vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/849753-11
Datum uitspraak: 08 juni 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PI Limburg Zuid - De Geerhorst.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 februari 2012, 27 april 2012 en 25 mei 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 januari 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 mei 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 oktober 2011 te Boxtel,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van (ongeveer 60.000 euro) en/of een auto (merk Toyota, type Picnic), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of
verdachte's mededader(s)
- hun/zijn gezicht(en) (gedeeltelijk) bedekt heeft/hebben (gehouden) en/of
- het terrein van [bedrijf] is/zijn opgelopen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] (in het Engels) heeft/hebben gezegd: "Ga weg van de
auto. Als je niet weggaat van de auto, dan schiet ik je neer.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen/ter
hoogte van de nek en/of het hoofd van de [slachtoffer 2] gericht heeft/hebben
(gehouden) en/of op die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht heeft/hebben (gehouden) en/of die K.
[slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
heeft/hebben getoond en/of (daarbij) (in het Engels) tegen die [slachtoffer 2]
heeft/hebben gezegd: "Maak het hek open, ander schiet ik je neer.", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
-die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of meegetrokken en/of
(vervolgens) gedwongen de poort te openen;
artikel 312 lid 2 sub 2 Wetboek van Strafrecht;
hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2011 tot en met 21 november 2011,
te Boxtel en/of te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, meerdere, althans een voorwerp(en), te weten meerdere, althans één auto('s) (merk Audi en/of BMW) en/of een (groot) geldbedrag, heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van (een)
voorwerp(en), te weten die auto('s) en/of dat geldbedrag, gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf;
artikel 420bis jo 47 Wetboek van Strafrecht
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsoverweging.
De rechtbank overweegt dat op basis van de aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], de bevindingen over de camerabeelden op het bedrijf van aangever [slachtoffer 1] en de verklaringen van de verdachten in de visie van de rechtbank het volgende is voorgevallen.
Op 21 oktober 2011 rond 20.00 uur is [verdachte] in de kantoorruimte op de 1e verdieping van het bedrijf van aangever [slachtoffer 1] in Boxtel aan het werk aan een bureau.[verdachte 2] betreedt de ruimte. Hij draagt daarbij in zijn linkerhand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. [verdachte 2] verhult zijn gezicht met een sjaal en een brede platte tas. [verdachte 2] kijkt in de richting van de camera zonder dat zijn gezicht herkenbaar is. Hij weet dan al waar het contante geld zich in het kantoor bevindt. Uit een meegenomen tas pakt [verdachte 2] een schroevendraaier en breekt bij twee rollerboy's enkele lades open. Hij neemt daaruit een zwarte laptoptas en een Lacostetasje met daarin een (groot) geldbedrag voornamelijk bestaande uit briefjes van 500 euro. [verdachte 2] verlaat dan het kantoor.
Buiten sluit een medewerker van het bedrijf, de heer [slachtoffer 2], juist de poort van het bedrijfsterrein. Deze [slachtoffer 2] wist niets van het plan van de roofoverval door verdachten. [verdachte 2] en [verdachte 3] lopen naar [slachtoffer 2] toe. Ze pakken hem beiden aan een kant vast. [verdachte 2] richt ook een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar [slachtoffer 2], op ongeveer 20 à 30 centimeter en ter hoogte van diens nek. [verdachte 2] trekt [slachtoffer 2] mee richting de poort en hij dwingt [slachtoffer 2] de poort te openen. [verdachte 3] stapt ondertussen in een gereed staande personenauto van het bedrijf. Dit betreft de later in de omgeving van het bedrijf teruggevonden Toyota Picnic. [verdachte 2] wenkt naar [verdachte 3] en [verdachte 3] rijdt als bestuurder van de Toyota de poort uit. [verdachte 2] rent achterwaarts achter de Toyota aan. Hierbij richt hij het op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer 2]. Buiten de poort stapt hij in de Toyota en [verdachte 3] en [verdachte 2] rijden samen weg. De Toyota wordt teruggevonden op de Parkweg te Boxtel.
De verdachten hebben tevoren een plan gemaakt om het autobedrijf van aangever in Boxtel te overvallen. Daarbij is over het gebruik van een wapen gesproken. De datum voor de overval is bepaald op 21 oktober 2011. [verdachte 4] is 's morgens samen met [verdachte] naar Boxtel gegaan. [verdachte 2] en [verdachte 3] zijn later die dag met de door[verdachte 4] gehuurde Mercedes vanuit Rotterdam naar Boxtel gereden. [verdachte 4] heeft [verdachte 3] en [verdachte 2] in Boxtel weer ontmoet. Hij heeft hen in de omgeving van het autobedrijf van aangever afgezet. Daarna hebben zij de overval gepleegd. Na de overval heeft hij hen bij de Toyota op de Parkweg opgepikt en zijn zij gezamenlijk naar Rotterdam gereden. De verdachten hebben onderling afgesproken dat de buit werd verdeeld. Alle verdachten hebben een deel van de buit ontvangen.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet wist van het vuurwapengebruik door de medeverdachte. Verdachte bekent het overig onder 1 tenlastegelegde.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De verdachten hebben nauw en bewust samengewerkt en de overval gezamenlijk uitgevoerd. Verdachte heeft hierbij informatie aangedragen en de medeverdachten in de gelegenheid gesteld de overval te plegen. Hij is voorts zelf betrokken geweest in het geheel door zich voor te doen als slachtoffer van de overval en heeft later ook een deel van de buit ontvangen en uitgegeven. De verdachten wisten dat in het bedrijf van aangever camera's hangen. De overval moest wel echt lijken voor deze camera's.
