwassen werd beschouwd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/889088-09
Datum uitspraak: 14 juni 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Breda - HvB De Boschpoort.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 mei, 18 augustus 2011, 31 oktober 2011, 12 januari, 3 april, 16 april, 17 april, 19 april, 23 april, 8 mei, 10 mei, 22 mei en 31 mei 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 mei 2011.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzittingen van 31 oktober 2011 en 3 april 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 januari 2010 te Goirle, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1 kilogram, in elk geval
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(delictproces-verbaal "Handel met [betrokkene 1]")
(artikel 2 onder B/C juncto artikel 10 Opiumwet)
2.
hij op of omstreeks 18 november 2010 te Eindhoven en/of Breda en/of elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 44 kilogram, in elk geval
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(delictproces-verbaal "Handel met [verdachte 2]")
(artikel 2 onder B/C juncto artikel 10 Opiumwet)
3.
hij op of omstreeks 19 november 2010 te Oss, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 5 kilogram, in elk geval
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(delictproces-verbaal "Handel met [verdachte 3]")
(artikel 2 onder B/C juncto artikel 10 Opiumwet)
4.
hij op of omstreeks de/het navolgende tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 26 augustus 2010 tot en met 9 december 2010 te Oss en/of Eindhoven
en/of Breda en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten:
- op 26 augustus 2010 een hoeveelheid van 1 kilogram amfetamine, in ieder
geval enige hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
(delictproces-verbaal "Handel met [verdachte 4]")
en/of
- op 2 november 2010 een hoeveelheid van 12 kilogram amfetamine, in ieder
geval enige hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
(delictproces-verbaal "Handel met [verdachte 3]")
en/of
- op 12 november 2010 een hoeveelheid van 34 kilogram amfetamine, in ieder
geval enige hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
(delictproces-verbaal "Handel met [verdachte 2]")
en/of
- op 17 november 2010 een hoeveelheid van 44 kilogram amfetamine, in ieder
geval enige hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
(delictproces-verbaal "Handel met [verdachte 2]")
en/of
- op 9 december 2010 een hoeveelheid van 12 kilogram amfetamine, in ieder
geval enige hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
(delictproces-verbaal "Handel met gebruiker [telefoonnnummer]")
(artikel 2 onder B/C juncto artikel 10 Opiumwet)
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 8 februari 2011
te Oss en/of Eindhoven en/of elders in Nederland en/of te Bocholt en/of elders
in België,
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit een
samenwerkingsverband van hem, verdachte en een of meer perso(o)n(en), te weten
[verdachte 5] en/of [verdachte 6] en/of [verdachte 7] en/of [verdachte 8] en/of een of meer
(andere) perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van
-misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid van de Opiumwet, te
weten het bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of
vervaardigen van een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet,
en/of
-misdrijven als bedoeld in artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet, te weten
het plegen van voorbereidingshandelingen zoals bedoeld in laatstgenoemd
artikel;
(delictproces-verbaal "Criminele Organisatie")
(artikel 11a van de Opiumwet)
6.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2007 tot en met 8 februari 2011
te Oss en/of Eindhoven en/of elders in Nederland en/of te Bocholt en/of elders
in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) voorwerp(en), te weten
- een hoeveelheid geld ten bedrage van 3.100 euro, in ieder geval enige
hoeveelheid geld,
en/of
(een) hoeveelheid/hoeveelheden geld ten behoeve van en/of te gebruiken voor de
aanschaf en/of betaling en/of de huur van:
- een of meer voertuig(en), te weten
een Porsche Cayenne, kenteken [kenteken] en/of
een Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken] en/of
een Range Rover, kenteken [kenteken] en/of
een Volkswagen Golf GTD hatchback, chassisnummer [chassisnummer] en/of
een camper van het merk Fiat, kenteken [kenteken]
en/of
- vijf, althans een of meer, personenauto('s) van het merk (en type) Ford Ka,
te weten de personenauto('s) met de/het kenteken(s): [kenteken] en/of [kenteken] en/of
[kenteken] en/of [kenteken] en/of [kenteken]
en/of
- een of meer bromfietsscooter(s), te weten een Aprilia, kenteken [kenteken]
en/of een SYM, type MIO(HU05W) 25 KM (zwart/wit, framenummer
[framenummer]) en/of een SYM, type MIO(HU05W) 25 KM (bruin/beige,
framenummer [framenummer])
en/of
een motorfiets, merk Aprilia, type Scarabeo (VR), kenteken [kenteken]
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft
omgezet en/of van een of meer voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt
en/of
van die, althans een of meer van die, voorwerp(en) de werkelijke aard, de
herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of
verhuld, danwel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat
voorwerp(en) was/waren of deze, althans een of meer van deze, voorwerp(en)
voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf,
zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van
voormeld(e) feit(en) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
(artikel 420 bis/ter Wetboek van Strafrecht)
(delictprocesverbaal "Witwassen")
Ten gevolge van een kennelijke omissie in feit 4 begaan is (meermalen) in plaats van de zinsnede "een hoeveelheid van x kilogram van een materiaal bevattende amfetamine" opgenomen "een hoeveelheid van x kilogram amfetamine". Tevens is meermalen in plaats van "van een hoeveelheid bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel..." opgenomen "amfetamine, in ieder geval enige hoeveelheid van een middel als bedoeld in..." De rechtbank herstelt deze omissies en leest in beide gevallen voormelde eerste zinsneden in plaats van de laatste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Algemene inleiding
De rechtbank zal in haar beoordeling van de strafzaak beginnen met de bespreking van een tweetal uitgebreide verweren. Het betreft de inzet van de stealth-sms in deze zaak door de politie en de problemen rond de afgeluisterde gesprekken, ook aangeduid als OVC-gesprekken. Aansluitend zullen de verschillende ten laste gelegde feiten worden besproken.
Bij een aantal feiten is een splitsing aangebracht tussen de bespreking van de zaak in het vonnis, en de bewijsmiddelen waarop die beslissing steunt. Deze bewijsmiddelen zijn in die gevallen afzonderlijk uitgewerkt in een bijlage die is aangehecht aan het vonnis, maar die uiteraard als ingelast in het vonnis moet worden beschouwd.
In veel bewijsmiddelen en de bespreking daarvan komen vaak telefoonnummers voor. Ten behoeve van de leesbaarheid wordt geregeld volstaan met de vermelding van de laatste vier cijfers van het desbetreffende telefoonnummer.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van de OVC-gesprekken en de inzet van de stealth-sms
De betrouwbaarheid van de OVC-gesprekken laten in het onderhavige geval te wensen over gelet op het ontbreken van een keuring van de OVC-apparatuur. Uitsluiting van het bewijs is daarom voorgeschreven.
De raadsman van verdachte heeft zich nadrukkelijk aangesloten bij het verweer zoals dat door mr. Thomas in de zaak tegen [verdachte 2] is gevoerd ten aanzien van de inzet van de stealth-sms.
Door mr. Thomas is ten aanzien van de inzet van stealth-sms het volgende betoogd:
"De inzet stealth-sms berichten heeft plaatsgevonden in strijd met de wet. De verdediging betwist de juistheid van de juridische onderbouwing die is gegeven door de officier van justitie voor de inzet van stealth-sms. Artikel 2 van de Politiewet is geen afdoende wettelijke basis. In deze zaak is het middel ingezet als bijzonder opsporingsmiddel in het strafrechtelijk onderzoek tegen (o.a.) [verdachte 2]. Door de inzet van de stealth-sms worden los van de gebruiker verkeersgegevens gegenereerd. De bob-bevoegdheden 126n Sv en 126m Sv bieden geen grondslag. Artikel 126g Sv kan evenmin een juridisch afdoende basis vormen. De gegevens worden immers actief door de politie verkregen via de tapmodule, en met medewerking van de provider.
De raadsman bepleit verder dat de stealth-sms apparatuur aan te merken is als technisch hulpmiddel in de zin van artikel 126ee WSv. Dit hulpmiddel is echter niet gekeurd en voldoet ook overigens niet aan de eisen van nadere regelgeving. Ter zake de verkeersgegevens geldt dat deze alleen verstrekt mogen worden ten aanzien van met die telefoon gevoerd telecommunicatieverkeer, en niet op de wijze als gebeurd is door de inzet van stealth-sms.
Uit de bob-stukken in de zaak tegen [verdachte 2] is verder niet duidelijk wanneer en op welke wijze dit opsporingsmiddel is ingezet.
Door dit geheel aan fouten en onvolkomenheden is door het openbaar ministerie willens en wetens een grove inbreuk gemaakt op de grondrechten en verdedigingsrechten van verdachte.
Dit moet leiden tot bewijsuitsluiting van al het bewijs dat is vergaard met de inzet van de stealth-sms berichten, ook dat in de zaken van de medeverdachten. De afgrenzing tot de eigen verdachte van onjuistheden/onrechtmatigheden in de opsporing op grond van de Schutz-norm acht de raadsman in strijd met het recht op een eerlijk proces, gelet op de ernstige en omvangrijke wijze waarop de (verdedigings)belangen van [verdachte 2] zijn geschaad. De overheid mag in de strafzaak tegen [verdachte 2] geen gebruik maken van in andere zaken op onrechtmatige wijze verkregen bewijsmiddelen.
De rechtbank beschikt volgens de raadsman over te weinig kennis aangaande de stealth-sms. Om die reden verzoekt de raadsman primair heropening van het onderzoek ter terechtzitting voor nader onderzoek, onder andere door het horen van de getuigen: [getuige 1] en [getuige 2], beiden werkzaam bij de KLPD en materiedeskundig ter zake de stealth-sms.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de stealth-sms.
Verzoek aanhouding
De verdediging heeft in de loop van zijn pleidooi primair heropening van het onderzoek ter terechtzitting bepleit, onder meer om twee getuigen te horen die werkzaam zijn bij het KLPD, de heren [getuige 1] en [getuige 2] Beide personen zijn volgens de verdediging materie-deskundig ter zake de (inzet van de) stealth-sms. Het verzoek is ter zitting gedaan en om die reden is het noodzaakcriterium van toepassing op dit verzoek.
De rechtbank acht het nader horen van de twee getuigen echter niet noodzakelijk omdat zij zich voldoende voorgelicht acht over de verschillende aspecten van de werking van de stealth-sms, niet in de minste plaats door de vanwege de verdediging overgelegde aanvullende stukken. Met name is de rechtbank van oordeel dat voor een juridische beoordeling van de inzet niet nog meer kennis vereist is over de technische werking en de inzet van de stealth-sms dan tot op heden reeds is verzameld. Aldus bezien is de verdediging in redelijkheid niet geschaad door het achterwege laten van het hiervoor genoemde aanvullend onderzoek.
Inhoudelijke beoordeling stealth-sms
Inleiding
De rechtbank zal eerst omschrijven wat een stealth-sms is en welke bijzondere aspecten dit opsporingsmiddel kenmerken. Tevens zal de rechtbank aangeven met welk doel dit middel is ingezet. De rechtbank zal daarna ingaan op de algemene juridische kaders die hebben te gelden met betrekking tot de inzet van opsporingsmethoden in relatie tot de wettelijke regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden omschreven in titels IVA tot en met Ve van boek I van het Wetboek van Strafvordering
Daarbij zal nadrukkelijk de vraag aan de orde komen wanneer de inzet van een in de wet opgenomen (benoemde) bijzondere opsporingsbevoegdheid aan de orde is.
De rechtbank zal -toegespitst op deze zaak- in haar beoordeling twee situaties onderscheiden:
a. er is tegen verdachte (eerder) een bevel observatie ex art. 126g Sv gegeven door de officier van justitie
of b. er is geen sprake van een dergelijk bevel.
In de zaken waarbij er sprake is van een lopend bevel 126g Sv, zal in dat kader tevens de vraag beantwoord moeten worden of het gebruik van de telefoon op deze wijze strijd oplevert met het gestelde in artikel 126g lid 3 Sv.
Wat is een stealth-sms
Door een stealth-sms bericht te verzenden kan de politie op elk door haar gewenst moment vaststellen met welke zendmast een bepaalde telefoon in verbinding staat. Doordat bekend is waar die betreffende zendmast zich bevindt, kan de politie vaststellen dat de desbetreffende telefoon aanwezig moet zijn binnen het bereik van de desbetreffende zendmast. De gebruiker van de telefoon merkt niets van de stealth-sms.
De rechtbank gaat bij de verdere beoordeling van de inzet van de stealth-sms uit van het navolgende. Zij baseert zich daarbij onder meer op het proces-verbaal van [verbalisant 1] d.d. 10 april 20121, het proces-verbaal van de OvJ d.d. 19 april 2012 en op een deel van de zich in het dossier bevindende verkeersgegevens. Verder betrekt de rechtbank in haar beschouwing de twee processen-verbaal van verhoor van getuigen door de raadsheer-commissaris, zoals deze zijn overgelegd ter zitting door mr. Thomas. De twee getuigenverhoren zijn afgelegd in een andere strafzaak ten overstaan van de raadsheer-commissaris mw. Mr. Huurman-van Asten op resp. 14 mei 2012 en 21 mei 2012. Deze verhoren zijn ook verstrekt aan de andere advocaten en maken deel uit van de strafdossiers tegen alle verdachten in deze zaak. Uit deze verhoren van resp. [verbalisant 1] en [verbalisant 4] leidt de rechtbank af dat er geen preciezere informatie wordt verzameld dan de positie van de zendmast die op het moment van verzenden van de stealth-sms wordt aangestraald. Verzending van de stealth-sms berichten gebeurt in beginsel handmatig, maar kan ook automatisch op aangegeven tijdintervallen geprogrammeerd worden. Frequentie en duur van de verzending van stealth-sms berichten worden vooraf door de officier van justitie beoordeeld en goedgekeurd.2 In haar proces-verbaal van 19 april 2012 heeft de officier van justitie bevestigd dat zij in deze zaak voor de inzet van de stealth-sms toestemming heeft verleend. 3 Voor zover [verbalisant 1] weet is de betreffende apparatuur aangemerkt als "niet-bob"apparatuur en om die reden niet gekeurd. Er is (om die reden volgens deze getuige) evenmin een keuringsprotocol. Het opsporingsteam krijgt de resultaten van de stealth-sms berichten (verkeersgegevens).4 Getuige [getuige politie] heeft verklaard dat de stealth-sms berichten komen op de getapte lijn. Deze sms-berichten worden verzonden door de DSRT van het KLPD en het opsporingsteam ontvangt de gebruikelijke (verkeers)gegevens. Dit gebeurt met behulp van de bestaande telecominfrastructuur. Plaatsbepaling met behulp van stealth-sms is volgens deze getuige niet erg precies, maar wel kan (eventueel) aanvullend worden vastgesteld in welk gedeelte van het bereik van een zendmast de telefoon zich heeft bevonden.5
Stealth-sms berichten zijn naar het oordeel van de rechtbank op de printlijst herkenbaar omdat bellend en gebeld nummer identiek zijn.
