ECLI:NL:RBSHE:2012:BW7754

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/849812-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor gewapende overval met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 8 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een autobedrijf in Boxtel op 21 oktober 2011. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van diefstal met geweld en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangiften van de slachtoffers, camerabeelden en verklaringen van de verdachten. De verdachte had een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gebruikt om de slachtoffers te bedreigen en dwong hen om de poort van het bedrijf te openen, waarna hij samen met zijn mededaders een geldbedrag en een auto heeft weggenomen.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een geldbedrag van ongeveer 60.000 euro en een auto had weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met geweld werd gebruikt. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de impact op de gemeenschap. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank legde een schadevergoedingsmaatregel op van 19.800 euro aan de benadeelde partij. De rechtbank overwoog dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet leidde tot een lichtere straf. De vordering van de officier van justitie werd gedeeltelijk toegewezen, en de rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade die was veroorzaakt door het strafbare feit.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/849812-11
Datum uitspraak: 08 juni 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PI Rijnmond, De Schie, R'dam.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 februari 2012, 27 april 2012 en 25 mei 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 januari 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 mei 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 oktober 2011 te Boxtel tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van (ongeveer 60.000 euro) en/of een auto
(merk Toyota, type Picnic), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
immers is/zijn en/of heeft hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
- hun/zijn gezicht(en) (gedeeltelijk) bedekt (gehouden) en/of
- het terrein van [bedrijf] opgelopen en/of
- tegen die [slachtoffer] (in het Engels) gezegd: "Ga weg van de auto. Als je
niet weggaat van de auto, dan schiet ik je neer.", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen/ter
hoogte van de nek en/of het hoofd van de [slachtoffer] gericht (gehouden)
en/of op die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp gericht (gehouden) en/of die [slachtoffer] een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en/of (daarbij)
tegen die [slachtoffer] (in het Engels) gezegd: "Maak het hek open, ander
schiet ik je neer.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
-die [slachtoffer] vastgepakt en/of meegetrokken en/of (vervolgens)
gedwongen de poort te openen;
artikel 312 lid 2 sub 2 Wetboek van Strafrecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsoverweging.
De rechtbank overweegt dat op basis van de aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer], de bevindingen over de camerabeelden op het bedrijf van aangever [slachtoffer 1] en de verklaringen van de verdachten in de visie van de rechtbank het volgende is voorgevallen.
Op 21 oktober 2011 rond 20.00 uur is[verdachte 3] in de kantoorruimte op de 1e verdieping van het bedrijf van aangever [slachtoffer 1] in Boxtel aan het werk aan een bureau. [verdachte] betreedt de ruimte. Hij draagt daarbij in zijn linkerhand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. [verdachte] verhult zijn gezicht met een sjaal en een brede platte tas. [verdachte] kijkt in de richting van de camera zonder dat zijn gezicht herkenbaar is. Hij weet dan al waar het contante geld zich in het kantoor bevindt. Uit een meegenomen tas pakt [verdachte] een schroevendraaier en breekt bij twee rollerboy's enkele lades open. Hij neemt daaruit een zwarte laptoptas en een Lacostetasje met daarin een (groot) geldbedrag voornamelijk bestaande uit briefjes van 500 euro. [verdachte] verlaat dan het kantoor.
Buiten sluit een medewerker van het bedrijf, de heer [slachtoffer], juist de poort van het bedrijfsterrein. Deze [slachtoffer] wist niets van het plan van de roofoverval door verdachten. [verdachte] en [verdachte 2] lopen naar [slachtoffer] toe. Ze pakken hem beiden aan een kant vast. [verdachte] richt ook een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar [slachtoffer], op ongeveer 20 à 30 centimeter en ter hoogte van diens nek. [verdachte] trekt [slachtoffer] mee richting de poort en hij dwingt [slachtoffer] de poort te openen. [verdachte 2] stapt ondertussen in een gereed staande personenauto van het bedrijf. Dit betreft de later in de omgeving van het bedrijf teruggevonden Toyota Picnic. [verdachte] wenkt naar [verdachte 2] en [verdachte 2] rijdt als bestuurder van de Toyota de poort uit. [verdachte] rent achterwaarts achter de Toyota aan. Hierbij richt hij het op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer]. Buiten de poort stapt hij in de Toyota en [verdachte 2] en [verdachte] rijden samen weg. De Toyota wordt teruggevonden op de Parkweg te Boxtel.
