ECLI:NL:RBSHE:2012:BW8418

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/045260-98
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 15 juni 2012 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot hervatting van de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1971 en thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Grave. De rechtbank heeft eerder, op 25 augustus 2008, bepaald dat de verpleging voorwaardelijk was beëindigd, met voorwaarden waaronder het naleven van afspraken met de GGZ-instelling en het gebruik van medicatie. De officier van justitie heeft op 11 mei 2012 een vordering ingediend om de verpleging te hervatten, omdat de terbeschikkinggestelde zich niet aan de voorwaarden hield, met name het innemen van medicatie.

Tijdens de zitting op 1 juni 2012 is gebleken dat de terbeschikkinggestelde sinds 17 april 2012 zijn medicatie niet meer innam en dat hij zich onttrok aan het toezicht van de reclassering. Dit leidde tot een hoog recidiverisico, zoals aangegeven in een adviesrapport van 25 april 2012. De rechtbank heeft ook gekeken naar eerdere rapportages van de forensisch psycholoog en het gerechtshof te Arnhem, die het recidiverisico als hoog inschatten indien de terbeschikkinggestelde stopt met medicatie en begeleiding.

De rechtbank heeft de getuige-deskundige van de reclassering gehoord, die twijfels uitsprak over de bereidheid van de terbeschikkinggestelde om medicatie te gebruiken. Desondanks heeft de rechtbank geconcludeerd dat er voldoende waarborgen zijn dat de terbeschikkinggestelde zijn medicatie zal innemen en de voorwaarden zal naleven. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen, met de overweging dat de terbeschikkinggestelde kan worden geplaatst in een reguliere psychiatrische setting onder begeleiding van de reclassering. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee leden van de rechtbank, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/045260-98
Uitspraakdatum: 15 juni 2012
Beslissing op de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege
Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Grave.
Het onderzoek van de zaak.
De vordering van de officier van justitie van 11 mei 2012 strekt tot hervatting van de verpleging van overheidswege van dhr. [terbeschikkinggestelde] (hierna: [terbeschikkinggestelde] of de terbeschikkinggestelde).
Bij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 1 juni 1999 onder bovengenoemd parketnummer is gelast dat [terbeschikkinggestelde] voornoemd ter beschikking zal worden gesteld en is bevolen dat deze van overheidswege zal worden verpleegd.
Bij beschikking van 24 augustus 2011 van deze rechtbank is de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd. Tegen deze beslissing is beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Het gerechtshof te Arnhem heeft bij tussenbeslissing van 24 mei 2012 het onderzoek in hoger beroep geschorst tot 18 juni 2012.
Bij beschikking van deze rechtbank van 25 augustus 2008 is bepaald dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd.
Bij beschikking van 30 december 2009 van deze rechtbank is de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege verlengd en daarbij zijn de volgende voorwaarden gesteld:
- de terbeschikkinggestelde houdt zich aan de afspraken met en voorwaarden van de GGZ-instelling waar hij geplaatst wordt;
- de terbeschikkinggestelde houdt zich aan de voorwaarden en aanwijzingen van de reclassering, daaronder begrepen het innemen van medicatie en het laten controleren daarvan en het zich onthouden van middelengebruik (inclusief controlemogelijkheid);
- de terbeschikkinggestelde zal geen strafbare feiten plegen;
- de terbeschikkinggestelde zal niet van adres veranderen zonder toestemming van de reclassering.
De vordering van de officier van justitie van 11 mei 2012 tot hervatting van de verpleging is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juni 2012. Hierbij zijn de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, zijn raadsvrouwe en (naam reclasseringsmedewerkster), reclasseringsmedewerkster bij de Reclassering Nederland, Regio Rotterdam-Dordrecht, gehoord.
De rechtbank heeft gezien:
- een adviesrapport van (reclasseringswerkster) voornoemd en (reclasseringswerkster), unitwerker bij genoemde reclasseringsinstelling, gedateerd 25 april 2012;
- een voortgangsverslag TBS van (reclasseringswerksters), voornoemd, gedateerd 9 mei 2012;
- de tussenbeslissing van het gerechtshof te Arnhem, gedateerd 12 december 2011;
- de tussenbeslissing van het gerechtshof te Arnhem, gedateerd 24 mei 2012,
welke twee beslissingen zijn overgelegd door de raadsvrouwe van [terbeschikkinggestelde] ter zitting van 1 juni 2012.