Doel en frequentie inzet stealth-sms
De politie heeft, na voorafgaande toestemming van de officier van justitie, een aantal maal het middel stealth-sms ingezet. Op 17 november 2010 zijn stealth-sms berichten verstuurd naar het nummer 7242 tussen 16.55 uur en 17.30 uur.6 Uit de verstrekte printlijsten bij proces-verbaal van [verbalisant 2] d.d. 17 april 2012 leidt de rechtbank af dat ook ten aan zien van nummer 7195 tussen 16.51 uur en 17.30 uur in totaal 9 stealth-sms berichten zijn verzonden met een interval van 5 minuten.7 Op 18 november 2010 zijn tussen 09.40 uur en 12.20 uur elke 10 minuten stealth-sms berichten8 verstuurd naar de nummers 7242, 7195 en 7096.
Op 19 november 2010 is hetzelfde gebeurd tussen 10.10 uur en 13.00 uur met betrekking tot nummers 0848 en 7684. Op 9 december 2010 zijn stealth-sms berichten verstuurd naar nummer 5218 tussen 11.03 uur en 12.59 uur. Op 30 december 2010, ten slotte, zijn soortgelijke berichten verstuurd naar 7242 en 0031.9 Ten aanzien van een aantal telefoonlijnen, toegeschreven aan [verdachte 5], is eveneens gebruik gemaakt van stealth-sms. Het betreft de nummers 2171, 7195 (later door de politie toegeschreven aan [verdachte 2], Rb.), 7684, 7096, 4248, 5218, 6933. De data en tijdstippen staan weergegeven in het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 29 februari 2012.10 De officier van justitie geeft in haar proces-verbaal aan dat het doel van inzet van de stealth-sms was "ondersteuning bieden bij het observeren, controleren en afvangen van die vermoedelijke levering". Verder heeft zij ter terechtzitting medegedeeld dat het middel is ingezet op 7 en 8 februari 2011. Deze inzet hield verband met een aantal (geplande) aanhoudingen van verdachten in deze strafzaak. De inzet had tot doel vast te stellen waar de telefoon van die op dat moment aan te houden verdachten in de aangegeven periode aanstraalde. Van enig ander doel is de rechtbank niet gebleken.
In alle gevallen bestond er ten tijde van het verzenden van de stealth-sms berichten een telefoontap op het nummer waaraan deze stealth-sms berichten werden gericht. Uit de BOB-dossiers blijkt op dit punt het navolgende. In het onderzoek tegen [verdachte 7] heeft er op nummer 724211 gedurende drie perioden een tapbevel gelopen: van 3 november 2010 tot en met 3 december 2010, van 30 december 2010 tot en met 2 januari 2011 en tussen 7 februari 2011 en 10 februari 2011. Al deze tapbevelen omvatten niet alleen de vordering om mee te werken aan het bevel opnemen van telecommunicatie (de 126m Sv-component), maar tevens de vorderingen ex art. 126n Sv aan de provider om alle genoemde verkeersgegevens beschikbaar te stellen aan de officier van justitie12.
In het BOB-dossier van [verdachte 3] blijkt dat op nummer 0848 van 19 november 2010 tot en met 24 november 2010 met machtiging van de rechter-commissaris een bevel 126m Sv is afgegeven door de officier van justitie. Ook in dit geval omvat de vordering aan de telecomprovider om mee te werken aan het afluisteren van de telecommunicatie tevens een bevel als bedoeld in artikel 126n Sv.13
Ten aanzien van [verdachte 5] en/of een N.N-persoon die in relatie werd gebracht met [verdachte 5] zijn er stealth-sms ingezet ten aanzien van de nummers 7096, 7684, 7195 (NN-persoon) en 5218 (NN-persoon). De telefoontaps hebben geduurd van 12 november 2010 tot en met 22 december 2010 (nummers: 7096 en 7684), respectievelijk 17 november 2010 tot en met 20 november 2010 (nummer: 7195) en 9 december 2010 tot en met 16 december 2010 (nummer: 5218). Ook in dit BOB-dossier zijn voor de genoemde telefoonaansluitingen, telkens met machtiging van de rechter-commissaris, bevelen 126m Sv afgegeven door de officier van justitie. Ook in deze gevallen bevatten de vorderingen aan de telecomprovider om mee te werken aan het afluisteren van de telecommunicatie een bevel als bedoeld in artikel 126n Sv.14
Ten aanzien van telefoonnummer 0704 (toestel toegeschreven aan [verdachte 2]) heeft de officier van justitie op 20 april 2011 een vordering verstrekking historische verkeersgegevens (126n Sv) gedaan over de periode 1 september 2010 tot en met 31 december 2010. 15
Juridisch kader inzet stealth-sms berichten
Niet alle opsporingshandelingen vereisen de inzet van een bijzondere opsporingsbevoegdheid. Dit uitgangspunt is niet aangetast door invoering van de BOB-wetgeving. De Hoge Raad is op dit punt duidelijk, zie o.a. het arrest van 20 december 2011 (LJN BS1742). De Hoge Raad stelt in dit arrest (nogmaals) vast dat de wet geen uitputtende regeling bevat van in te zetten opsporingsmethoden en -wijzen. Verder volgt uit dit arrest dat de (feiten)rechter in elke strafzaak aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden dient te onderzoeken hoe de ingezette, niet in de BOB-wetgeving geregelde, opsporingsmethode(n) is/zijn toegepast. Daarbij dient dan (tevens) getoetst te worden aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Indien een niet in de wet opgenomen opsporingsmiddel/-methode is gebruikt, maar er geen sprake is van inbreuk op een van de grondrechten of deze inbreuk (gelet op alle omstandigheden van het geval) slechts beperkt van aard en/of omvang is, dan biedt artikel 2 van de Politiewet in samenhang bezien met de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering een afdoende wettelijke basis voor dergelijke opsporingshandelingen. De gebruikte opsporingsmethoden/-handelingen dienen wel steeds nauwgezet en volledig vastgelegd te worden in (een) proces(sen)-verbaal, en dit/deze proces(sen)-verbaal dient/dienen door de officier van justitie aan het dossier te worden toegevoegd.
Stealth-sms zonder voorafgaande bevel 126g Sv
Toegespitst op deze zaak dient de rechtbank allereerst te beoordelen of er in deze zaak
ten behoeve van de inzet van de stealth-sms berichten als een zelfstandige opsporinghandeling een bevel op grond van art. 126g Sv had moeten worden gegeven door de officier van justitie. Hierna zal tevens (kort) worden besproken of wellicht een andere bob-bevoegdheid ingezet had behoren te worden.
Een bevel stelselmatige observatie is alleen dan vereist indien het geheel aan observatiehandelingen van de politie bijdraagt aan het (doen) ontstaan van een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van het privéleven van een verdachte, en er aldus een aanzienlijke inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de geobserveerde. Uit eerdere rechtspraak blijkt dat een of meer van de navolgende factoren van belang kunnen zijn om te beoordelen of sprake is van een dergelijke inbreuk. Het gaat daarbij in elk geval om duur, plaats en de intensiteit van de observatie. Verder worden bij het beoordelen van de omvang van de (eventuele) inbreuk gelet op de continuïteit en/of de frequentie van de observatie en kan betekenis worden toegekend aan het gebruik van een technisch hulpmiddel dat meer biedt dan alleen versterking van de zintuigen. Ten slotte kan het doel dat men beoogt te bereiken met de inzet van bepaalde observatiehandelingen van belang zijn.
De rechtbank acht ten aanzien van de verdachten waarbij deze stealth-sms berichten zijn ingezet de periode en frequentie zodanig beperkt van omvang dat niet gezegd kan worden dat hierdoor op enig onderdeel van het privé-leven van deze verdachten een min of meer volledig beeld is ontstaan. De grofmazigheid van de informatie die kan worden verkregen uit de zendmastgegegevens is daarbij de bepalende factor. Zendmastgegevens geven naar hun aard slechts de (ruimere) omgeving aan waarbinnen een bepaalde telefoon zich op dat moment bevindt. Het gegeven dat deze plaatsgegevens worden vastgelegd buiten de wil en medeweten van de gebruiker van de betreffende telefoon maakt dit oordeel niet anders. Tot de inzet van een andere BOB-bevoegdheid dwingt het evenmin. De inzet van de stealth-sms vertoont zekere gelijkenissen met de inzet van de IMSI-catcher, een opsporingsmiddel dat ook wordt beoordeeld vanuit (het juridisch kader van) de observatie.
Uit hetgeen hierboven is weergegeven blijkt dat de officier van justitie niet geheel volledig is geweest in haar overzicht16. Zij noemt in haar proces-verbaal wel de inzet op 7242 op 17 november 2012 tussen 16.55 uur en 17.30 uur, maar er blijken in die (nagenoeg exacte dezelfde) periode ook stealth-sms berichten te zijn verstuurd aan toestel 719517. Er is echter ondanks deze onvolledigheid op basis van het huidige dossier geen begin van een vermoeden dat er op wijst dat de inzet van stealth-sms zodanige vormen heeft aangenomen qua duur en/of frequentie/intensiteit dat er door die inzet sprake is geweest van stelselmatige observatie.
De officier van justitie had, gelet op de daadwerkelijke feitelijke de inzet van de stealth-sms berichten in deze strafzaak, niet de verplichting voorafgaand aan die inzet een bevel als bedoeld in artikel 126g Sv af te geven.
Er is dus geen sprake van enig onherstelbaar vormverzuim ten aanzien van deze inzet.
De schriftelijke vastlegging en verantwoording is (uiteindelijk) inzichtelijk gemaakt, maar wel pas na actief doorvragen van de raadslieden. Hoewel er gaandeweg de inhoudelijke behandeling door de officier van justitie dit vormverzuim is hersteld , wil de rechtbank wel opgemerkt hebben dat in voorkomend geval de officier van justitie uit eigen beweging tijdig en volledig openheid van zaken dient te geven.
In de zaken tegen [verdachte 3] en tegen [verdachte 2] is op dit onderdeel dus geen sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.
Inzet stealth-sms tijdens lopend bevel 126g Sv
Ten aanzien van verdachten [verdachte 5] en [verdachte 7] was er ten tijde van de inzet stealth-sms een bevel 126g Sv afgegeven. Voor [verdachte 7] bestrijkt dit bevel de periode 3 november 2010 tot en met 1 maart 2011 (inclusief verlenging)18. Voor [verdachte 5] omvat het bevel 126g Sv het tijdvak van 30 september 2009 tot en met 15 februari 2011. 19
De rechtbank zal allereerst het verweer bespreken dat er op neerkomt dat het op deze wijze toezenden van sms-berichten strijd oplevert met het gestelde in artikel 126g lid 3 Sv.
In artikel 126g lid 3 bepaalt de wet dat een technisch hulpmiddel niet op het lichaam van een persoon wordt bevestigd, anders dan met toestemming van die persoon. In deze zaak is de telefoon van een verdachte gebruikt om vast te stellen met welke zendmast die telefoon in verbinding stond. Een telefoon is echter geen heimelijk op het lichaam geplaatst technisch hulpmiddel in de zin van de wet. Een telefoon wordt niet op de persoon bevestigd onder gezag of in opdracht van het openbaar ministerie en/of de politie. Er wordt namelijk gebruikgemaakt van een voorwerp dat een verdachte reeds voor een ander doel bij zich draagt. De enkele omstandigheid dat deze plaatsgegevens naar believen van de officier van justitie (en ongemerkt voor de gebruiker van de telefoon) zijn vast te leggen, maakt dat in niet anders.
Tijdens een lopend bevel observatie geldt dat alle aanvullende waarnemingen met behulp van hulpmiddel(en) dat/die bijdragen aan de totale observatieresultaten (ook) vallen onder het al lopende bevel 126g Sv. Dit leidt ertoe dat, gelet op artikel 126ee Sv, de regels van het besluit Technische hulpmiddelen Strafvordering van toepassing zijn op de inzet ervan.
Voor de gebruikte apparatuur bestaat niet een goedkeuring als bedoeld in het Besluit, zodat er in die zin sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.
De verdediging heeft uitsluiting bepleit van alle bewijs dat is verzameld door en met behulp van de inzet van de stealth-sms berichten.
De raadsman heeft bewijsuitsluiting bepleit, ook ten aanzien van zijn cliënt. De raadsman miskent daarbij dat als uitgangspunt heeft te gelden dat een eventueel onherstelbaar vormverzuim in beginsel uitsluitend werkt ten aanzien van degene die door de schending van het betreffende voorschrift direct is aangetast in een belang dat het betreffende voorschrift beoogt te beschermen. Van zeer ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde of andere zeer wezenlijke schendingen, die tot een uitzondering op dit uitgangspunt kunnen leiden, is de rechtbank niet gebleken in de zaken van de medeverdachten. Meer in het bijzonder heeft de rechtbank ten aanzien van deze andere verdachten overwogen dat er hetzij geen sprake was van enig vormverzuim dan wel dat volstaan kan worden met de vaststelling dat er zich een onherstelbaar vormverzuim heeft voorgedaan. Laatstgenoemde situatie doet zich voor indien er stealth sms-berichten zijn verzonden tijdens een lopend bevel observatie tegen een verdachte.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de OVC-gesprekken
In dit gedeelte zal de rechtbank in meer algemene zin ingaan op een aantal aspecten van het ingezette bob-middel van art. 126l Sv, in meer gangbaar spraakgebruik aangeduid als "direct afluisteren" en/of OVC (Opnemen Vertrouwelijke Communicatie). Indien hierna wordt gesproken over OVC dan heeft het betrekking op vertrouwelijke communicatie (in deze zaak: gesprekken) die zonder medeweten van de deelnemers aan die communicatie is opgenomen en vastgelegd.
