In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
“Ten tijde van het plegen van de delicten wist betrokkene zich in de maatschappij niet staande te houden. Aan de basis van deze problematiek ligt de pervasieve ontwikkelingsstoornis van betrokkene, ook wel contactstoornis genoemd. Hierdoor beschikte betrokkene over onvoldoende vaardigheden om naar tevredenheid een zelfstandig
leven te leiden. Het resultaat was onder andere dat betrokkene, door de vele conflicten, vereenzaamde en aan zijn ongelukkig zijn probeerde te ontsnappen door middel van druggebruik. Hierdoor kwam hij in een neerwaartse spiraal van druggebruik en geldproblemen. Als gevolg van de combinatie van aanleg, vaardigheden en omstandigheden heeft betrokkene de delicten gepleegd. Hij heeft uit wanhoop brand gesticht in zijn eigen flat.
Nadat hij hiervoor was aangehouden, bleek hij enige tijd daarvoor eenmaal ontuchtige handelingen te hebben gepleegd bij een minderjarig kind.
Wanneer we bovenstaand gedragspatroon afzetten tegen de huidige situatie blijkt dat betrokkenes pervasieve ontwikkelingsstoornis nog manifest aanwezig is en dat deze contactstoornis hem verhindert om op eigen kracht een goede en stabiele maatschappelijke inbedding te realiseren en deze vervolgens ook vast te kunnen houden.
Ondanks zijn goede bedoelingen en inzet komt hij te gemakkelijk en bij herhaling in conflict met zijn omgeving.
Zijn contactstoornis belet hem om in een goede balans oog te hebben voor zowel zijn eigen belang en grenzen als wel voor het belang c.q. de grenzen van anderen. Wanneer zaken anders lopen dan hij zou willen of dan hij zich had voorgesteld mist hij de flexibiliteit om op goede wijze met het ontstane probleem om te gaan en raakt hij snel ontregeld. In die situaties voelt hij zich niet begrepen, wordt hij zeer snel boos waarbij hij verbaal agressief kan reageren en neemt daarbij dan vaak een onwrikbare houding aan.
Hij heeft na zo’n conflictsituatie nadrukkelijk de hulp en begeleiding van derden nodig om de draad weer positief op te kunnen pakken en bijvoorbeeld het werk te kunnen hervatten. In zijn vriendschappelijke omgang met derden, en met name daar waar het mensen betreft die eveneens psychisch kwetsbaar zijn, moet hij er daarnaast in begeleid worden dat hij zich in die contacten niet te dwingend gedraagt en dat alles daarbij op zijn manier moet
gebeuren. Aan de andere kant moet hij er ook in begeleid worden dat hij zichzelf niet laat overvragen door zijn contacten en dat daardoor de zo gewenste structuur voor hem in het geding komt. Is dit wel het geval, dan ontstaan er situaties waar betrokkene zelf niet uitkomt en dit leidt tot conflicten en onacceptabel gedrag.
Zonder die (bij momenten ook dwingende) begeleiding vanuit de TBS zouden deze conflictsituaties uiteindelijk leiden tot onherstelbare contactbreuken, tot een toename van frustratie en vereenzaming van betrokkene en daarmee vervolgens tevens tot het weer vatbaar worden voor middelenmisbruik in een poging aan deze misère te ontsnappen.
Om die reden wordt een verlenging van de TBS noodzakelijk geacht.
De behandeling/begeleiding van betrokkene heeft de afgelopen jaren in het teken gestaan van het trachten te realiseren van een goede, stabiele, maatschappelijke inbedding. In deze rapportage wordt aangegeven dat dit nog onvoldoende is gelukt. Dat dit zo lang duurt, is weliswaar deels te verklaren doordat bijvoorbeeld een goede vervolgvoorziening niet te vinden is of doordat een zelfstandige woonruimte (waarbij betrokkene ambulant zou
moeten worden begeleid) erg lang op zich laat wachten. De kern van het probleem blijft echter dat betrokkene in zijn sociaal functioneren door zijn contactstoornis fors gehandicapt is en dat ook altijd zal blijven.
De inspanning van de kliniek en van de reclassering, blijft erop gericht te trachten die goede maatschappelijke inbedding te realiseren. Wanneer het, tot op redelijke hoogte lukt stabiliteit te krijgen in de woon/werk omstandigheden van betrokkene dan mag daarvan ook een positief effect verwacht worden met betrekking tot het voorkomen van de conflictsituaties waarin betrokkene door zijn gedrag nu nog zo gemakkelijk verzeilt. Wanneer de conflictsituaties dusdanig verminderen dat ze de beoogde stabiele woon/werk omstandigheden niet meer verhinderen zou het aanvragen van een proefverlof een verantwoorde vervolgstap kunnen zijn naar uiteindelijke beëindiging van (de dwangverpleging van) de TBS. Naar onze mening zal het minimaal nog een jaar duren
alvorens de noodzaak en intensiteit van begeleiding van betrokkene zo ver is verminderd of dat er een gepaste vervolgvoorziening gevonden is waarbij betrokkene dusdanig begeleid wordt dat het TBS kader verantwoord beëindigd kan worden.
Het is niet de verwachting dat er grote veranderingen zullen plaatsvinden in de pervasieve ontwikkelingsstoornis van betrokkene. Het gedrag dat hij vertoont is de afgelopen jaren, binnen het huidige kader, als stabiel te beschrijven. Hij gedijt het beste bij een duidelijk structuur en heldere afspraken. Op het moment dat zaken anders lopen dan gewoonlijk of als betrokkene het gevoel krijgt teveel of onterecht beperkt te worden ontstaan er bij hem
spanningen. Het reguleren van deze spanningen zal altijd een aandachtspunt blijven. In de behandeling richten wij ons er op om hem handvatten te geven om hier zo goed mogelijk mee om te gaan. Wanneer betrokkene onder begeleiding gaat wonen, zal dit thema voldoende in zicht moeten blijven.
Geadviseerd wordt de TBS met 1 jaar te verlengen.”