ECLI:NL:RBSHE:2012:BW6049

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825633-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling door sabel door brievenbus te steken

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met zware mishandeling en vernieling. De verdachte had op 4 december 2011 in Eindhoven, na een conflict, een sabel door de brievenbus van de woning van het slachtoffer gestoken en daarmee heen en weer gezwaaid, terwijl het slachtoffer zich op korte afstand bevond. De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot moord en zware mishandeling, maar ook de vernieling van een ruit die toebehoorde aan een ander slachtoffer. Tijdens de rechtszittingen op 29 februari en 9 mei 2012 zijn getuigenverklaringen gehoord, waaronder die van het slachtoffer en andere getuigen. De officier van justitie concludeerde dat er geen aanmerkelijke kans was dat het slachtoffer geraakt zou worden door de sabel, en vroeg om vrijspraak van de zwaardere aanklachten. De verdediging steunde deze conclusie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk had bedreigd, maar dat de kans op ernstig letsel niet aanwezig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar achtte de meer subsidiaire aanklacht van bedreiging met zware mishandeling en de vernieling van de ruit bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 143 dagen, met aftrek van voorarrest, en hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825633-11
Datum uitspraak: 23 mei 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 februari 2012 en 9 mei 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 februari 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 04 december 2011 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een sabel/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, via/door een brievenbus in de voordeur de woning in heeft gestoken en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (een) heen en weer gaande beweging(en) met die/dat sabel/zwaard, althans scherp en/of puntig voorwerp, heeft gemaakt,
terwijl genoemde [slachtoffer] op korte afstand achter de brievenbus/voordeur stond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 45/287 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 december 2011 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een sabel/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, via/door een brievenbus in de voordeur de woning in heeft gestoken en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (een) heen en weer gaande beweging(en) met die/dat sabel/zwaard, althans scherp en/of puntig voorwerp, heeft gemaakt,
terwijl genoemde [slachtoffer] op korte afstand achter de brievenbus/voordeur stond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 45/302 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 december 2011 te [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
- (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een sabel/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, via/door een brievenbus in de voordeur de woning in gestoken en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (een) heen en weer gaande beweging(en) met die/dat sabel/zwaard, althans scherp en/of puntig voorwerp, gemaakt, terwijl genoemde [slachtoffer] op korte afstand achter de brievenbus/voordeur stond;
art. 285 Wetboek van Strafrecht
2. hij op of omstreeks 04 december 2011 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art. 350 Wetboek van Strafrecht
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.1
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Inleiding.
In de nacht van 3 december 2011 op 4 december 2011 bevond verdachte zich in de woning van [slachtoffer 2], gelegen aan de [adres] te Eindhoven. Daar is onenigheid ontstaan ten gevolge waarvan verdachte de woning heeft verlaten.2, 3, 4, 5 Verdachte is naar zijn woning gegaan en daar heeft hij een sabel gepakt waarmee hij naar de woning van [slachtoffer] terug is gelopen.5 Inmiddels was het na middernacht. Verdachte heeft aangebeld bij die woning. Vervolgens heeft hij de sabel door de brievenbus gestoken. De punt van de sabel kwam daardoor in de hal van de woning. 2, 3, 4, 6 Op dat moment was [slachtoffer] via de hal onderweg naar de voordeur van de woning. Hij liep voorop, zijn zoon [slachtoffer 3] liep achter hem. Verdachte heeft de sabel helemaal naar binnen gestoken en heen en weer zwaaiende bewegingen gemaakt. [slachtoffer] is niet door de sabel van verdachte geraakt, maar voelde zich wel erg angstig. 2, 3, 4, 6
Het standpunt van de officier van justitie.
Uit de verklaringen die door de getuigen [slachtoffer 2] en [getuige] bij de politie en bij de rechter-commissaris zijn afgelegd concludeer ik dat [slachtoffer] zich nog op zodanige afstand van de voordeur bevond toen verdachte de sabel door de brievenbus van die deur stak, dat [slachtoffer] niet door die sabel geraakt zou kunnen worden. Gelet hierop ben ik van oordeel dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Het meer subsidiair ten laste gelegde acht ik wel wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Als [slachtoffer] al door de sabel van verdachte zou zijn geraakt, had dat niet zijn dood of zwaar lichamelijk letsel kunnen hebben opgeleverd. In een bewezenverklaring zoals de officier van justitie die heeft gevorderd, kan de raadsman van verdachte zich vinden.