Gedurende het onderzoek Begonia is een aantal maal, telkens met machtiging van de rechter-commissaris, direct afgeluisterd. Dit heeft onder meer plaatsgevonden in auto's (OVC320 en OVC421) en in de woning van [verdachte 6] te Oss (OVC2)22.
Bij het direct afluisteren wordt gebruikt gemaakt van bepaalde technische configuraties. Ten aan zien van een ervan, gebruikt in de Alfa Romeo van [verdachte 5], heeft zich een aantal storingen voorgedaan. Deze installatie is in het proces-verbaal aangeduid als OVC4. De storingen hebben ertoe geleid dat een eerder op 10 maart 2010 - op basis van art. 126ee Sv (en nadere regels) - verleende goedkeuring is ingetrokken op 27 juni 201123.
Verder blijkt uit het proces-verbaal dat de tijdsaanduiding in gesprekken opgenomen met behulp van OVC3 is aangepast met twee uur en dat deze aanpassing al door de verbalisant is verwerkt in de weergegeven tijdsaanduidingen. 24
Ten aanzien van de technische configuratie die is gebruikt voor OVC4 blijkt dat gedurende de opnamen van vertrouwelijke communicatie bepaalde storingen zijn opgetreden. In het aanvullend proces-verbaal van verbalisant 28 van Team Observatie en Technische Ondersteuning worden de opgetreden storingen beschreven. Uit dit proces-verbaal leidt de rechtbank af dat er storingen zijn geweest met betrekking tot de tijdsaanduiding van gesprekken en dat sommige tekstbestanden meer dan eens werden vastgelegd. Uit niets is gebleken dat de inhoud van de opgenomen gesprekken is beïnvloed of gewijzigd door de geconstateerde storingen.25 Van storingen ten aan zien van de andere OVC-configuraties of componenten daarvan is niet gebleken.
Ten aanzien van een aantal OVC4 -gesprekken geldt dat gedurende deze vastgelegde OVC-gesprekken door de verdachten ook tapgesprekken zijn gevoerd en/of SMS-berichten zijn verstuurd en ontvangen. Ook van deze bewijsmiddelen zijn de tijdstippen bekend wanneer deze zijn verricht. De tijdsaanduiding van deze bewijsmiddelen zal hierna door de rechtbank worden betrokken bij de verdere beoordeling van de bewijswaarde van de OVC-gesprekken. Uitgangspunt voor de rechtbank daarbij is, omdat niet is gebleken van enigerlei storing bij de registraties van tapgesprekken en sms-berichten en het verdere gegevensverkeer rond deze opgenomen communicatie, de aldaar aangegeven tijdsaanduiding (nagenoeg) exact overeenkomt met de werkelijke tijd van die communicatie. De rechtbank zal dan ook die tijden aanhouden als de werkelijke tijd van de weergegeven delen van de opgenomen OVC-gesprekken.
Ter verduidelijking van dit punt:
Op 17 november 2010 werd er gegevensverkeer afgetapt tussen 7096 en 7195. De navolgende sms-berichten worden vastgelegd26:
17 november 2010 21.11 uur , sms-bericht van 7096 naar 7195 : "ga langs bij vader. Ik ben er niet je kan daar terecht oké"
17 november 2010 21.12 uur, sms-bericht van 7195 naar 7096: kan ik daar gelijk bestelling voor morgen achterlaten"
17 november 2010 21.12 uur, sms-bericht van 7096 naar 7195: "Ja"
Om 21.12 uur belt [verdachte 1] (Tap 105) naar [verdachte 6] ([telefoonnnummer]). [verdachte 1] zegt tegen [verdachte 6] - zakelijk weergegeven- dat die jongen alleen iets komt afgooien en even meteen doorspreken voor morgen. 27
Om 21.19 uur belt [verdachte 1] naar [verdachte 7] en vraagt of [verdachte 7] thuis is en naar [verdachte 1] kan komen. 28
In de weergave van het OVC(4) gesprek wordt het volgende gerelateerd door de verbalisant:
OVC4, 17 november 2010 vanaf (volgens het proces-verbaal) 22.10 uur (p.111)
Gespreksdeelnemers: [verdachte 5] en [verdachte 1]
22.10 uur. [Verdachte] "Luister. Hij belde mij. "Ik ben over een uurtje bij vader"
[verdachte 5]: Zegt ie dat door de telefoon
Verdachte: Nee, met sms-en, weet te wel
[verdachte 5]: Ohh, Gelukkig maar
De tijdstippen die worden genoemd in het OVC-verslag zijn ongeveer 1 uur later dan de tijd die wordt aangegeven bij de sms-berichten. Uit de hiervoor aangeduide bewijsmiddelen, in combinatie met de inhoud van de verkeersgegevens bij (afzonderlijk) proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 17 april 201229 leidt de rechtbank af dat de tijdstippen van zoals aangeduid in de OVC niet juist zijn, maar (ongeveer) een uur te laat. Ook de hiervoor weergegeven tapgegevens bevestigen dit tijdverschil.
Verdere toetsing van de inhoudelijke betrouwbaarheid:
Ter zitting is gehoord verbalisant [verbalisant 3], een verbalisant die een aantal OVC-gesprekken heeft uitgewerkt. In zijn verklaring beschrijft hij de gevolgde werkwijze bij het uitwerken van de opgenomen gesprekken. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij bij twijfel omtrent de inhoud van het gesprek en/of de persoon die spreekt, een tweede verbalisant heeft verzocht ook het betreffende gesprek(sgedeelte) te beluisteren. Indien er twijfel blijft over de juiste inhoud van dat gedeelte van het gesprek of omtrent de persoon die de betreffende woorden uitspreekt, dan wordt dat aangegeven in het desbetreffende proces-verbaal.
De getuige heeft tevens uiteengezet op welke wijze bepaalde gedeelten van een gesprek beter verstaanbaar kunnen worden gemaakt. Naast gebruik van een koptelefoon en een rustige werkplek heeft verbalisant bij het beluisteren de mogelijkheid gebruikt om tijdelijk uit het bronmateriaal (de opgenomen OVC-gesprekken) bepaalde toonhoogten (frequentiebereik) weg te filteren. Het bronmateriaal wordt daardoor niet gewijzigd, wel wordt op deze wijze gericht beluisteren van (een) bepaalde stem(men) in een gesprek beter mogelijk.
Ter zitting heeft de getuige de rechtbank, de officier van justitie en de verdediging aan de hand van een voorbeeld het effect van dit filteren laten beluisteren.
Overigens heeft de verdediging de inhoud van de weergegeven gesprekken niet betwist.
De rechtbank ziet gelet op dit alles geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de weergegeven OVC-gesprekken zoals deze zijn opgenomen als bewijsmiddel in dit vonnis. De omstandigheid dat de goedkeuring geruime tijd na de inzet in deze zaak is ingetrokken, maakt dat niet anders. Ten tijde van de inzet van de betreffende configuratie was er een goedkeuring en voorafgaand aan de daadwerkelijke inzet is door de plaatsende verbalisant nog gecontroleerd of (en vastgesteld dat) het betreffende onderdeel naar behoren functioneerde.30
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van feit 1.
De officier van justitie stelt dat de in haar requisitoir vermelde bewijsmiddelen voldoende bewijs leveren dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van feit 1.
De raadsman heeft vrijspraak van zijn cliënt bepleit nu uit de stukken voor zijn cliënt geen rol van betekenis af te leiden valt. Daarbij is aangevoerd dat geen contact is geweest tussen verdachte en [voornaam] [verdachte 5] of verdachte en [betrokkene 1] voorafgaand aan de levering en evenmin na de levering, dat [betrokkene 1] nog nooit contact met verdachte heeft gehad en verdachte enkel eenmalig [verdachte 5] naar het bushokje heeft gebracht op 29 januari 2010.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1.
Op resp. 8 maart 2010 en 10 augustus 2010 heeft de officier van justitie in het kader van de strafzaken tegen [verdachte 5] en [verdachte 1] rechtshulpverzoeken gedaan, waarin wordt verzocht om, kort gezegd, de resultaten van het opsporingsonderzoek tegen [betrokkene 1] c.s. in België in Nederland te mogen gebruiken als bewijs in het onderzoek tegen [verdachte 5] en [verdachte 1]. Daarnaast verzocht de officier van justitie om de reeds verstrekte (politie-) informatie als bewijs te mogen gebruiken. 31 Daarnaast wordt een aantal andere verzoeken gedaan. In het verzoek van 10 augustus 2010 wordt verzocht toestemming te verlenen voor de op 29 januari 2010 onder [betrokkene 1] in beslag genomen stof die door de Belgische politie indicatief was getest als amfetamine32. Bij brief van 3 mei 2010 heeft de Procureur des Konings mr. I. Delissen toestemming verleend om gebruik te maken van gegevens uit het strafrechtelijk onderzoek tegen [betrokkene 1] en de eerder door de politie verstrekte informatie. Ook overigens wordt door de Procureur des Konings medewerking verleend aan het rechtshulpverzoek. 33
Bij beschikking van 17 juni 2011 heeft de Raadkamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Turnhout toegestemd in de overdracht van de stukken van overtuiging aan de officier van justitie in het kader van deze strafzaak.
Gelet op het bovenstaande heeft de officier van justitie toestemming van de bevoegde Belgische justitiële autoriteiten om alle in het huidige strafdossier opgenomen Belgische stukken (inclusief de in beslag genomen stof) te gebruiken als bewijsmiddel in deze strafzaak.
De rechtbank acht op grond van de in bijlage "Handel met [betrokkene 1]" omschreven bewijsmiddelen, een en ander in onderlinge samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 5] en [verdachte 1] beiden als medepleger betrokken zijn bij de aflevering van 1 kilo amfetamine aan de Belgische afnemer [betrokkene 1] op 29 januari 2010 te Goirle.
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van feit 2 en feit 4 (17 november 2010, 44 kg).
De officier van justitie stelt dat de in haar requisitoir vermelde bewijsmiddelen voldoende bewijs leveren dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van feit 2 en feit 4 (17 november 2010, 44 kg).
Ook hier heeft de raadsman vrijspraak van verdachte bepleit wegens gebrek aan (wettig en) overtuigend bewijs. Verdachte zou op 18 november 2010 op twee plaatsen op hetzelfde moment zijn geweest, zowel in de woonwagen in Oss als in de Alfa Romeo van [verdachte 5]. Hieruit blijkt hoe onbetrouwbaar de OVC-apparatuur is. Opvallend is dat op dat moment de telefoon met het nummer eindigend op 7096 aanstraalt op een mast in Breda, zodat sprake is van onverklaarbare tegenstrijdigheden. Voorts kan het nummer 7096 niet zonder meer vereenzelvigd worden met de persoon van verdachte. De OVC-gesprekken dienen te worden uitgesloten van het bewijs. De stelling dat er 44 kilo achter de roldeuren is overgedragen is niets meer dan een vermoeden. Geenszins is aangetoond dat het enkel de Megane kan zijn geweest die 44 kilogram heeft vervoerd. Bovendien is [betrokkene 2] aangehouden met een netto gewicht van 46,56 kilogram.
De aangetroffen legertas van [verdachte 9] toont evenmin directe betrokkenheid van verdachte. Uit niets blijkt dat deze tas op dat moment door [verdachte 7] is vervoerd en ook kan niet worden uitgesloten dat de tas op een eerder moment in Breda terecht is gekomen. Ook blijkt niet wat het aandeel van verdachte is geweest.
De raadsman bepleit vrijspraak van verdachte ten aanzien van de 44 kg op 17 november 2010 wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Primair wordt gesteld dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte strafrechtelijk verwijtbare bemoeienis heeft gehad. Men weet niet hoe de verdovende middelen in Breda zijn gekomen dan wel in enige auto naar Breda zijn vervoerd. Voorts is er geen levering onderschept en geen directe betaling waargenomen.
Subsidiair wordt gesteld dat er op 17 november 2010 niet is geleverd omdat er niet is betaald. Ook in dat geval dient vrijspraak te volgen.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2, alsmede feit 4 (17 november 2010, 44 kg).
Op grond van de aan dit vonnis gehechte bijlage "Handel met [verdachte 2]" omschreven bewijsmiddelen acht de rechtbank de in de bewezenverklaring genoemde strafbare feiten wettig en overtuigend bewezen. De daar genoemde bewijsmiddelen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Ter toelichting het volgende.
De telefoon met nummer eindigend op 7096 is in gebruik geweest bij [verdachte 5] en [verdachte 1].
Het feit dat een aantal maal sms-berichten die afkomstig zijn van toestel 7195 worden voorgelezen door [verdachte 5] en [verdachte], is daartoe al afdoende bewijs. Beide personen zijn daarbij bovendien (veelal) in elkaars aanwezigheid, men leest de hierboven genoemde SMS-berichten aan elkaar voor en bespreekt daarna onderling de inhoud ervan. De overige, uitgebreid door de politie gerelateerde feiten en omstandigheden bevestigen dit gegeven verder. De telefoon 7195 is, in elk geval vanaf 8 november 2010, in gebruik bij [verdachte 2]. De plaats waar de telefoon zich bevindt, de samenhang met (het gebruik van) de andere telefoon van [verdachte 2] (nummer eindigend op 0704) vormen al zeer wezenlijke aanwijzingen voor dit gegeven. De inhoud van het (bijna) exclusieve SMS-verkeer met 7096 versterken de juistheid van dit gegeven.
De inhoud van deze SMS-berichten blijkt te maken te hebben met grootschalige handel in amfetamine. Een partij van 44 kilogram amfetamine is op 18 november 2010 kort na de aflevering in beslag genomen.