Een van de medeverdachten heeft verklaard dat tevoren de overval gezamenlijk is gepland en dat hierbij ook het gebruik van een (vuur-)wapen is besproken. Verdachte zelf heeft verklaard dat er een gerucht was dat [verdachte 2] een vuurwapen zou meenemen en ook dat hij niet zeker wist dat [verdachte 2] een vuurwapen mee zou nemen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wist of op zijn minst moest vermoeden dat bij de roofoverval een (nep)vuurwapen zou worden gebruikt, ook ten aanzien van de geweldshandelingen ten aanzien van [slachtoffer 2]. Het onder 1 tenlastegelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen als hierna te melden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging vrijspraak gevraagd ten aanzien van het witwassen van de Audi, de BMW en het grootste deel van het geldbedrag.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de roofoverval en dat hij een deel van de buit heeft ontvangen. Verdachte heeft een deel van het geld ter bewaring overgedragen aan zijn vriendin. Ook heeft hij van een deel van het geld uit de buit een gedeelte van een personenauto, merk Audi, betaald. Verdachte heeft deze Audi kort na 21 oktober 2011 gekocht. Verdachte heeft geen sluitende verklaring over hoe hij aan het geld voor het kopen van deze auto kwam. Verdachte heeft op dit punt wisselende verklaringen afgelegd, waarbij hij zijn verhaal op geen enkele wijze degelijk kan onderbouwen.
De rechtbank acht ook het witwassen bewezen als hierna te melden.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 21 oktober 2011 te Boxtel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een auto (merk Toyota, type Picnic), toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of verdachte's mededader(s)
- zijn gezicht gedeeltelijk bedekt heeft gehouden en
- het terrein van [bedrijf] is/zijn opgelopen en
- tegen die [slachtoffer 2] (in het Engels) heeft/hebben gezegd: "Ga weg van de auto. Als je niet weggaat van de auto, dan schiet ik je neer.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ter hoogte van de nek van die [slachtoffer 2] gericht heeft gehouden en op die [slachtoffer 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht heeft gehouden en (in het Engels) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Maak het hek open, ander schiet ik je neer.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
-die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en meegetrokken en vervolgens gedwongen de poort te openen;
in de periode van 21 oktober 2011 tot en met 21 november 2011 in Nederland, een voorwerp, te weten een auto (merk Audi) en een geldbedrag, heeft overgedragen en/of
omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert:
* een gevangenisstraf van drie jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
* verbeurdverklaring van de in beslag genomen BMW en Audi;
* teruggave aan de rechthebbende van het in beslag genomen € 5.500,00;
* toewijzing van de civiele vordering als gevraagd, hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de wettelijke rente.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap;
- het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat verdachte er niet voor is teruggeschrokken om samen met anderen geweld tegen zijn medemens te gebruiken alsmede dat verdachte zich om het lot van het slachtoffer kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd;
- verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer, zijn oom/werkgever, in hem stelde;
- verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelde.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee:
- de jeugdige leeftijd van verdachte, te weten 22 jaar;
- verdachte is in verband met de door hem gepleegde strafbare feiten door zijn oom/werkgever ontslagen;
- verdachte heeft geen justitiële documentatie.
De rechtbank is van oordeel, gelet ook op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf (voor een gedeelte) voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De vordering van de benadeelde partij Benelux Exportcar B.V..
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde materiële schade (post 1, geld) tot een bedrag van
€ 19.800,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en uit het dossier naar voren is gekomen dat voldoende aannemelijk gemaakt wordt dat een bedrag van € 37.360,00 door middel van het feit is weggenomen. Dit bedrag betreft:
-10.000, 2.060 en 11.500 euro ([verdachte 4]);
-5.500 en 4.300 euro ([verdachte]);
-3.500 ([verdachte 2])
-500 ([verdachte 3]).
Hierop dienen de terug te ontvangen bedragen van
€ 12.060,00 en € 5.500,00 in mindering worden gebracht. De rechtbank bepaalt de hoogte van de materiële schade op € 19.800,00.
De benadeelde partij kan het overige deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is, dat veroordeelde toebehoorde of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen geldbedrag aan de rechthebbende, te weten [slachtoffer 1], nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 57, 310, 312, 420bis.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal voorafgegaan en vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
witwassen.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot 1 (een) jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 19800,00 subsidiair 134 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf] van een bedrag van EUR 19.800,00 (zegge: negentienduizendachthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 134 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 19.800,00 materiële schade (post 1, geld ).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf] van een bedrag van EUR 19.800,00 (zegge: negentienduizendachthonderd euro), te weten materiële schade (post 1, geld ).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of (een van) zijn mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is;
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
een personenauto, merk Audi;
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: een geldbedrag van EU 5.500,00 aan de rechthebbende, [slachtoffer/bedrijf].
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. H.H.E. Boomgaart, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 8 juni 2012.