De beoordeling.
Uit het onderzoek in raadkamer is gebleken dat de ter beschikking gestelde de bovengenoemde bijzondere voorwaarde, inhoudende dat hij medicatie zal innemen, niet heeft nageleefd. Uit het adviesrapport van 25 april 2012 voornoemd blijkt dat [terbeschikkinggestelde] op het laatst op 17 april 2012 zijn medicatie heeft ingenomen.
[terbeschikkinggestelde] weigerde daarna elk contact met zijn begeleiders en bleef bij zijn weigering om medicatie in te nemen. [terbeschikkinggestelde] heeft zich daarmee onttrokken aan het toezicht van de reclassering. Volgens het adviesrapport is er sprake van een hoog recidiverisico omdat [terbeschikkinggestelde] niet te bereiken of te begeleiden is.
Het adviesrapport van 25 april 2012 houdt onder meer in:
"Betrokkene heeft op dinsdag 17 april 2012 voor het laatst zijn medicatie ingenomen. Het betreft een anti psychoticum (Semap), wat hij tweemaal per week onder toezicht van een begeleider innam. Daarnaast had hij Tremblex, medicatie tegen bijwerkingen in eigen beheer; dit nam hij dagelijks in. Dinsdag 17 april 2012 weigerde hij medicatie in te nemen en uitte hij bedreigingen naar zijn persoonlijke begeleider. Op woensdag 25 april 2012 was er een gesprek tussen betrokkene, zijn behandelaar de heer Kik van het Delta Psychiatrisch Centrum (Delta PC) en de reclasseringswerker. Na overleg met de psychiater bij het NIFP is het advies gegeven aan de teamleider van de RIBW 'De Lichtboei' om betrokkene uit de luwte te houden en morgen met hem in gesprek te gaan. Echter, vanwege de bedreigingen die betrokkene had gedaan naar het personeel, waar aangifte van wordt gedaan is er door de teamleider besloten dat hij voor
een time Out naar het Delta PC moet.
Wij beschouwen dit incident als een hoog risico zaak. Zoals hierboven blijkt uit de risicotaxatie is er een groot risico op recidive wanneer hij zijn medicatie niet inneemt. Dit is zeer zorgelijk vanwege ernstige decompensatie, wat weer tot delictgedrag kan leiden. Mogelijk in combinatie met drugsgebruik, wat een extra risico met zich mee kan brengen. De zorgen worden gevoed door het feit dat betrokkene zijn laatste medicatie niet is komen ophalen en dus niet heeft ingenomen. Daarnaast worden de zorgen extra versterkt doordat betrokkene bekend is met het gebruik van drugs (er is in het verleden immers afgesproken dat dit gedoogd wordt). Ook is er nu sprake van een gebrekkige dagbesteding.
Kortom, alle risicofactoren zijn op dit moment aanwezig. Op basis hiervan zijn de verwachtingen dat er sprake is van een hoge kans op (ernstige) recidive."
In de beschikking van 24 augustus 2011 heeft de rechtbank zich onder meer verenigd met het advies van de forensisch psycholoog, die omtrent [terbeschikkinggestelde] heeft gerapporteerd op 18 mei 2011 en daartoe overwogen:
"Het recidiverisico bij voortduren van de TBS, met de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, waarbij er voldoende externe structuur en begeleiding geboden wordt, wordt als laag geschat. Bij wegvallen van de TBS wordt het recidiverisico op gewelddadig gedrag als hoog geschat, als betrokkene stopt met medicatie. Dit gevaar is reëel, gezien het feit dat betrokkene geen ziekte-inzicht heeft. Het is dan van belang dat de gunstige ontwikkeling van betrokkene in het komende jaar de kans krijgt in het kader van de terbeschikkingstelling, met de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, om zich verder te ontwikkelen tot een echt stabiele en veilige situatie."