De verdachten hebben tevoren een plan gemaakt om het autobedrijf van aangever in Boxtel te overvallen. Daarbij is over het gebruik van een wapen gesproken. De datum voor de overval is bepaald op 21 oktober 2011. [verdachte 4] is 's morgens samen met [verdachte 3] naar Boxtel gegaan. [verdachte] en [verdachte 2] zijn later die dag met de door[verdachte 4] gehuurde Mercedes vanuit Rotterdam naar Boxtel gereden. [verdachte 4] heeft [verdachte 2] en [verdachte] in Boxtel weer ontmoet. Hij heeft hen in de omgeving van het autobedrijf van aangever afgezet. Daarna hebben zij de overval gepleegd. Na de overval heeft hij hen bij de Toyota op de Parkweg opgepikt en zijn zij gezamenlijk naar Rotterdam gereden. De verdachten hebben onderling afgesproken dat de buit werd verdeeld. Alle verdachten hebben een deel van de buit ontvangen.
Verdachte heeft het medeplegen van de tenlastegelegde roofoverval bekend. De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen als hierna te melden.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 21 oktober 2011 te Boxtel tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een auto (merk Toyota, type Picnic), toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf], welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
immers is/zijn en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
- zijn gezicht gedeeltelijk bedekt gehouden en
- het terrein van [bedrijf] opgelopen en
- tegen die [slachtoffer] (in het Engels) gezegd: "Ga weg van de auto. Als je
niet weggaat van de auto, dan schiet ik je neer.", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ter hoogte van de nek van die [slachtoffer] gericht (gehouden) en op die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht (gehouden) en tegen die [slachtoffer] (in het Engels) gezegd: "Maak het hek open, anders schiet ik je neer.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
-die [slachtoffer] vastgepakt en meegetrokken en vervolgens gedwongen de poort te openen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert:
* een gevangenisstraf van vijf jaren;
* verbeurdverklaring van de in beslag genomen BMW en Audi;
* teruggave aan de rechthebbende van het in beslag genomen € 5.500,00;
* toewijzing van de civiele vordering als gevraagd, hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de wettelijke rente.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte werd eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld;
- het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap;
- het gewelddadig karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat verdachte er niet voor is teruggeschrokken om samen met anderen dergelijk zwaar geweld tegen zijn medemens te gebruiken alsmede dat verdachte zich om het lot van het slachtoffer kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd;
- verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelde.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee:
- de jeugdige leeftijd van verdachte, te weten 19 jaar;
- uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door J.M.J.F. Offermans, psychiater, van 22 mei 2012 blijkt, dat het door hem gepleegde strafbare feit in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend. Dit rapport houdt onder meer zakelijk weergegeven in:
'Betrokkenes beperkte cognitieve en intellectuele vermogens en de gedragsstoornis nao (niet anderszins omschreven) hebben wel enige rol gespeeld, waarbij ook nog rekening gehouden dient te worden met zijn door referenten genoemde beïnvloedbaarheid. Betrokkene heeft toch ook zijn eigen (over)wegingen gemaakt en uiteindelijk ervoor gekozen te participeren, waar hij dat ook achterwege had kunnen laten, zoals hij retrospectief inziet. Zijn wens om van zijn schulden af te komen en de keuze een vriend te helpen hebben hem uiteindelijk in negatieve zin over de streep getrokken. Rapporteur acht betrokkene enigszins verminderd toerekeningsvatbaar voor het ten laste gelegde.'
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, gelet ook op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aanbevelingen van rapporteur J.M.J.F. Offermans, psychiater, met betrekking tot de gewenste behandeling van verdachte teneinde recidivegevaar in de toekomst mogelijk tegen te gaan.
