ECLI:NL:RBSHE:2012:BW7758

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/849798-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor gewapende overval met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 8 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een autobedrijf in Boxtel op 21 oktober 2011. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft met geweld en bedreiging een geldbedrag van ongeveer 60.000 euro en een auto (merk Toyota, type Picnic) weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overval goed was voorbereid en dat de verdachten een duidelijke rolverdeling hadden. De verdachte heeft zelf geweld gebruikt tegen een medewerker van het bedrijf en was betrokken bij het plannen van de overval. De rechtbank achtte het medeplegen van de overval bewezen, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten samenwerkten om het strafbare feit te plegen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijk deel van één jaar. Daarnaast is er een schadevergoeding van 19.800 euro aan de benadeelde partij toegewezen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/849798-11
Datum uitspraak: 08 juni 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. Breda - HvB De Boschpoort.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 februari 2012, 27 april 2012 en 25 mei 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 januari 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 mei 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 oktober 2011 te Boxtel tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van (ongeveer 60.000 euro) en/of een auto
(merk Toyota, type Picnic), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
immers is/zijn en/of heeft hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
- hun/zijn gezicht(en) (gedeeltelijk) bedekt (gehouden) en/of
- het terrein van [bedrijf] opgelopen en/of
- tegen die [slachtoffer] (in het Engels) gezegd: "Ga weg van de auto. Als je
niet weggaat van de auto, dan schiet ik je neer.", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen/ter
hoogte van de nek en/of het hoofd van de [slachtoffer] gericht (gehouden)
en/of op die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp gericht (gehouden) en/of die [slachtoffer] een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en/of (daarbij)
tegen die [slachtoffer] (in het Engels) gezegd: "Maak het hek open, ander
schiet ik je neer.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
-die [slachtoffer] vastgepakt en/of meegetrokken en/of (vervolgens)
gedwongen de poort te openen;
artikel 312 lid 2 sub 2 Wetboek van Strafrecht;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsoverweging.
De rechtbank overweegt dat op basis van de aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer], de bevindingen over de camerabeelden op het bedrijf van aangever [slachtoffer 1] en de verklaringen van de verdachten in de visie van de rechtbank het volgende is voorgevallen.
Op 21 oktober 2011 rond 20.00 uur is [verdachte 3] in de kantoorruimte op de 1e verdieping van het bedrijf van aangever [slachtoffer 1] in Boxtel aan het werk aan een bureau.[verdachte 2] betreedt de ruimte. Hij draagt daarbij in zijn linkerhand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. [verdachte 2] verhult zijn gezicht met een sjaal en een brede platte tas. [verdachte 2] kijkt in de richting van de camera zonder dat zijn gezicht herkenbaar is. Hij weet dan al waar het contante geld zich in het kantoor bevindt. Uit een meegenomen tas pakt [verdachte 2] een schroevendraaier en breekt bij twee rollerboy's enkele lades open. Hij neemt daaruit een zwarte laptoptas en een Lacostetasje met daarin een (groot) geldbedrag voornamelijk bestaande uit briefjes van 500 euro. [verdachte 2] verlaat dan het kantoor.
Buiten sluit een medewerker van het bedrijf, de heer [slachtoffer], juist de poort van het bedrijfsterrein. Deze [slachtoffer] wist niets van het plan van de roofoverval door verdachten. [verdachte 2] en [verdachte] lopen naar [slachtoffer] toe. Ze pakken hem beiden aan een kant vast. [verdachte 2] richt ook een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar [slachtoffer], op ongeveer 20 à 30 centimeter en ter hoogte van diens nek. [verdachte 2] trekt [slachtoffer] mee richting de poort en hij dwingt [slachtoffer] de poort te openen. [verdachte] stapt ondertussen in een gereed staande personenauto van het bedrijf. Dit betreft de later in de omgeving van het bedrijf teruggevonden Toyota Picnic. [verdachte 2] wenkt naar [verdachte] en [verdachte] rijdt als bestuurder van de Toyota de poort uit. [verdachte 2] rent achterwaarts achter de Toyota aan. Hierbij richt hij het op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer]. Buiten de poort stapt hij in de Toyota en [verdachte] en [verdachte 2] rijden samen weg. De Toyota wordt teruggevonden op de Parkweg te Boxtel.
De verdachten hebben tevoren een plan gemaakt om het autobedrijf van aangever in Boxtel te overvallen. Daarbij is over het gebruik van een wapen gesproken. De datum voor de overval is bepaald op 21 oktober 2011. [verdachte 4] is 's morgens samen met [verdachte 3] naar Boxtel gegaan. [verdachte 2] en [verdachte] zijn later die dag met de door [verdachte 4] gehuurde Mercedes vanuit Rotterdam naar Boxtel gereden. [verdachte 4] heeft [verdachte] en [verdachte 2] in Boxtel weer ontmoet. Hij heeft hen in de omgeving van het autobedrijf van aangever afgezet. Daarna hebben zij de overval gepleegd. Na de overval heeft hij hen bij de Toyota op de Parkweg opgepikt en zijn zij gezamenlijk naar Rotterdam gereden. De verdachten hebben onderling afgesproken dat de buit werd verdeeld. Alle verdachten hebben een deel van de buit ontvangen.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet het oogmerk had op de geweldshandelingen door de medeverdachten en bepleit dat verdachte zich hoogstens aan diefstal heeft schuldig gemaakt. Het aandeel van verdachte daarbij gaat niet verder dan medeplichtigheid. De rechtbank leidt hieruit af dat de raadsvrouwe kennelijk heeft beoogd te stellen dat verdachte, nu hem dat niet wordt ten laste gelegd, dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij wist van de overval en dat deze overval tevoren was gepland. Daarbij was eveneens het gebruik van een (vuur-)wapen aan de orde gekomen.