De inhoud van de OVC-gesprekken tussen [verdachte 1] en [verdachte 5] geven betekenis aan een belangrijk deel van de inhoud van de SMS-berichten en laten bovendien zien dat er al voor 22 oktober 2010 zakelijke criminele contacten waren tussen [verdachte 2] enerzijds en [verdachte 5] en [verdachte] c.s. anderzijds. De gang van zaken in de woning van [verdachte 6] op 20 november 2010 is een logisch voortvloeisel uit de levering van partijen drugs: [verdachte 2] komt afrekenen.
Over de rol van [verdachte 7] overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de samenhang tussen het OVC-gesprek op 17 november 2010 en hetgeen daarop aansluitend is verricht door [verdachte 5], [verdachte 1] en [verdachte 7] volgt dat [verdachte 7] de persoon is die op 18 november 2010 de partij van 44 kilo amfetamine naar Breda heeft gebracht. In het genoemde OVC-gesprek wordt door [verdachte] en [verdachte 5] besproken dat er een persoon om 10.00 uur naar Eindhoven moet komen. Uit opeenvolging van de verkeersgegevens van de telefoon van [verdachte 7] (nummer eindigend op 7242) leidt de rechtbank af dat het aannemelijk is dat [verdachte 7] die ochtend eerst vanuit (de richting van) Oss naar Eindhoven is gereden. Verder staat het vast dat zijn telefoon in Eindhoven omstreeks 10.00 uur een zendmast aanstraalt in de omgeving van het Kastelenplein. Waar de auto in die periode exact is, kan niet worden bepaald, omdat de bakengegevens van de auto van [verdachte 7] over deze periode zich niet in het dossier bevinden. De rechtbank merkt daarbij echter wel op dat het Kastelenplein te Eindhoven ook bij (drugs)leveringen aan [verdachte 3] en [verdachte 4] de plaats van levering/overdracht is geweest. Aansluitend rijdt [verdachte 7] naar het bedrijf van [verdachte 2] aan de [adres] in Breda. Het observatieteam ziet hem daar op een tijdstip dat overeenkomt met de inhoud van de SMS-berichten d.d. 17 november 2010 tussen 7096 en 7195, waarin wordt afgesproken hoe laat en op welke plaats de 44 kilogram amfetamine op 18 november 2010 geleverd zal worden. Dat het [verdachte 7] is die de drugs heeft afgeleverd, blijkt verder uit de gang van zaken op het bedrijf van [verdachte 2], het SMS-verkeer tussen 7195 en 7096 op 18 november 2010 en uit een (nagenoeg) aansluitend telefoongesprek tussen [verdachte 7] en [verdachte 1] diezelfde dag.
De rechtbank acht ten aanzien van [verdachte 1], [verdachte 5] en [verdachte 7] bewezen dat zij op 17 november 2010 en 18 november 2010 telkens in vereniging een hoeveelheid van 44 kilogram amfetamine hebben geleverd aan [verdachte 2]. [verdachte 1] en [verdachte 5] hebben deze hoeveelheid amfetamine eerder bewerkt: de omzetting van amfetamine-olie naar amfetaminepasta is door hen gedaan. Ook zijn zij medeplegers ten aan zien van het vervoer van de 44 kilo amfetamine op 18 november 2010. [verdachte 2] heeft beide partijen amfetamine opzettelijk aanwezig gehad. [verdachte 6] is achteraf op de hoogte gebracht van de levering op 17 november 2010, hij ontvangt immers van [verdachte 2] de betaling van deze partij van 44 kilo amfetamine na instructie van [verdachte 1]. Dit betekent echter niet dat hij medepleger is van dit feit. Er is immers geen bewijs van betrokkenheid bij de uitvoering en/of voorafgaande planvorming/voorbereiding van dit feit. Wel acht de rechtbank bewezen dat [verdachte 6] medepleger is ten aanzien van de op 18 november 2010 vervoerde en afgeleverde 44 kilogram amfetamine.
Vanaf 22 oktober 2010, zijn [verdachte 5] en [verdachte 1] in overleg geweest met [verdachte 2] over de voorbereiding van de verkoop en/of levering aan [verdachte 2] van zeer grote partijen van een materiaal bevattende amfetamine. Het overleg en de afspraken tussen [verdachte 2] enerzijds en [verdachte 5] en [verdachte 1] anderzijds blijken niet alleen uit het weergegeven gedeelte van het OVC-gesprek van 22 oktober 2010, maar ook uit het daarop aansluitende sms-contact tussen [verdachte 5] en [verdachte 9]. Dit SMS-verkeer had tot doel de bestelde hoeveelheid amfetamine bevattend materiaal te bewerken. Voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde deelnemen aan een criminele organisatie kan in het midden blijven of deze grote hoeveelheden amfetamine daadwerkelijk zijn geleverd.
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van feit 3.
De officier van justitie stelt dat de bewijsmiddelen voldoende bewijs leveren dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van feit 3.
De raadsman bepleit vrijspraak van verdachte nu van diens directe betrokkenheid bij de levering van verdovende middelen op 19 november 2010 niets blijkt. Het telefoonnummer eindigend op 8792 is uitsluitend aan [verdachte 5] toegekend. Verdachte is op 19 november 2010 enkel in de buurt van [verdachte 3] geweest, maar niet is gebleken dat hij hem iets overhandigd heeft, of met hem gesproken heeft voor, tijdens of na een levering. Wat de precieze rol van verdachte is geweest met betrekking tot de concrete levering is niet duidelijk.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 3.
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor directe betrokkenheid van verdachte bij deze levering op 19 november 2010 van 5 kilo amfetamine aan [verdachte 3], zodat de verdachte van dit feit behoort te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van feit 4.
De officier van justitie stelt dat de in haar requisitoir vermelde bewijsmiddelen voldoende bewijs leveren dat verdachte al het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van feit 4.
* Dossier Handel met [verdachte 4], 26 augustus 2010, 1 kg:
De raadsman bepleit vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Er is sprake van 2 verzoeken van de kant van [verdachte 4], te weten "een voorbeeld" en "1 x 9". Na het tweede verzoek is er geen contact meer geweest tussen [verdachte 4] en verdachte en tussen [verdachte 5] en verdachte. [verdachte 4] is niet aangehouden op 26 augustus 2010 en derhalve blijkt niet wat [verdachte 4] overhandigd heeft gekregen. Er is überhaupt niet aangetoond dat [verdachte 4] iets overhandigd heeft gekregen.
* Dossier Handel met [verdachte 3], 2 november 2010, 12 kg;
De raadsman bepleit vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Het enige aanknopingspunt van het vermoeden is een SMS-bericht van [verdachte 3] waarin wordt gezegd of gevraagd "12 stuks vandaag mogelijk". Niet kan worden gesteld dat het een verzoek van [verdachte 3] was. Ook de observatie op 2 november 2010 heeft weinig meerwaarde. Niet vast staat dat er werkelijk een levering heeft plaatsgevonden want er is immers niets onderschept. De verklaring van [verdachte 3] geeft geen inzicht in wat de rol van verdachte zou zijn ten aanzien van hetgeen op 2 november 2010 is gebeurd. Een camouflagetas wordt niet beschreven. [verdachte 3] weet ook niet te vertellen of en zo ja hoeveel geld er in de envelop zou zitten.
* Dossier Handel met [verdachte 2], 12 november 2010, 34 kg;
De raadsman bepleit vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Wat de gesprekken en sms-berichten betreft ontbreken mastgegevens zodat de positie van verdachte niet kan worden bepaald. Voorts kan er niet zonder meer vanuit worden gegaan dat daar waar gesproken wordt over hoeveelheden, dit telkenmale (specifiek) over amfetamine gaat. Het gebruik van steunbewijs, bijvoorbeeld door eerder aangetroffen hoeveelheden amfetamine, is in dat kader onvoldoende om ook in dit geval te spreken van een levering van amfetamine. Evenmin is duidelijk of er sprake is geweest van een betaling van de kant van [verdachte 2].
* Dossier Handel met Gebruiker [telefoonnnummer], 9 december 2010, 12 kg;
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Dat [verdachte 1] en [verdachte 5] elkaar in de ochtend van 9 december hebben ontmoet staat los van de ontmoeting tussen [verdachte 5] en [betrokkene 3]. Er is nauwelijks contact geweest tussen [verdachte 1] en [betrokkene 3] en er is niet gesproken over verdovende middelen. [verdachte 1] zat niet in een van de auto's die achter elkaar van het woonwagencentrum vertrokken en enige tijd achter elkaar hebben gereden. Er is niet waargenomen hoe de verdovende middelen in de auto van [betrokkene 3] terecht zijn gekomen en wie daar bij aanwezig waren. Ten aanzien van de commotie die ontstond nadat [betrokkene 3] is aangehouden, is niet gebleken dat [verdachte 1] sms-berichten heeft verzonden. Indien uit de OVC-gesprekken al kan worden afgeleid dat [verdachte 1] wetenschap van de levering had, had hij dit pas na de levering. Dit is onvoldoende is om hem als medepleger aan te merken.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 4.
* Dossier "Handel met [verdachte 4]" 26 augustus 2010, 1 kg:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte direct bij de levering van de amfetamine betrokken is, zodat de verdachte van dit feit behoort te worden vrijgesproken.
* Dossier "Handel met [verdachte 3]", 2 november 2010, 12 kg:
Op grond van de bewijsmiddelen (zie opmerking rechtbank hierna over de vindplaats) is de rechtbank van oordeel dat [verdachte 3] op 2 november 2010 voor de Pool [betrokkene 4] 12 kilogram amfetamine heeft vervoerd nadat deze hoeveelheid drugs in Eindhoven aan hem door [verdachte 5] en [verdachte 1] zijn geleverd. Weliswaar is [verdachte 3] die dag niet aangehouden en zijn er geen drugs in beslag genomen, maar gelet op de omstandigheid dat de organisatie waartoe [verdachte 5] en [verdachte] behoorden zich bezighield met grootschalige handel in drugs, te weten amfetamine, de inhoud van het SMS-bericht voor deze levering en de verklaring van [verdachte 3] over de wijze waarop de leveringen van drugs door [verdachte 5] plaatsvonden, is de rechtbank van oordeel dat de tas die door [verdachte 5] werd overhandigd ook in deze zaak amfetamine bevatte.
Uit de verklaring van [verdachte 3] van 7 april 2011 te 11:43 uur, blijkt dat er door [verdachte 3] voorafgaande aan de leveringen telkens een hoeveelheid werd genoemd, in deze zaak "12 stuks" van een middel dat € 900,- per kilogram kostte. Dit is de kiloprijs van amfetamine(pasta) in 2010. Uit die verklaring van [verdachte 3] volgt voorts dat door hem elke keer hetzelfde verdovend middel werd besteld. Daar komt bij dat [verdachte 3] op 19 november 2010 is aangehouden terwijl hij in het bezit was van een hoeveelheid amfetaminepasta.
De rechtbank bezigt ondanks de bezwaren van de verdediging de verklaringen van [verdachte 3] tot bewijs.
Dat door de verhorende verbalisanten op [verdachte 3] te veel druk zou zijn uitgeoefend, waardoor niet langer gezegd zou kunnen worden dat hij zijn verklaringen in vrijheid heeft afgelegd, acht de rechtbank ter zitting niet aannemelijk geworden. Het op tafel slaan of het omgooien van een koffiebeker is, voor zover al aannemelijk is dat dit is gebeurd, onvoldoende om tot dat oordeel te kunnen komen. Bij gelegenheid van zijn verhoor op 7 april 2011 te 14:16 uur heeft
[verdachte 3] juist verklaard zich opgelucht te voelen nu hij heeft kunnen verklaren dat hij de verdovende middelen heeft gekocht van [verdachte 5], [verdachte 6] en [verdachte 1] en heeft hij gezegd dat hij volledig wilde meewerken aan het onderzoek en dat hij alle vragen naar waarheid zou beantwoorden. Ook heeft [verdachte 3] medegedeeld dat aan hem geen enkele belofte is gedaan en dat hij de verklaring in alle vrijheid heeft afgelegd.
Bij gelegenheid van zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft [verdachte 3] verklaard dat hij bij de politie steeds de waarheid heeft verteld. Het zou volgens hem alleen anders door de politie zijn verwoord. Wat op papier is komen te staan, was niet verzonnen, alleen anders geformuleerd, zo verklaarde hij. Op de vraag wat dan anders zou zijn verwoord, kon hij vervolgens geen antwoord geven aan de rechter-commissaris. ADHD of dyslexie staan aan het afleggen van een betrouwbare verklaring niet in de weg.
De rechtbank hecht waarde aan de door politie in processen-verbaal vastgelegde verklaringen van [verdachte 3] omdat deze verklaringen op essentiële onderdelen overeenkomen met onderzoeksgegevens van de politie en steun vinden in de verklaringen van [persoon 1].
Van een schending van beginselen van een goede procesorde of van het bepaalde in artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering is geen sprake.
De rechtbank verwijst voor de uitgewerkte bewijsmiddelen naar het als bijlage gevoegde bewijsmiddelenoverzicht Handel met [verdachte 3].
* Dossier "Handel met [verdachte 2]", 12 november 2010, 34 kg;
De rechtbank kan uit de aanwezige bewijsmiddelen niet met de wettelijk vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de 34 waarover wordt gesproken in de sms-berichten ook daadwerkelijk heeft geleid tot de levering aan [verdachte 2] van een hoeveelheid van 34 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, of enig ander strafbaar feit dat op dit onderdeel in de tenlastelegging wordt verweten aan [verdachte 5], [verdachte 1], [verdachte 7] en [verdachte 2]. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van dit feit.
* Dossier "Handel met [verdachte 2]", 17 november 2010, 44 kg;
Zie hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen.