Het gerechtshof te Arnhem heeft in haar tussenbeslissing van 12 december 2011 overwogen:
"Het recidiverisico wordt hoog ingeschat indien de terbeschikkinggestelde stopt met medicatie en de hem geboden begeleiding en structuur zouden wegvallen.
De terbeschikkinggestelde is -gezien het ontbreken van ziekte inzicht - blijvend aangewezen op begeleiding en toezicht op zijn medicatiegebruik en zijn psychische conditie. Zowel de psychiater als de psycholoog adviseert om op het moment dat het einde van de tbs-maatregel in zicht komt betrokkene over te dragen aan de GGZ en het tbs-kader te vervangen door een BOPZ-maatregel. De terbeschikkinggestelde moet vooral als een psychiatrisch patiënt worden gezien. Gelet op voornoemde rapportages en het onderzoek ter zitting van 28 november 2011is het hof van oordeel dat het recidivegevaar op een andere wijze dan in het kader van de tbs maatregel adequaat kan worden ingeperkt. Het hof zal de advocaat-generaal in de gelegenheid stellen om de kliniek waar betrokkene in het kader van de
terbeschikkingstelling laatstelijk verbleef (FPC De Kijvelanden te Rotterdam) een
(voorwaardelijke) rechterlijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ aan te laten
vragen. In verband hiermee zal het hof het onderzoek in deze zaak schorsen...".
Ter zitting van 1 juni 2012 heeft de getuige-deskundige de reclasseringsmedewerkster bij de Reclassering Nederland, Regio Rotterdam-Dordrecht, het standpunt van de reclassering zoals verwoord in het eerdergenoemde advies van 25 april 2012 toegelicht. Zij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij er geen vertrouwen in heeft dat [terbeschikkinggestelde] weer medicatie gaat gebruiken, gelet op haar ervaringen met [terbeschikkinggestelde], die weerstand blijft houden tegen medicatie. Volgens de getuige-deskundige zou een plaatsing van [terbeschikkinggestelde] met een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ het meest geëigend zijn. [terbeschikkinggestelde] mag terugkeren naar RIBW "De lichtboei" waar hij een time-out had. [terbeschikkinggestelde] is bekend bij het Delta Psychiatrisch Centrum.
De reclassering was al bezig om hem in de reguliere psychiatrie te plaatsen.
[terbeschikkinggestelde] heeft erkent dat dit misschien een optie is. Het kader voor een plaatsing in het kader van de Wet BOPZ is geregeld. [terbeschikkinggestelde] kan worden geplaatst in het Delta Delta Psychiatrisch Centrum ter overbrugging voorafgaand aan de overgang naar RIBW "De lichtboei".
De getuige-deskundige adviseert daarom de vordering tot hervatting van de verpleging af te wijzen.
De rechtbank stelt vast dat de reclassering adviseert de vordering tot hervatting van de verpleging af te wijzen, dat uit het verhandelde ter zitting blijkt dat naar het oordeel van het gerechtshof te Arnhem en de in deze zaak gehoorde deskundigen toegewerkt moet worden naar een plaatsing van [terbeschikkinggestelde] in het kader van de Wet BOPZ en dat [terbeschikkinggestelde] ook op korte termijn kan worden geplaatst in RIBW "De lichtboei", onder begeleiding van de reclassering.
Ter zitting heeft [terbeschikkinggestelde] verklaard thans wel mee te willen werken aan een dergelijke plaatsing en zijn voorgeschreven medicatie in dat geval te willen innemen.
De rechtbank is van oordeel dat onder de hiervoor genoemde omstandigheden voldoende is gewaarborgd dat [terbeschikkinggestelde] zijn medicatie zal innemen en de in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging gestelde voorwaarden zal naleven.
Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank het gevaar voor recidive voldoende ingeperkt.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen.
DE BESLISSING
Wijst de vordering van de officier van justitie van 11 mei 2012 af.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mrs. M. Senden en Y.N.M. Rijlaarsdam, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juni 2012.
5
Parketnummer: 01/045260-98
[terbeschikkinggestelde]