Verdachte is samen met [verdachte 2] naar Boxtel gereden. Hij was ter plaatse toen [verdachte 2] de medewerker van het bedrijf, de heer [slachtoffer] heeft bedreigd en geweld tegen hem heeft gebruikt. Hij heeft daarbij ook zelf enig geweld gebruikt tegen [slachtoffer]. Hij heeft de Toyota Picnic bestuurd waarmee hij en [verdachte 2] het terrein van het bedrijf van aangever hebben verlaten. Daar is hij met [verdachte 2] door [verdachte 4] op een vooraf afgesproken plaats, de Parkweg in Boxtel, opgepikt. Hij heeft ook een deel van de buit ontvangen.
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Die samenwerking is aanwezig indien de medeplegers willens en wetens samenwerken tot het plegen van een strafbaar feit.
De rechtbank acht bewezen dat er sprake is van medeplegen. De verdachten zijn alle vier naar of in de buurt van het bedrijf van aangever in Boxtel gekomen. Bij de overval is een bepaalde rolverdeling afgesproken. De geweldshandelingen en bedreigingen zijn verricht door medeverdachte [verdachte 2], die in het bezit was van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en verdachte. De overval is snel en professioneel uitgevoerd. De verdachten wisten waar het geld lag. Zij wisten ook dat in het bedrijf van aangever camera's hangen. De overval moest wel echt lijken voor deze camera's. Verdachte is betrokken geweest bij het plannen van de overval. Hij heeft uitvoeringshandelingen verricht en heeft ook meegedeeld in de buit. De wijze waarop de overval is voorbereid en uitgevoerd, rechtvaardigt geen andere conclusie dan dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, waarbij sprake was van een gezamenlijke uitvoering. Verdachte wordt daarom mede verantwoordelijk gehouden voor de uitvoeringshandelingen verricht door de medeverdachten, zo ook voor het gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook bewezen als hierna te melden.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 21 oktober 2011 te Boxtel tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een auto (merk Toyota, type Picnic), toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf], welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
immers is/zijn en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
- zijn gezicht gedeeltelijk bedekt gehouden en
- het terrein van [bedrijf] opgelopen en
- tegen die [slachtoffer] (in het Engels) gezegd: "Ga weg van de auto. Als je
niet weggaat van de auto, dan schiet ik je neer.", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ter hoogte van de nek van die [slachtoffer] gericht (gehouden) en op die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht (gehouden) en tegen die [slachtoffer] (in het Engels) gezegd: "Maak het hek open, anders schiet ik je neer.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
-die [slachtoffer] vastgepakt en meegetrokken en vervolgens gedwongen de poort te openen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert:
* een gevangenisstraf van drie jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
* verbeurdverklaring van de in beslag genomen BMW en Audi;
* teruggave aan de rechthebbende van het in beslag genomen € 5.500,00;
* toewijzing van de civiele vordering als gevraagd, hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de wettelijke rente.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap;
- het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat verdachte er niet voor is teruggeschrokken om samen met anderen geweld tegen zijn medemens te gebruiken alsmede dat verdachte zich om het lot van het slachtoffer kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd;
- verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelde.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee:
- de jeugdige leeftijd van verdachte, te weten 20 jaar;
- verdachte is nooit eerder veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank is van oordeel, gelet ook op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde materiële schade (post 1, geld) tot een bedrag van
€ 19.800,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en uit het dossier naar voren is gekomen dat voldoende aannemelijk gemaakt wordt dat een bedrag van € 37.360,00 door middel van het feit is weggenomen. Dit bedrag betreft:
-10.000, 2.060 en 11.500 euro ([verdachte 4]);
-5.500 en 4.300 euro ([verdachte 3]);
-3.500 ([verdachte 2])
-500 ([verdachte])
Hierop dienen de terug te ontvangen bedragen van
€ 12.060,00 en € 5.500,00 in mindering worden gebracht. De rechtbank bepaalt de hoogte van de materiële schade op € 19.800,00.
De benadeelde partij kan het overige deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 310, 312.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
diefstal voorafgegaan en vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat een deel van deze gevangenisstraf, groot 1 (een) jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 19.800,00 subsidiair 134 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf] van een bedrag van EUR 19.800,00 (zegge: negentienduizendachthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 134 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 19.800,00 materiële schade (post 1, geld ).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf] van een bedrag van EUR 19.800,00 (zegge: negentienduizendachthonderd euro), te weten materiële schade (post 1, geld ).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of (een van) zijn mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. H.H.E. Boomgaart, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 8 juni 2012.
9
Parketnummer: 01/849798-11
[verdachte]