* Dossier "Handel met Gebruiker [telefoonnnummer]", 9 december 2010, 12 kg;
Op 9 december 2010 omstreeks 11.45 uur wordt [betrokkene 3] aangehouden op de autosnelweg A59. [betrokkene 3] reed in een witte Renault Megane met kenteken [kenteken]. In de kofferbak wordt een sporttas aangetroffen met daarin zes bakken gevuld met witte pasta.34 35 De zes bakken hadden een totaalgewicht van 12680 gram. Elke bak is apart bemonsterd. De rechtbank heeft geconstateerd dat het KLPD aan de monsters van twee van de zes bakken hetzelfde monsternummer heeft toegekend. De rechtbank neemt aan dat hier sprake is van een kennelijke verschrijving en leest het monsternummer van de zesde bak (T-6) gelet op de opeenvolgende nummering van de bakken als AACH7367 in plaats van AACH7362.36 Het NFI heeft geconcludeerd dat elk monster amfetamine bevat. Amfetamine is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.37
Bij fouillering van [betrokkene 3] is een telefoon van het merk Nokia aangetroffen.38 Uit onderzoek van de simkaart van deze telefoon is gebleken dat 22 minuten na de aanhouding van [betrokkene 3] een sms aan de Nokia wordt verzonden vanaf de telefoon met nummer [telefoonnnummer] (hierna: "tel. 8580"). In het uur dat volgt wordt vier keer vanaf tel. 8580 een sms aan de Nokia verzonden met het verzoek om te reageren.39 Om 12.13 uur wordt met tel. 8580 uitgebeld naar de Nokia. Tel. 8580 maakt dan gebruik van de mastlocatie gelegen aan het Sterrebos 60 te Oss. Deze locatie is gelegen in de nabijheid van de woning van [verdachte 6]. De Nokia wordt niet opgenomen maar de stem van de beller is hoorbaar en is later door een politie-ambtenaar die [verdachte 5] na diens aanhouding heeft verhoord, herkend als de stem van [verdachte 5].40 Op OVC in de woning van [verdachte 6] is vanaf 12.17 uur een gesprek te horen tussen [verdachte 1] en [verdachte 5]. Om 12.17 uur is hoorbaar dat [verdachte 1] zegt: 'waarom reageert hij niet en neemt de telefoon op' en om 12.55 uur is te horen dat [verdachte 5] zegt: 'ik heb het net verstuurd', 'ik heb een paar keer geprobeerd', 'over een half uurtje nog een keer proberen' en 'niet reageert'.41 De rechtbank concludeert uit deze feiten en omstandigheden dat [verdachte 5] de gebruiker was van tel. 8580 en dat [verdachte 1] bij hem was toen [verdachte 5] in het uur na de aanhouding van [betrokkene 3] de telefoon gebruikte.
Tussen dezelfde telefoonnummers is voorafgaand aan de aanhouding sms-verkeer geweest. Op de avond vóór de aanhouding wordt via de bij [betrokkene 3] aangetroffen Nokia aan [verdachte 5] een sms verzonden met de tekst: 'vriend ik heb morgen 12 nodig van die 14, die worden opgehaald door ander en afgerekend, dan pak jij die papieren gelijk, (...) Hoe laat morgen die 12 aanpakken?'42 [verdachte 5] antwoordt daarop de volgende ochtend: 'Goeie morgen dus vandaag 12 en de overige papieren worden afgerekend?'43 De rechtbank constateert dat het getal 12 overeenkomt met het later bij [betrokkene 3] aangetroffen aantal kilo's amfetamine. Uit het sms-verkeer dat volgt blijkt dat om 09.49 uur wordt afgesproken elkaar 'over een uurtje' te ontmoeten 'bij vader'.44 Het peilbaken van de Alfa Romeo van [verdachte 5] registreert dat deze Alfa Romeo zich vanaf 09.40 uur verplaatst van de omgeving [adres] te Eindhoven naar de omgeving van het woonadres van [verdachte 1], aankomst om 10.23 uur.45 Op OVC in de woning van [verdachte 6] is om 10.38 uur een gesprek te horen waaruit blijkt dat een Renault op het woonwagencentrum is gearriveerd en dat zich een persoon in de woning bij [verdachte 6] en diens dochter heeft gevoegd.46 De stem van deze persoon wordt later herkend als de stem van [betrokkene 3].47 De auto waarin [betrokkene 3] later werd aangehouden betrof een Renault. Om 10.39 uur laat [betrokkene 3] aan [verdachte 5] per sms weten 'ik ben er' waarna [verdachte 5] antwoordt '3 min'.48 Op camerabeelden van de ingang van het woonwagencentrum is te zien dat om 10.47 uur de auto van het merk Peugeot Partner, die op naam staat van de levenspartner van [verdachte 1], het woonwagencentrum oprijdt.49 Op OVC in de woning van [verdachte 6] is om 10.49 uur hoorbaar dat [verdachte 1] binnenkomt, een gesprek voert met [betrokkene 3] en zegt: 'rij mij even achterna'.50 De Peugeot Partner rijdt het woonwagencentrum af, evenals de Renault, zo blijkt uit de camerabeelden51 en observanten zien de auto's nog tot 10.57 uur op verschillende momenten achter elkaar rijden.52 Daarna zijn de auto's niet meer onder observatie. Het peilbaken van de Alfa Romeo registreert dat de Alfa zich om 11.04 uur verplaatst van het woonadres van [verdachte 1] naar het woonwagencentrum53 en vanaf 11.13 uur is [verdachte 5] te horen op de OVC van de woning van [verdachte 6].54
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat [betrokkene 3] ongeveer een uur voor diens aanhouding op het woonwagencentrum is geweest, dat hij daar heeft gewacht op [verdachte 5] met wie hij had afgesproken elkaar te treffen voor de levering van 12 kilo amfetamine. Voorts blijkt uit genoemde bewijsmiddelen dat [verdachte 5] vanaf zijn verblijfadres eerst naar de woning van [verdachte 1] is gereden, dat hij daar zijn Alfa Romeo heeft laten staan en tezamen met [verdachte 1] in de Peugeot Partner naar het woonwagencentrum is gereden. Vervolgens is [betrokkene 3] vanaf het woonwagencentrum in zijn Renault achter [verdachte 5] aangereden, die de Peugeot Partner gebruikte. [verdachte 1] is in de woning van [verdachte 6] achtergebleven, zo blijkt uit de OVC van die woning. De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 5] de amfetamine aan [betrokkene 3] heeft geleverd te Oss. De omstandigheid dat de daadwerkelijke overdracht van de amfetamine niet is gezien, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank gaat er van uit dat de levering plaatsvond op een moment gelegen tussen het uit het zicht van de observanten verdwijnen en het met de Alfa Romeo terugkeren naar het woonwagencentrum.
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 1] medepleger is van de verkoop en levering van de 12 kilo amfetamine aan [betrokkene 3]. Daarvoor acht zij de volgende feiten en omstandigheden van belang. [verdachte 1] had eerder al tezamen met [verdachte 5] andere partijen amfetamine verkocht en geleverd (zie de onder 1, 2, 3 en de overige onder 4 bewezen verklaarde feiten). De amfetamine die bij [betrokkene 3] was aangetroffen was verpakt in zwarte plastic bakken die qua vorm, afmetingen en gewicht overeenkwamen met de bakken waarin de amfetamine was verpakt waarop de bewezen verklaarde feiten 2 en 3 zien. Dat [verdachte 1] ook van deze specifieke levering aan [betrokkene 3] op de hoogte was blijkt uit de OVC in de woning van [verdachte 6] na de aanhouding van [betrokkene 3]. Daarop is hoorbaar dat wanneer [verdachte 5] zich afvraagt waarom [betrokkene 3] niet reageert, [verdachte 1] tegen [verdachte 5] zegt: 'ja, maar je weet wel hè? Die moet daar afleveren'.55 Ook kent de rechtbank gewicht toe aan de omstandigheid dat [verdachte 5] vóór de levering aan [betrokkene 3] eerst naar de woning van [verdachte 1] gaat en dat [verdachte 5] de Peugeot Partner gebruikt voor de levering aan [betrokkene 3]. Op het woonwagencentrum levert [verdachte 1] vervolgens een actieve bijdrage aan de levering. Hij is het immers die [betrokkene 3] de instructie geeft achter de Peugeot Partner aan te rijden. Aldus hebben [verdachte 5] en [verdachte 1] nauw en bewust samengewerkt bij de levering van de amfetamine.
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van feit 5.
De officier van justitie stelt dat de in haar requisitoir vermelde bewijsmiddelen voldoende bewijs leveren dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van feit 5.
De raadsman heeft bepleit dat enige bewezenverklaring van dit feit nauw samenhangt met het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de afzonderlijk tenlastegelegde feiten. Indachtig het verweer van verdachte wordt verzocht hem ook voor dit feit vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 5.
Ter wille van de leesbaarheid van dit vonnis heeft de rechtbank de bewijsmiddelen die zien op het bestaan van een criminele organisatie en de deelname van verdachte daaraan uitgewerkt in de bijlage met de naam "Bewijsmiddelenoverzicht deelname criminele organisatie, 11a Ow".
Daarnaast worden de bewijsmiddelenoverzichten die zien op de afzonderlijke delicten die binnen het georganiseerde verband zijn gepleegd als bijlagen bij dit vonnis gevoegd.
Het betreft:
- bewijsmiddelenoverzicht "Handel met [betrokkene 1]";
- bewijsmiddelenoverzicht "Handel met [verdachte 2]";
- bewijsmiddelenoverzicht "Handel met [verdachte 3]";
- bewijsmiddelenoverzicht "Handel met [verdachte 4]";
De rechtbank acht op grond van de weergegeven bewijsmiddelen, maar ook gelet op de bewijsmiddelen die de rechtbank ten aanzien van de afzonderlijke delicten heeft gebruikt, bewezen dat er sprake is van een criminele organisatie die zich bezighield met grootschalige drugshandel.
Immers uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte 1] en [verdachte 5] zich gedurende een lange periode hebben bezig gehouden met de handel in drugs, met name in amfetamine, en dat zij daar in die periode veel tijd en geld in investeerden. Ook [verdachte 6] was financieel bij de handel betrokken en hij nam ook wezenlijke beslissingen ten aanzien van de drugshandel. De woning van [verdachte 6] en het woonwagenkamp fungeerden als ontmoetingsplaatsen van de groepering en haar afnemers en in de woning van [verdachte 6] werd het met de handel verdiende geld bewaard. [verdachte 7] zijn aandeel bestond uit het voor de organisatie vervoeren van drugs en voor de productie van synthetische drugs benodigde stoffen en hij stelde zijn garagebox en woning beschikbaar voor de opslag van drugs en/of stoffen die nodig zijn bij de productie of bewerking van amfetamine. Hij kreeg zijn opdrachten van [verdachte 6] en [verdachte 1]. De deelname van [verdachte 8] blijkt met name uit haar betrokkenheid bij de levering van amfetamineolie aan [verdachte 4], maar blijkt ook uit haar deelname in een discussie over de kwaliteit van aan ene [voornaam betrokkene] geleverde amfetamine in de woning van [verdachte 6].
Een aantal van de leveringen door de organisatie zijn afgevangen door de politie en daarbij zijn amfetamine houdende pasta of olie en voor de productie van synthetische drugs benodigde stoffen in beslag genomen. Uit gesprekken tussen [verdachte 1] en [verdachte 5] volgt dat zij plannen hadden voor de productie van partijen amfetamine van 75 of 100 kilogram en dat zij konden beschikken over grote hoeveelheden amfetamineolie. Uit die gesprekken volgt bovendien dat er sprake was van een hiërarchie binnen de groepering: [verdachte 1] en [verdachte 5] bepaalden wat er gebeurde. Bij de onderlinge contacten tussen [verdachte 1] en [verdachte 5] en bij contacten van de organisatie met afnemers en leveranciers ([verdachte 10]) werd vaak gebruik gemaakt van SMS-berichten in versluierd taalgebruik. Zo was zowel voor de organisatie als voor afnemers duidelijk dat met "bij vader" de woning van [verdachte 6] werd bedoeld. [verdachte 5] instrueerde ook anderen ([verdachte 3] en [verdachte 4]) om dat te doen. Er golden wat betreft de wijze van communicatie regels binnen de organisatie en ook in de contacten met derden.
Gelet op deze beschrijving is er sprake van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband met een bepaalde organisatiegraad. Er waren gemeenschappelijke regels en doelstellingen en er was ook een zekere gelaagdheid en een rolverdeling. Naar buiten toe werd veelal gezamenlijk opgetreden. Dat enkele leden van de organisatie familie van elkaar waren ([verdachte 6] [verdachte 1] en [verdachte 7]) doet aan het vorenstaande niet af, nu duidelijk is dat die familiebanden juist werden benut voor het verwezenlijken van het misdadige doel van de organisatie.
De rechtbank bezigt ondanks de bezwaren van de verdediging de verklaringen van [verdachte 3] tot bewijs. De rechtbank verwijst naar haar overwegingen zoals hiervoor met betrekking tot de feiten 3, 4 en 5 weergegeven.
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van feit 6.
De officier van justitie stelt dat de in haar requisitoir vermelde bewijsmiddelen voldoende bewijs leveren dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van feit 6.
* Contant bedrag van € 3.100,=
De raadsman heeft bepleit dat de enkele omstandigheid dat iemand contant geld op zak heeft onvoldoende is om witwassen te bewijzen, zodat vrijspraak dient te volgen.
* Fiat Camper:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Er zijn aanzienlijke bedragen door [persoon 2] in gebracht en zij verklaart dat zij van deze opbrengsten onder andere een (deze) camper heeft aangeschaft.
* Range Rover:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. De camper is verkocht voor een bedrag van € 18.000,=. Er is een auto gekocht die vervolgens weer is doorverkocht. Behoudens een klein verschil in de verkoopprijs van de camper en de aanschafwaarde van de Range Rover komen de bedragen nagenoeg overeen. Het verschil is niet dermate groot dat dit noopt tot uitleg waar dit bedrag vandaan is gekomen, temeer nu er legale inkomsten van verdachte en zijn partner bekend zijn.
* VW Golf:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. De Volkswagen Golf is aangeschaft van de opbrengst van de verkoop van de Range Rover. Ook in dit geval diende slechts een klein bedrag te worden bijbetaald en dit bedrag is niet te bestempelen als een onverklaarbare uitgave.