Het oordeel van de rechtbank.
Evenals de officier van justitie, verdachte en zijn raadsman is de rechtbank van oordeel, gelet op de hiervoor genoemde verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [getuige] afgelegd bij de rechter-commissaris, dat er objectief gezien geen aanmerkelijke kans heeft bestaan dat [slachtoffer] door de sabel van verdachte zou kunnen worden geraakt. Uit de verklaring van [slachtoffer 3] volgt immers dat hij zijn vader op het moment dat hij de punt van de sabel zag heeft teruggetrokken, terwijl [slachtoffer] zich volgens [slachtoffer 2] en [getuige] op dat moment nog buiten bereik van de sabel bevond. Pas daarna is de sabel verder de brievenbus in gestoken en zijn er heen en weer zwaaiende bewegingen mee gemaakt. Daarom zal de rechtbank verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
Gelet op hetgeen hiervoor in de inleiding is overwogen acht de rechtbank echter wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd ,door de sabel de brievenbus in te steken en daarmee heen en weer zwaaiende bewegingen te maken. Nu het snijvlak van de sabel niet scherp was en de punt in een krul gebogen7, betreft het naar het oordeel van de rechtbank een bedreiging met zware mishandeling en niet een bedreiging met de dood.
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Op grond van de verklaring van [slachtoffer 3],8 de verklaring van [getuige]6 en de erkennende verklaringen die verdachte ter terechtzitting van 9 mei 20129 heeft afgelegd, acht de rechtbank hetgeen hierna als feit 2 onder "de bewezenverklaring" nader is verwoord, wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het bepaalde in artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde
op 04 december 2011 te Eindhoven [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
- met kracht met een sabel door een brievenbus in de voordeur de woning in gestoken en
- vervolgens meermalen heen en weer gaande bewegingen met die sabel gemaakt, terwijl genoemde [slachtoffer] op korte afstand achter de brievenbus/voordeur stond;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op 04 december 2011 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een ruit toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Het onder feit 1 meer subsidiair bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 285 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Het onder feit 2 bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 350 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
* vrijspraak.
ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde
* een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het nadeel van verdachte
Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een bedreiging voor de in de woning aanwezige personen in het leven geroepen. Om de gevolgen van zijn handelen voor die personen heeft hij zich niet bekommerd. Door zijn handelen heeft verdachte de persoonlijke levenssfeer en het gevoeld van veiligheid dat zijn in hun woning mochten hebben aangetast. Bovendien is verdachte eerder veroordeeld voor bedreigingen en vernielingen en liep hij in een proeftijd van een eerdere veroordeling. De eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden de bewezen verklaarde feiten te plegen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de duur van het voorarrest dat verdachte al heeft ondergaan. Gelet hierop heeft de rechtbank na afloop van de beraadslaging over deze zaak op 9 mei 2012 de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte bevolen.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 143 dagen onder aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde
* Bedreiging met zware mishandeling.
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
* Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair en onder 2 bewezen verklaarde
* een gevangenisstraf voor de duur van 143 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.M. Spelt, voorzitter,
mr. E.J.M. Raeijmaekers en mr. E. Sikkema, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 23 mei 2012.
Mr. Sikkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 In de voetnoten wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost
gezamenlijke recherche [slachtoffer], registratienummer PL2233 2011181809 afgesloten op 19 januari 2012, aantal door-
genummerde bladzijden: 89.
2 de verklaring van [slachtoffer 2], pag. 39, 40, 43, 44 en op 17 april 2012 bij de rechter-commissaris afgelegd
3 de verklaring van [slachtoffer 3], 46, 47 en op 17 april 2012 bij de rechter-commissaris afgelegd
4 de verklaring van [slachtoffer], 35, 36 en op 17 april 2012 bij de rechter-commissaris afgelegd
5 de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2012 afgelegd
6 de verklaring van [getuige], pag. 56, 57 en op 26 april 2012 bij de rechter-commissaris afgelegd
7 het relaas van verbalisant [verbalisant], pag. 10 proces-verbaal regiopolitie Brabant Zuid-Oost, registratienr. PL2219 2011180892-30
8 de verklaring van [slachtoffer 3], pag. 47
9 de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2012 afgelegd