Rapporteur Offermans adviseert in zijn rapportage van 22 mei 2012 onder meer:
'Betrokkene heeft inmiddels enige ambulante trajecten achter de rug die echter weinig of geen resultaat hebben opgeleverd. Bij het DOK (ambulante forensische psychiatrie) wordt betrokkene afgewezen voor (ambulante) behandeling en wordt een plaatsing in een klinische setting geadviseerd. Rapporteur deelt de mening dat ambulant al het redelijk mogelijk geprobeerd is en met een detentie alleen niet volstaan kan worden om eventuele gedragsveranderingen te bewerkstelligen. Een klinische opname is derhalve noodzakelijk, waarbij echter slechts resultaat te verwachten valt, als betrokkene achter een dergelijke opname gaat staan.
In de psychologische rapportage d.d. 20 maart 2012 pleit mw. Hulst, GZ-psycholoog, voor toepassing van het jeugdstrafrecht, omdat betrokkene nog emotioneel-onrijp zou zijn en op een lager niveau dan zijn kalenderleeftijd functioneert. Rapporteur kan deze argumentatie niet delen. Wat als centrale argumenten naar voren komt (emotionele-onrijpheid, beïnvloedbaarheid) zal mogelijk over tien jaar nog min of meer het geval zijn en lijkt gerelateerd aan betrokkenes cognitieve en emotionele beperkingen die slechts mondjesmaat zullen veranderen. Het lijkt ook niet wenselijk betrokkene aan te spreken op zijn onvolwassen, maar juist op zijn volwassen kanten, waarbij geïnvesteerd moet worden in een verbetering van zijn copingmechanismen en in een geleidelijke afname van zijn beïnvloedbaarheid en impulsiviteit. Gedacht kan worden aan een klinische plaatsing in de forensische GGZ Groot Batelaar te Lunteren, waar veel patiënten met vergelijkbare problematiek en culturele achtergrond behandeld worden. Rapporteur adviseert betrokkene een dergelijke behandeling bij Groot Batelaar op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf, waarbij de reclassering toezicht houdt op de voortgang van de behandeling.'
De rechtbank conformeert zich aan het rapport van psychiater Offermans en overweegt dat een klinische opname bij Groot Batelaar te Lunteren mogelijk moet worden gemaakt. Het juridisch kader is beperkt omdat de rechtbank niet beschikt over een indicatiestelling door het NIFP en evenmin beschikt over een rapportage waarin de duur van de klinische behandeling, die doorgaans acht tot maximaal twaalf maanden bedraagt, uiteen wordt gezet.
De rechtbank zal verdachte in tegenstelling tot de medeverdachten veroordelen tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren. De rol en de recidive van verdachte zijn aan de ene kant strafverzwarende factoren, maar aan de andere kant is het gegeven dat het feit enigszins verminderd aan verdachte kan worden toegerekend strafmatigend. Gelet op de huidige regeling omtrent de voorwaardelijke invrijheidstelling is de netto straf even hoog als die van de medeverdachten, met dien verstande dat voor verdachte met betrekking tot de voorwaardelijke invrijheidstelling een klinische opname bij bijvoorbeeld Groot Batelaar te Lunteren of een soortgelijke instelling kan worden bewerkstelligd.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde materiële schade (post 1, geld) tot een bedrag van
€ 19.800,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en uit het dossier naar voren is gekomen dat voldoende aannemelijk gemaakt wordt dat een bedrag van € 37.360,00 door middel van het feit is weggenomen. Dit bedrag betreft:
-10.000, 2.060 en 11.500 euro ([verdachte 4]);
-5.500 en 4.300 euro ([verdachte 3]);
-3.500 ([verdachte])
-500 ([verdachte 2])
Hierop dienen de terug te ontvangen bedragen van
€ 12.060,00 en € 5.500,00 in mindering worden gebracht. De rechtbank bepaalt de hoogte van de materiële schade op € 19.800,00.
De benadeelde partij kan het overige deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 310, 312.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
diefstal voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 19.800,00 subsidiair 134 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf] van een bedrag van EUR 19.800,00 (zegge: negentienduizendachthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 134 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 19.800,00 materiële schade (post 1, geld ).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf] van een bedrag van EUR 19.800,00 (zegge: negentienduizendachthonderd euro), te weten materiële schade (post 1, geld ).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of (een van) zijn mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. H.H.E. Boomgaart, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 8 juni 2012.