* Porsche Cayenne:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs en verwijst daartoe naar verklaringen van verdachte en [verdachte 6] sr. ten overstaan van de rechter-commissaris in combinatie met de tapgegevens.
* VW Caddy:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. De Caddy is gehuurd/geleased via [persoon 7] en verdachte zou hier € 225,= per maand voor hebben betaald. Ondanks dat de auto gestolen bleek heeft verdachte de auto zonder kwade opzet gebruikt en was in de veronderstelling dat het een legale auto was. Er is geen sprake geweest van een inruil van een andere auto en ook zijn er geen aanbetalingen gedaan.
*5 x Ford Ka:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte had slechts een bemiddelende rol. Niet gebleken is dat de koopsom uit het vermogen van verdachte is gevloeid noch dat hij wetenschap heeft gehad ten aanzien van de herkomst van dat geld.
* Tweewielers:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs en verwijst daartoe naar hetgeen verdachte hierover ter terechtzitting heeft verklaard.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 6.
3.100 euro
Op 8 februari 2011 werd [verdachte 1] in een hotel te Waalwijk aangehouden. In zijn rechterbroekzak werd een geldbedrag van € 3.100,-- aangetroffen. 56 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn gehele bezit bij zich had.
Volgens opgave van de belastingdienst heeft [verdachte 1] in 2008 en 2009 een uitkering uit vroegere arbeid van € 15.668,-- ontvangen en bezat hij geen spaartegoeden van enige omvang57. Op 8 februari 2011 heeft [verdachte 1] ten overstaan van politieambtenaren verklaard dat hij samen met zijn levenspartner [persoon 2] en haar dochter leefde van de uitkering van [persoon 2] van ongeveer € 1.200,-- per maand en van € 500,-- `a € 600,-- per maand aan inkomsten die hij verwierf door te bemiddelen bij de aan- en verkoop van auto's. [verdachte 1] en [persoon 2] waren niet gehuwd noch geregistreerde partners.58 Van verdere legale inkomsten en/of vermogen is uit het onderzoek niet gebleken.
Uit OVC op 22 oktober 2010 59 blijkt van het navolgende gesprek tussen [verdachte 1] en [verdachte 5]:
20:20 uur (pagina 176)
Portieren worden geopend en [verdachte 1] en [verdachte 5] stappen in
...
[verdachte 5]: Nou, nou, dat is niet slecht he
[verdachte 1]: Nou, we hebben geen geld gehad
[verdachte 5]: Nee
[verdachte1]: Morgen beuren we geld toch?
...
[verdachte 1]: Ja, ik ga er dadelijk effe voor zitten want we hebben nou uitstaan bij hem
[verdachte 5]: Heel veel geld al
[verdachte 1]: Hoeveel hebben we nou? Effe wachten, effe wachten, maandag moet hij die honderd hebben he?
[verdachte 5]: Ja
..
[verdachte 5]: Morgen dan die 75
[verdachte 1]: Morgen 75, dat is weer hetzelfde als wat er nou eigenlijk open staat
[verdachte 5]: Ja
[verdachte 1]: Maar morgen betaalt hij meteen die 50
[verdachte 5]: Ja
...
[verdachte 1]: Die 25 staan nog open. En dat andere geld, als het goed is heeft hij morgen ook die pap van zegt hij. Dus als het goed is beuren we morgen nog 26 ruggen wat er nog open staat van het andere en dan beuren we morgen weer van die 48 stuks maal 800. Dat is ongeveer 40 ruggen, is het niet?
[verdachte 5]: ja
...
[verdachte 1]: En maandag gaan er 100 mee. Dus 50 voor hun en 50 voor ons.
[verdachte 5]: Ja
20:57 uur
...
[verdachte 5]: We gaan eerst naar je vader toe?
[verdachte 1]: 10 minuutjes gauw, dan zet je me bij [verdachte 7] af
[verdachte 5]: Ja
[verdachte 1]: Dan ga ik spullen in de auto laaien.
[verdachte 5]: Dan even bij jouw vader even alle opschrijven, dan zet ik jou daar af
...
[verdachte 5]: alles opschrijven, ook bij die man, wat we terugkrijgen, even alles goed
[verdachte 1]: ja, in principe moet ie morgen het hele bedrag wat openstaat betalen
[verdachte 5]: ja
[verdachte 1]: En dan die 48 die hij morgen krijgt betaald ie, en dan die 25 gaan weer mee, die gaan met ons mee.
[verdachte 5]: Ja
[verdachte 1]: En dan maandag gaan er 100, 50, 150 naar hem, 150 keer, dat is 40 ruggen krijgen we ook terug, 67..is 107.000 euro. Het is effe een of twee weken investeren, maar dadelijk komt dat gewoon helemaal goed jongen.
[verdachte 5]: Ja
[verdachte 1]: Dan is het: Bam! Jackpot!
...
20.59 uur
...
[verdachte 1]: Ze raken helemaal op, 10 dagen elke keer, nee er blijft geld elke keer komen, dat maakt niet uit, dat is goed..... Einde van de week, nieuwe week, is alles betaald, al wat er dan is is winst
[verdachte 5]: Ja
[verdachte 1]: Als we vandaag 50 liter hebben is dat gewoon pure winst voor ons
...
[verdachte 5]: Er zit toch nog wat geld in, 70 erbij
[verdachte 1]: He, 83 van ons pap, 35 dadelijk van mij erbij...
[verdachte 5]: 110?
[verdachte 1]: 83 van ons pap en 35 dadelijk dan van mij. Dus er zit gewoon 110.000 euro in snap je? Morgen beuren we in principe de 26 terug.
[verdachte 5]: Ja
[verdachte1]: En de 48 stuks is ongeveer 40 ruggen, of nie, 50 stuks is 40 ruggen he?
[verdachte 5]: Ja
[verdachte 1]: Dus je beurt morgen terug, 26, 66.000 euro, snap je?
De rechtbank is van oordeel dat het bezit van € 3.100,-- in redelijkheid niet past bij het legaal verworven inkomen en aanwezige vermogen van [verdachte 1] in de jaren 2008, 2009 en 2010. Ten aanzien van [verdachte 1] is omvangrijke handel in amfetamine en deelname aan een criminele organisatie als bedoeld in art. 11a Opiumwet vanaf 1 september 2009 bewezen verklaard. [verdachte 1] en [verdachte 5] spreken herhaaldelijk over vele tienduizenden euro's winst, een keer zelfs over € 110.000,--. [verdachte 1] heeft geen verklaring gegeven over de herkomst van de bij hem aangetroffen € 3.100,--. De rechtbank acht bewezen dat in elk geval een aanzienlijk deel van de bij [verdachte 1] aangetroffen € 3.100,-- uit enig misdrijf afkomstig is. [verdachte 1] verborg dit geld door het bij zich te dragen, immers is niet gebleken dat het aangetroffen geld de opbrengst van (een) zojuist of kort daarvoor gepleegd(e) Opiumwetdelict(en) was.
Porsche Cayenne
Getuige [getuige 3] heeft ten overstaan van politieambtenaren het volgende verklaard: [verdachte 6] en zijn zoon [verdachte 1] waren in augustus 2010 bij hem op familiebezoek. [verdachte 6] zei dat hij de Porsche Cayenne met kenteken [kenteken], destijds in het bezit van de zoon van getuige [getuige 3], wilde kopen. [verdachte 6] en [verdachte 1] hebben samen de auto opgehaald en het kentekenbewijs en de sleutel werd aan hen meegegeven. Afgesproken werd dat zij
€ 47.500,-- voor de auto zouden betalen. Enkele dagen daarna is € 47.500,-- contant aan [getuige 3] betaald. De betaling vond plaats in de woning van [verdachte 6]. [getuige 3] ontving het geldbedrag uit handen van [verdachte 6] en [verdachte 1] stond daarbij.60 De verklaring van [getuige 3] wordt ondersteund door de verklaring van getuige [persoon 5].61
Verkregen informatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer geeft het volgende inzicht in de tenaamstelling van het kenteken:
Van 27-05-2010 tot 7-9-2010 stond het kenteken op naam van [persoon 3].
Van 7-9-2010 tot 2-11-2010 stond het kenteken op naam van [persoon 4].62
[persoon 3] betreft de echtgenote van [persoon 5].63 Getuige [persoon 4] heeft ten overstaan van politieambtenaren verklaard dat hij in 2010 is benaderd door [verdachte 1] om voor € 150,-- enkele dagen een auto op zijn naam te nemen. De getuige sprak met [verdachte 1] af bij een winkelcentrum en kreeg daar de autopapieren om die op naam te zetten. Daarna heeft hij de autopapieren weer aan [verdachte 1] teruggegeven. [verdachte 1] had hem verteld dat hij met de auto een ongeluk had gehad en dat de auto zijn eigendom was. De getuige heeft de Porsche nooit gezien.64
Uit opgenomen telefoongesprekken waaraan [verdachte 5] deel neemt blijkt dat [verdachte 5] vanaf 23 september 2010 probeert de Porsche Cayenne te verkopen of in te ruilen. Hij heeft daartoe onder andere een aantal keren contact met [persoon 6]. Op 24 september 2010 vraagt [verdachte 5] aan [persoon 6] of deze het kenteken van de Porsche Cayenne weet. [verdachte 5] zegt dan in een Mercedesgarage te zijn en "dat hij hem misschien gaat inruilen of zo". Dezelfde dag belt [verdachte 5] met de Mercedesgarage en zegt "dat het op naam van [verdachte 1] moet". [verdachte 5] geeft dan vervolgens het kenteken van de Porsche door. Op 27 september 2010 zegt [verdachte 5] in een telefoongesprek met [persoon 6] dat "die Porsche van naam af moet" en hij vraagt wat de uiterste prijs is die hij ervoor kan krijgen. [verdachte 5] geeft dan de telefoon door aan [verdachte 1]. Deze zegt tegen [persoon 6] dat hij "de auto het liefst wil verkopen zodat hij weg is".65
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat de Porsche Cayenne niet door [verdachte 6] of [verdachte 1] was gekocht maar dat [verdachte 1] de Porsche met toestemming van [getuige 3] had meegenomen met de bedoeling deze voor [getuige 3] te verkopen. [verdachte 1] heeft ook daadwerkelijk een koper gevonden en heeft de ontvangen verkoopprijs - die lager uitviel dan verwacht omdat [verdachte 1] door een aanrijding de auto had beschadigd - aan [persoon 5] gegeven. Verder was er geen geld 'aan te pas gekomen'.
De aan het verweer ten grondslag gelegde feiten zijn in strijd met de hiervoor genoemde bewijsmiddelen. Om die reden behoeft het verweer verder geen bespreking.
De rechtbank verwijst voor de legale inkomens- en vermogenssituatie van [verdachte 1] naar de bewijsmiddelen en -overweging zoals opgenomen ten aanzien van het witwassen van
€ 3.100,--.
Volgens opgave van de belastingdienst heeft [verdachte 6] in 2008 en in 2009 inkomsten uit een uitkering ontvangen. In 2008 bedroegen deze € 10.581,-- en in 2009 € 14.353,--. Van aanwezige spaartegoeden in 2008 en 2009 is niet gebleken.66 Op 8 februari 2011 heeft [verdachte 6] ten overstaan van politieambtenaren verklaard dat hij 'zijn hele leven al' een WAO-uitkering ontvangt die op dat moment € 815,-- netto per maand bedraagt en dat hij geen spaartegoeden bezit behoudens datgene wat in zijn portemonnee zit. 67 Er zijn geen bewijsmiddelen voorhanden waaruit blijkt hoeveel geld in de portemonnee zat. Ook van verdere legale inkomsten en/of vermogen is uit het onderzoek niet gebleken.
De al dan niet gezamenlijke uitgave van € 47.500,-- door [verdachte 1] en [verdachte 6] past in redelijkheid niet bij het legaal verworven inkomen en aanwezige vermogen van hen beiden in de jaren 2008, 2009 en 2010. Nu voorts ten aanzien van beiden omvangrijke handel in amfetamine en deelname aan een criminele organisatie als bedoeld in art. 11a Opiumwet vanaf 1 september 2009 bewezen is verklaard, acht de rechtbank op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, een en ander in onderlinge samenhang beschouwd, bewezen dat [verdachte 1] en [verdachte 6] beiden als medepleger de Porsche Cayenne hebben aangeschaft met geld dat uit enig misdrijf afkomstig is.
Volkswagen Caddy
De verklaringen van [verdachte 1], afgelegd ten overstaan van politieambtenaren en ter terechtzitting van deze rechtbank van 19 april 2012, houden in dat hij de Volkswagen Caddy met Belgisch kenteken [kenteken] in het jaar 2009 gedurende een aantal maanden in gebruik heeft gehad, dat hij deze auto aanvankelijk van [persoon 7] had geleend voor een bedrag van € 450,-- en hem later van [persoon 7] huurde en daarvoor twee keer € 225,-- heeft betaald. Deze verklaring vindt steun in andere bewijsmiddelen die erop wijzen dat de auto door de Belgische vennootschap [bedrijf 1], waarvan [persoon 7] eigenaar was, werd geleased en dat [persoon 7] de auto aan [verdachte 5] in gebruik had gegeven. Voorts zijn er bewijsmiddelen waaruit blijkt dat [verdachte 5] maandelijks een bedrag betaalde voor het gebruik van de auto.
Uit het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank vastgesteld dat [verdachte 1] in 2008 en 2009 een uitkering uit vroegere arbeid van € 15.668,-- heeft ontvangen en geen spaartegoeden van enige omvang bezat68. Nadien heeft [verdachte 1] tot zijn aanhouding op 8 februari 2011 samen met zijn levenspartner [persoon 2] en haar dochter geleefd van de uitkering van [persoon 2] van ongeveer € 1.200,-- per maand en van € 500,-- `a € 600,-- per maand aan inkomsten die hij verwierf door te bemiddelen bij de aan- en verkoop van auto's. [verdachte 1] en [persoon 2] waren niet gehuwd noch geregistreerde partners.69 Van verdere inkomsten en/of vermogen is uit het onderzoek niet gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat de uitgaven van eenmaal € 450,-- en twee maal € 225,-- voor de Volkswagen Caddy geen ongebruikelijke, bovenmatige uitgaven zijn geweest in relatie tot de legale inkomsten van [verdachte 1] in 2009 en acht om die reden niet bewezen dat [verdachte 1] geld voor de Volkswagen Caddy heeft aangewend dat uit enig misdrijf afkomstig was.
Range Rover en Volkswagen Golf GTD
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de auto van het merk Range Rover, kenteken [kenteken], in januari 2010 is gekocht door [verdachte 1] voor een bedrag van € 16.942,15 exclusief BTW en dat [verdachte 1] deze auto in gebruik heeft gehad. Het kenteken van de Range Rover is op naam gezet van [bedrijf 2]BA, een door [verdachte 5] gekochte vennootschap.
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat de Range Rover door [verdachte 1] is betaald met geld dat zijn levenspartner had verkregen uit de verkoop van haar kampeerwagen. Dit verweer strookt niet met de verklaring van [verdachte 1]. Deze heeft ter terechtzitting van 19 april 2012 op de vraag hoe hij deze auto heeft gefinancierd verklaard:
"Ik kwam [persoon 7] tegen bij een eettentje in Breda en hij had een Mercedes Benz AMG bij zich en wilde deze verkopen. Hij moest er € 40.000,-- voor hebben. Toen is hij zaken gaan doen en toen liet hij de auto achter voor € 20.000,-- Van die Mercedes heb ik iets overgehouden en daarvan heb ik de Range Rover met een kapotte motor gekocht."
Deze ter terechtzitting afgelegde verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige D.P. [persoon 7], afgelegd ten overstaan van politieambtenaren70. Deze verklaring houdt in dat [persoon 7] een Mercedes Benz E63 AMG had gekocht voor € 50.000,-- en dat [verdachte 1] deze auto wilde kopen voor € 40.000,--. [verdachte 1] heeft in Breda € 20.000,-- contant aan [persoon 7] betaald maar de resterende € 20.000,-- is hij verschuldigd gebleven. Gelet hierop is de verklaring van [verdachte 1] niet onaannemelijk.
Van witwassen is ook sprake ten aanzien van gelden en andere voorwerpen die niet direct maar indirect van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank heeft onderzocht of de € 20.000,-- waarmee [verdachte 1] de Mercedes Benz heeft gekocht van misdrijf afkomstig was. Immers zou daarvan het gevolg zijn dat bij het te gelde maken van die Mercedes Benz en het vervolgens met de verkoopopbrengst kopen van de Range Rover, die Range Rover van misdrijf afkomstig blijft.
Uit geen van de bewijsmiddelen blijkt wanneer [verdachte 1] de Mercedes Benz van [persoon 7] heeft gekocht. Derhalve valt niet uit te sluiten dat deze is gekocht vóórdat een van de gronddelicten (de in deze zaak bewezen verklaarde Opiumwetdelicten) was begaan. Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen blijkt niet dat de Mercedes uit enig misdrijf afkomstig was.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat niet is bewezen dat de Range Rover is aangeschaft met geld dat uit enig misdrijf afkomstig is.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de Volkswagen Golf GTD door [verdachte 1] is gekocht en dat hij daarop de Range Rover heeft ingeruild. [verdachte 5] heeft bij de koop bemiddeld. [verdachte 6] heeft een aantal maanden later bemiddeld bij de verkoop ervan.
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting van 19 april 2012 verklaard dat hij bij de inruil van de Range Rover op de Volkswagen Golf niets heeft bijbetaald. Hoewel in een opgenomen telefoongesprek is te horen dat de leverancier van de Volkswagen Golf aanvankelijk heeft berekend dat [verdachte 1] bij de inruil nog € 4.974 moet bijbetalen, ondersteunt een later opgenomen telefoongesprek van 16 september 201071 de verklaring van [verdachte 1]. De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat de Volkswagen Golf is aangeschaft met geld dat uit enig misdrijf afkomstig is.
Camper Fiat, kenteken [kenteken]
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat het kenteken [kenteken] van 1 juli 2008 tot 13 januari 2010 op naam stond van [persoon 8]. Deze [persoon 8] heeft verklaard dat zij op verzoek van [persoon 2], de levenspartner van [verdachte 1], in 2008 een camper op haar naam heeft gesteld. Voor de tenaamstelling was [persoon 8] samen met [persoon 2] naar het postkantoor gegaan. [persoon 8] sloot voor de camper een verzekering af en [persoon 2] betaalde het bedrag voor de verzekering en de houderschapsbelasting contant aan [persoon 8]. [persoon 2] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat ze in 2008 een camper heeft gekocht die ze financierde met de verkoopopbrengst van haar woonboot en speedboot en met een ontvangen vergoeding voor letselschade. Ze heeft de camper op naam van een vriendin gezet omdat de relatie met [verdachte 1] niet goed liep en zij iets achter de hand wilde hebben.
Er zijn geen bewijsmiddelen voorhanden die erop wijzen dat [verdachte 1] de camper geheel of gedeeltelijk heeft betaald. De verklaring van de verkoper, inhoudende dat toen hij de camper op 1 juli 2008 verkocht "men met drie mannen was, woonwagentypes en vermoedelijk Brabanders", acht de rechtbank daarvoor niet redengevend. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in juli 2008 diverse apparatuur in de camper is geïnstalleerd voor een bedrag van € 5.107,--, welk bedrag contant is betaald, maar de bewijsmiddelen houden niet in dat deze betaling door [verdachte 1] is verricht. Hetzelfde geldt voor de betaling van de stallingskosten.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande niet bewezen dat [verdachte 1] geld voor de aanschaf en de inrichting van de camper heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen of heeft omgezet en evenmin dat [verdachte 1] verbergende of verhullende gedragingen als bedoeld in art. 420 bis/ter Sr heeft verricht ten aanzien van deze auto. De omstandigheid dat de offerte ("planbevestiging") voor de installatie van apparatuur "[verdachte], [adres], [woonplaats]" vermeldde en dat de huurovereenkomst voor het stallen van een camper als huurder "[verdachte], [adres], [woonplaats]" vermeldde, leidt niet tot een ander oordeel, omdat [verdachte 1] en [persoon 2] destijds op dat adres samenwoonden.
Ford Ka's
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [verdachte 1] in maart 2010 met zijn drie zussen, zijn nichtje en zijn levenspartner [persoon 2] een garagebedrijf heeft bezocht. Het gezelschap wilde vijf Ford Ka's kopen, bestemd voor de vrouwen onder hen. [verdachte 1] heeft onderhandeld over de prijs. De koopovereenkomst en het kenteken van vier van de vijf Ford Ka's werd op naam gesteld van de zussen en het nichtje. De koopovereenkomst van de vijfde Ford Ka werd op naam van [verdachte 8] gesteld en het kenteken op naam van [naam]. Van iedere auto werd een afzonderlijke factuur opgemaakt, bij twee van de auto's was sprake van inruil. De Ford Ka's zijn alle contant betaald, op verschillende data. Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen is niet gebleken dat de betalingen werden verricht door [verdachte 1] of [verdachte 6] noch door [verdachte 7] of [verdachte 8]. De bewijsmiddelen bevatten aanwijzingen dat de auto's zijn betaald met geld dat afkomstig is van [verdachte 6] maar evenzeer dat ze zijn betaald met geld dat de overleden echtgenote van [verdachte 6] aan haar kinderen had geschonken. De rechtbank komt tot de conclusie dat niet is bewezen dat de Ford Ka's zijn betaald met geld dat van enig misdrijf afkomstig is.
Motor/bromfietsen
De bewijsmiddelen houden in dat [verdachte 1] de bromfietsscooter Aprilia met kenteken
[kenteken] op 13 december 2007 heeft gekocht. De rechtbank constateert dat geen van de bewezen verklaarde Opiumwetdelicten heeft plaatsgevonden vóór 1 september 2009. Voorts bevatten de bewijsmiddelen geen informatie over de inkomsten en/of het vermogen dat [verdachte 1] in de jaren vóór 2008 heeft gehad. Aldus is er geen bewijs dat de bromfietsscooter Aprilia met kenteken [kenteken] is aangeschaft met geld dat afkomstig was uit enig misdrijf.
Met inruil van de hiervoor genoemde bromfietsscooter Aprilia en contante bijbetaling van
€ 1.700,-- heeft [verdachte 1] op 9 juli 2009 twee bromfietsscooters van het merk Sym, type MIO gekocht. [verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat de € 1.700,-- afkomstig was van [verdachte 8] en van zijn zussen. Er zijn geen bewijsmiddelen die dit weerleggen. De rechtbank acht de verklaring van [verdachte 1] niet onaannemelijk, mede gelet op de omstandigheid dat boven de factuur de naam "[verdachte8]" is gesteld en de kentekens op naam staan van [verdachte 8] en [zus verdachte]. De rechtbank acht niet bewezen dat uit enig misdrijf afkomstig geld is aangewend voor de bromfietsscooters Sym, type MIO.
Op 16 oktober 2010 heeft [verdachte 1] de motorfiets Aprilia, type Scarabeo, met kenteken
[kenteken] gekocht door middel van inruil van de hiervoor genoemde bromfietsscooters Sym, type MIO en contante bijbetaling van € 1.750,--. 72
De rechtbank verwijst voor de legale inkomens- en vermogenssituatie van [verdachte 1] naar de bewijsmiddelen en -overweging zoals opgenomen ten aanzien van het witwassen van
€ 3.100,--.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde uitgave van € 1.750,-- in redelijkheid niet past bij het legaal verworven inkomen en vermogen van [verdachte 1] in 2010 en dat een dergelijke uitgave in relatie tot dat legaal verworven inkomen en vermogen ongebruikelijk en bovenmatig is. Nu voorts ten aanzien van verdachte omvangrijke handel in amfetamine vanaf 1 september 2009 bewezen is verklaard, acht de rechtbank bewezen dat de motorfiets Aprilia, type Scarabeo, met kenteken [kenteken] is aangeschaft met geld dat uit enig misdrijf afkomstig is.
Conclusie witwassen
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte € 3.100,-- heeft witgewassen als mede dat hij geld heeft witgewassen voor de aanschaf van de Porsche Cayenne en de motorfiets Aprilia, type Scarabeo met kenteken [kenteken] en dat hij aldus van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 29 januari 2010 te Goirle, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd ongeveer 1 kilogram,
van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
2.
op 18 november 2010 te Eindhoven en Breda en elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd ongeveer 44 kilogram,
van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
4.
in de periode van 26 augustus 2010 tot en met 9 december 2010 te Oss en/of Eindhoven
en/of Breda en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten:
- op 2 november 2010 een hoeveelheid van 12 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
- op 17 november 2010 een hoeveelheid van 44 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
en
- op 9 december 2010 een hoeveelheid van 12 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
5.
in de periode van 1 september 2009 tot en met 8 februari 2011 te Oss en Eindhoven en elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte en [verdachte 5] en [verdachte 6] en [verdachte 7] en [verdachte 8],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van
-misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid van de Opiumwet, te
weten het bereiden en bewerken en verkopen en afleveren en vervoeren en aanwezig hebben
van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
-misdrijven als bedoeld in artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet, te weten
het plegen van voorbereidingshandelingen zoals bedoeld in laatstgenoemd
artikel;
6.
in de periode van 1 september 2009 tot en met 8 februari 2011
te Oss en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
- een hoeveelheid geld ten bedrage van 3.100 euro,
en
geld ten behoeve van de aanschaf en betaling van:
- een voertuig, te weten een Porsche Cayenne, kenteken [kenteken]
en
een motorfiets, merk Aprilia, type Scarabeo (VR), kenteken [kenteken]
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en heeft
omgezet terwijl hij en/of zijn mededader (telkens) wist(en) dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, zulks terwijl hij, verdachte van het plegen van voormeld(e) feit(en) een gewoonte heeft gemaakt
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de inhoud van het eerder vermelde pleidooi, is namens verdachte geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de persoon van de verdachte, zoals een en ander ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode, in georganiseerd verband, bij herhaling schuldig gemaakt aan handel in amfetamine. Daarbij ging het om grote hoeveelheden. Alleen aan [verdachte 2] al is ongeveer 88 kilogram geleverd. Harddrugs als de onderhavige leveren grote gevaren voor de gezondheid van gebruikers op, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Verdachte heeft geen oog gehad voor de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen. Hem ging het alleen maar om het geld dat met de drugshandel kon worden verdiend.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij een zeer wezenlijke rol heeft gespeeld bij de bewezen verklaarde feiten. Uit de telefoongesprekken en ook uit verklaringen van medeverdachten blijkt dat verdachte steeds de (mede-)initiator was van de productie, verkoop en aflevering van de drugs en dat hij daarbij andere personen inschakelde om hand- en spandiensten voor hem te verrichten.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van witwassen. Het met drugshandel verdiende geld werd besteed aan luxe goederen. Verdachte heeft door zo te handelen inbreuk gemaakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer.
Bovendien heeft verdachte meerdere veroordelingen, onder meer tot langdurige gevangenisstraf, ter zake delicten vermeld in de Opiumwet alsook terzake artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Deze veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden wederom ernstige Opiumwet-delicten te plegen.
Dit alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming.
Afschrikking (generale preventie) maakt dat rechtbanken voor drugsdelicten hoge straffen opleggen.
De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf nu de gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezenverklaarde, ondanks het feit dat de rechtbank vrijspreekt van een aantal ten laste gelegde (deel)feiten.
Gelet op de grote hoeveelheden harddrugs die door verdachte zijn verhandeld, de schade die daardoor aan de samenleving wordt toegebracht en de grote bedragen die met de handel worden verdiend, kan de rechtbank niet anders dan een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen. Zijn persoonlijke belangen wegen niet op tegen de ernst van de gepleegde misdrijven.
Op grond van het voorafgaande zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van negen (9) jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Beslag.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het beslag het volgende gevorderd:
- verbeurdverklaring van de nummers 48, 46, 47, 48a, 50, 51, 53, 55, 66, 69, 71, 72, 201 en 235.
- onttrekking aan het verkeer van nummer 58;
- teruggave van de nummers 52, 54, 56 en 57 aan verdachte;
- teruggave van de nummers 59, 60a t/m 60j5, 60, 65 en 68 aan [zus verdachte].
Volgens de officier van justitie kan ten aanzien van de overige in beslag genomen goederen pas een beslissing worden genomen na afsluiting van de nog aanhangige ontnemingszaak.
Over het beslag merkt de verdediging op dat men alle inbeslaggenomen goederen retour wenst te zien, behalve de goederen waarvan het strafbaar is deze in het bezit te hebben.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte dan wel de hierna genoemde rechthebbende nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Met betrekking tot de telefoontoestellen/Ipad overweegt de rechtbank nog dat de gronden als vermeld in artikel 33a Sr door de officier van justitie niet zijn aangetoond. Datzelfde geldt voor de Peugeot Partner en bijbehorend kentekenbewijs.
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag, groot € 3.100,- (nummer 48) vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting dit een voorwerp betreft dat ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde en het een voorwerp is met betrekking tot welke het witwas-feit is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de bij [bedrijf] in Oss aangetroffen vacuümmachine (nummer 201) vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting dit een voorwerp betreft dat aan verdachte toebehoort of dat hij ten eigen bate kan aanwenden en met behulp waarvan de feiten zijn begaan. Op de machine zijn amfetamineresten vastgesteld door het NFI en de rechtbank stelt op grond daarvan vast dat deze machine is gebruikt bij de verpakking van deze harddrug.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan het verkeer onttrokken dient te worden verklaard, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting dit voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane misdrijven is aangetroffen, terwijl dit voorwerp toebehoort aan verdachte en kan dienen tot de belemmering van de opsporing van de opsporing van soortgelijke feiten, en dit van
zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57, 91, 420bis, 420ter;
Opiumwet art. 2, 10, 10a, 11a.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder feit 3 en onder 4, eerste en derde gedachtenstreepje ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
T.a.v. feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
T.a.v. feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 5:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid en 10a, eerste lid van de Opiumwet
T.a.v. feit 6:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken
Zij verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Zij legt op de volgende straffen en de maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 4, feit 5, feit 6:
Een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank gelast de teruggave van de inbeslaggenomen goederen, te weten: de goederen zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen met de nummers 48a, 52, 50, 51, 53, 54, 55, 56, 57, 66 en 69 aan verdachte.
Zij gelast de teruggave van de inbeslaggenomen goederen, te weten de goederen zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen met de nummers 59, 60a t/m 60j5, 60, 65 en 68 aan de rechthebbende [zus verdachte].
Zij gelast de teruggave van de inbeslaggenomen goederen, te weten de goederen zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen met de nummers 46, 47, 71, 72 en 235 aan de rechthebbende.
De rechtbank verklaart verbeurd de inbeslaggenomen goederen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde voorwerpen met de nummers 48 en 201.
Zij onttrekt aan het verkeer het inbeslaggenomen goed, te weten het op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde voorwerp met nummer 58.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. J.G. Vos, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs en mr. C.A.M. Cox-Wentholt, griffiers,
en is uitgesproken op 14 juni 2012.
1 Ongenummerd Proces-verbaal van [verbalisant 1] d.d. 10 april 2012, verspreid als bijlage bij het proces-verbaal van [verbalisant 2], nr. 29-815 760 d.d. 6 april 2012, waarin [verbalisant 2] aangeeft dat hij de vragen van de raadsman heeft doorgeleid aan [verbalisant 1].
2 Zie ook proces-verbaal OvJ d.d. 19 april 2012 en proces-verbaal d.d. 20 december 2011 van [verbalisant 2], opgenomen als bijlage 31 in de op 29 december 2011 verspreide ordners "Onderzoeksvragen advocatuur"
3 Zie noot 1, pv OvJ, p. 1 (bovenaan)
4 Proces-verbaal raadsheer-commissaris d.d. 14 mei 2012 p. 1 en 2
5 Proces-verbaal raadsheer-commissaris d.d. 21 mei 2012 p. 2
6 Proces-verbaal officier van justitie d.d. 19 april 2012, p. 1, zie ook noot 22
7 Proces-verbaal [verbalisant 2] d.d. 17 april 2012 printlijst pag. 42
8 Proces-verbaal N.J. [verbalisant 7] d.d. 8 mei 2012, bijlage printlijsten pagina's 1 en 2
9 Proces-verbaal officier van justitie d.d. 19 april 2012, p. 1 en 2.
10 Proces-verbaal [verbalisant 2] d.d. 29 februari 2012.
11 Voor de leesbaarheid geeft de rechtbank telkens alleen de laatste 4 cijfers van het betreffende
telefoonnummer weer.
12 Bob-dossier [verdachte 7] p. 0007, p 0044 en 0051 en 0053 (combi vordering medewerking)
13 Bob-dossier [verdachte 3] p. 002 (machtiging RC), p.0004 (bevel OvJ) en p. 0006 (combi vordering medewerking)
14 Bob-dossier [verdachte 5] p. 854, p. 866 p. 875, p. 878 , p. 913 (machtigingen RC, incl. 1x verlenging), p. 856, p. 868, p. 880, p. 915, (bevelen OvJ) en p. 858, p. 870, p. 876 p. 882 en p. 917 (combi vorderingen medewerking)
15 Bob-dossier [verdachte 2] p. 0002/0003
16 Zie noot 7
17 Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 5][verbalisant 7] d.d. 8 mei 2012, zie bijlage p. 42: de stealth sms-berichten zijn te zien tussen 16.51 uur en 17.30 uur, frequentie 1 x per 5 minuten.
18 Bob dossier [verdachte 7], p. 1 en 2
19 Bob dossier [verdachte 5] p. 0001 tot en met 0008
20 Proces-verbaal Productie en Opslag drugs p. 24 e.v.
21 Proces-verbaal Handel met [verdachte 2], p. 31, geeft aan dat het de Alfa Romeo van [verdachte 5] betreft, kenteken [kenteken]. Zie ook paragraaf 11 van Dossier "onderzoeksvragen advocatuur, twee mappen, eerste map, onderdeel 11, een niet ondertekend geschrift, kennelijk afkomstig van verbalisant nummer 28, brigadier van politie Brabant-Noord, van wie door [persoon 9], inspecteur van politie en (plv.) teamchef van Team observatie en technische ondersteuning wordt verklaard (op de hierna te noemen vindplaats bij noot 4) dat "verbalisant 28" een bevoegd opsporingsambtenaar is. In dit geschrift wordt vermeld dat deze verbalisant 28 in de auto met kenteken [kenteken] (o.a.) component COv033 heeft geplaatst, aangesloten, gecontroleerd op goede werking en fysiek beveiligd.
22 (o.a.) Bob-dossier [verdachte 1], vanaf 2 juli 2010 omvat de RC-machtiging 126l Sv tevens woning [verdachte 6] zie p 38 en 39, verlengingen p. 41/42, p. 44, p. 47/48, p. 49/50, p. 51/52, p 53/54
23 Dossier "onderzoeksvragen advocatuur, twee mappen, tweede map, onderdeel 25, ambtsedig proces-verbaal van verbalisant nummer 28, brigadier van politie Brabant Noord, van wie door [persoon 9], inspecteur van politie en (plv.) teamchef van Team observatie en technische ondersteuning, wordt verklaard dat verbalisant 28 een bevoegd opsporingsambtenaar is.
24 Proces-verbaal Productie en Opslag drugs p. 165
25 Zie p. 2 van het in noot 4 genoemd proces-verbaal
26 (overzichts-proces-verbaal "Handel met [verdachte 2]" pagina's 27 en verder
27 P. 96 pv dossier "Handel met [verdachte 2]"
28P. 97 pv dossier "Handel met [verdachte 2]"
29 proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 17 april 2012, p. 42 en 43, omstreeks 22.10 uur en later is er geen sms-verkeer vastgesteld tussen 7195 en 7096, wel een uur eerder.
30 Bijlage 11 van de map "onderzoeksvragen advocatuur", betreft een niet ondertekend geschrift van een persoon aangeduid als verbalisant 28. In een aanvullend proces-verbaal bij bijlage 25 verklaart [persoon 9] dat verbalisant 28 een bevoegd opsporingsamnbtenaar is.
31 Bijlage 6 bij delict proces-verbaal 29-551497 , p. 99 en verder. , zie met name p. 103
32 Bijlage 6 bij delict proces-verbaal 29-551497 , p. 122 e.v. , zie met name p. 124
33 Bijlage 6 bij delict proces-verbaal 29-551497 , p 117
34 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld het ambtsedig proces-verbaal met nr. 29-425532, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7], met 24 bijlagen en bestaande uit 258 doorgenummerde pagina's.
35 Proces-verbaal van aanhouding (bijlage 8), p. 59 en proces-verbaal KLPD (bijlage 10), p. 65
36 Proces-verbaal KLPD (bijlage 10), p. 65
37 NFI-rapport van 25 januari 2011 (bijlage 11), p. 76
38 Delictproces-verbaal p. 21, laatste alinea
39 Proces-verbaal KLPD (bijlage 20), p. 142 en 155-156
40 Proces-verbaal van bevindingen stemherkenning (bijlage 22), p. 224-225
41 Verbatim OVC woning [verdachte 6] (bijlage 2), p. 35
42 Delictproces-verbaal p. 4, m.u.v. de schuingedrukte tekst
43 Delictproces-verbaal p. 5, m.u.v. de schuingedrukte tekst
44 Delict-procesverbaal p. 6, m.u.v. de schuingedrukte tekst
45 Proces-verbaal plaatsbepalinggegevens (bijlage 3), p. 42-43
46 Verbatim OVC woning [verdachte 6] (bijlage 2), p. 31
47 Proces-verbaal van bevindingen stemherkenning (bijlage 5), p. 54-55
48 Delictproces-verbaal p. 8, alinea's 6 t/m 9
49 Proces-verbaal uitkijken camerabeelden (bijlage 4), p. 53
50 Verbatim OVC woning [verdachte 6] (bijlage 2), p. 33
51 Proces-verbaal uitkijken camerabeelden (bijlage 4), p. 53
52 Proces-verbaal uitkijken camerabeelden (bijlage 4), p. 56-57
53 Proces-verbaal plaatsbepalinggegevens (bijlage 3), p. 43
54 Verbatim OVC woning [verdachte 6] (bijlage 2), p. 34
55 Verbatim OVC woning [verdachte 6] (bijlage 2), p. 35
56 Delictproces-verbaal "Witwassen 3100 euro" met nummer 29-613240, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met 2 bijlagen en bestaande uit 13 doorgenummerde pagina's
57 Aanvullend proces-verbaal met nummer 29-613869 bij het persoonsdossier van verdachte [verdachte 1] met nummer 29-526353, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met als bijlage "Financiën betreffende verdachte [verdachte 1]", met 3 doorgenummerde pagina's, p. 3.
58 Delictproces-verbaal "Witwassen c.q. opzetheling 5 Ford Ka's" met nummer 29-612941, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met 25 bijlagen en bestaande uit 205 doorgenummerde pagina's, proces-verbaal van verhoor [verdachte 1] (bijlage 24), p. 192-195
59 Delictproces-verbaal "Productie en op slag drugs" met nummer 29-255486, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 6], met 52 bijlagen en bestaande uit 889 doorgenummerde pagina's, bijlage 2, p. 176-177
60 Delictproces-verbaal "Witwassen Porsche Cayenne" met nummer 29-612942, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met 13 bijlagen en bestaande uit 117 doorgenummerde pagina's, proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] (bijlage 8), p. 97-98
61 Idem, proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 5] (bijlage 7), p. 90
62 Idem, delictproces-verbaal p. 14
63 Idem, proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 5] (bijlage 7), p. 89
64 Idem, proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 4] (bijlage 10), p. 102
65 Delictproces-verbaal "Witwassen Porsche Cayenne" met nummer 29-612942, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met 13 bijlagen en bestaande uit 117 doorgenummerde pagina's, p. 33, 35, 36, 37 en 39
66 Aanvullend proces-verbaal met nummer 29-613871 bij het persoonsdossier van verdachte [verdachte 6] met nummer 29-525970, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met als bijlage "Financiën betreffende verdachte [verdachte 6]", met 3 doorgenummerde pagina's, p. 3.
67 Delictproces-verbaal "Witwassen c.q. opzetheling vijf Ford Ka's" met nummer 29-612941, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met 25 bijlagen en bestaande uit 205 doorgenummerde pagina's, proces-verbaal verhoor [verdachte 6] (bijlage 20), p.166 en 168
68 Aanvullend proces-verbaal met nummer 29-613869 bij het persoonsdossier van verdachte [verdachte 1] met nummer 29-526353, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met als bijlage "Financiën betreffende verdachte [verdachte 1]", met 3 doorgenummerde pagina's, p. 3.
69 Delictproces-verbaal "Witwassen c.q. opzetheling 5 Ford Ka's" met nummer 29-612941, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met 25 bijlagen en bestaande uit 205 doorgenummerde pagina's, proces-verbaal van verhoor [verdachte 1] (bijlage 24), p. 192-195
70 Delictproces-verbaal "Witwassen Mercedes Benz E63 AMG" met nummer 29-616616, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met 4 bijlagen en bestaande uit 20 doorgenummerde pagina's, proces-verbaal van verhoor getuige [persoon 7], p. 9
71 Delictproces-verbaal "Volkswagen Golf" met nummer 29-616624, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met 18 bijlagen en bestaande uit 271 doorgenummerde pagina's, p. 69: uit het gesprek (tussen [persoon 10] en een medewerker van [autobedrijf] te Son) komt naar voren dat er twee facturen moeten komen die bijna evenveel zijn en dat [verdachte 1] dan niks meer hoeft te betalen.
72 Delictproces-verbaal "Witwassen motor/bromfietsen" met nummer 29-613234, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9], met 12 bijlagen en bestaande uit 80 doorgenummerde pagina's, proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] (bijlage 8), p. 45-46 en de daarbij behorende bijlage 1, p. 49
41
Parketnummer: 01/889088-09
[verdachte 1]