ECLI:NL:RBSHE:2012:BW6045

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825065-12
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld tegen een pizzakoerier

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot diefstal vergezeld van geweld tegen een pizzakoerier. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in p.i. Breda, werd ervan beschuldigd op 27 januari 2012 in Best, een pizzakoerier te hebben opgewacht met de intentie om diens portemonnee te stelen. De verdachte had via internet een bestelling geplaatst en wachtte de pizzakoerier op, waarbij hij gebruik maakte van pepperspray om het slachtoffer te bedreigen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de poging tot diefstal en het geweld dat daarbij werd gebruikt. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, die door de rechtbank werd toegewezen tot een bedrag van € 1.796,08. De rechtbank weigerde het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, gezien de ernst van de zaak en de nog aanwezige bezwaren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825065-12
Datum uitspraak: 23 mei 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in p.i. Breda, locatie HvB De Boschpoort, te Breda
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 mei 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 april 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 januari 2012 te Best, op de openbare weg, Dennenhei, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een portemonnee met inhoud, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), via internet een bestelling bij [bedrijfsnaam] heeft geplaatst en/of zich vervolgens naar de plaats van aflevering heeft begeven en/of aldaar de pizzakoerier heeft opgewacht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, genoemde [slachtoffer] met pepperspray, althans met een bijtende stof, in het gezicht heeft gespoten en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft geduwd en/of geslagen en/of getrapt en/of in diens duim en/of vinger heeft gebeten.
(artikel 312/45 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.1
Op grond van de verklaring van aangever [slachtoffer],2 het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2],3 het relaas van verbalisant [verbalisant 3]4 en de erkennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 9 mei 20125 heeft afgelegd, acht de rechtbank hetgeen hierna onder "de bewezenverklaring" nader is verwoord wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het bepaalde in artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 27 januari 2012 te Best, op de openbare weg, Dennenhei, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijfsnaam], via internet een bestelling bij [bedrijfsnaam] heeft geplaatst en zich vervolgens naar de plaats van aflevering heeft begeven en aldaar de pizzakoerier heeft opgewacht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, genoemde [slachtoffer] pepperspray in het gezicht heeft gespoten en vervolgens die [slachtoffer] heeft geduwd en geslagen en getrapt en in diens duim heeft gebeten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Dit feit is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 312 eerste lid, juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
* een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen zoals hem die door of namens de reclassering zullen worden gegeven, ook indien zulks zou inhouden dat verdachte een ambulante behandeling bij de GGz zal volgen.
* verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen goederen.
* toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.796,08. In het overige deel van de vordering moet de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard.
* oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 1.796,08 subsidiair 27 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft bepleit verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk deel van de straf kan de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht worden gekoppeld. De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het nadeel van verdachte
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een laffe en berekenende diefstal met geweld door een pizzabezorger via een per internet gedane bestelling naar een straat te lokken op een tijdstip waarop het buiten donker was, de bezorger daar op te wachten en toen deze was gearriveerd, te trachten hem van zijn portemonnee te beroven. Hij heeft daarbij gebruik gemaakt van het busje pepperspray dat hij bij zich had. Verdachte heeft enkel gehandeld om snel aan geld te kunnen komen, zonder zich ook maar iets aan te trekken van de gevolgen die zijn handelen voor de pizzakoerier zou kunnen hebben.
Dit is een ernstig feit. Voor het slachtoffer moet dit een angstige en schokkende gebeurtenis zijn geweest. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort delicten vaak nog gedurende lange tijd de psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen een negatieve bijdrage geleverd aan de in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid en heeft hij dit gevoel nog aangewakkerd door zijn handelen.
In het voordeel van verdachte
Uit het door Novadic-Kentron op 5 april 2012 over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport blijkt dat, na het aan het licht komen van het bewezen verklaarde feit, de persoonlijke omstandigheden van verdachte zich zodanig hebben gewijzigd dat redelijkerwijs aangenomen kan worden dat het gedrag van verdachte zich ten goede zal kunnen keren. Verdachte lijkt in te zien dat hij zijn gedrag moet veranderen. Bovendien is verdachte niet eerder veroordeeld.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Bij het vaststellen van de duur van die gevangenisstraf straf heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte deze onvoorwaardelijke gevangenisstraf bij aanvang van het schooljaar 2012-2013 kan hebben uitgezeten. Slechts daarom zal de rechtbank verdachte tot een lagere onvoorwaar-delijke gevangenisstraf veroordelen dan de officier van justitie heeft gevorderd.
In het door Novadic-Kentron op 5 april 2012 uitgebrachte rapport wordt geadviseerd dat aan een voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarde zal worden gekoppeld dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering zullen worden gegeven. Dat advies zal de rechtbank overnemen.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar onder de bijzondere voorwaarde zoals hierna in het dictum nader zal worden omschreven.
De voorlopige hechtenis.
De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte af. De ernstige bezwaren en de gronden waarop de voorlopige hechtenis van verdachte is gebaseerd, zijn nog onverkort aanwezig. Gelet op de aan verdachte op te leggen straf doet ook de situatie als bedoeld in artikel 67a derde lid van het Wetboek van Strafvordering zich niet voor.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De vordering
De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 8.318,11 gevorderd. Deze vordering is als volgt samengesteld. Posten 1 en 2: € 1.750,-- voorschot immateriële schadevergoeding; post 3: € 150,-- kleding; post 4: € 150,-- telefoon Nokia; post 5: € 160,-- horloge Omega; post 6: € 1.197,-- huishoudelijke hulp [richtlijn 13 weken]; post 7: € 2.259,40 VAV; post 8: € 46,08 reiskosten [medische en juridische hulp]; post 9: € 220,-- eigen risico zorgverzekering; post 10: € 2.377,03 kosten juridische hulp.
Het standpunt van de officier van justitie.
De door de benadeelde partij gevorderde immateriële schadevergoeding en de vergoeding voor de gemaakte reiskosten kunnen worden toegewezen. In het verzoek tot vergoeding van de overige kosten moet de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard. Deze onderdelen van de vordering zijn onvoldoende onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij in haar vordering ten aanzien van de posten 1 tot en met 5 en 10 niet ontvankelijk te verklaren, de vordering ten aanzien van de posten 6 en 7 af te wijzen en de vergoeding voor de post 9 en 10 te matigen. Over de beslissing op post 8 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de gevorderde immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.750,-- [post 1 en 2] en materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 46,08 [post 8].
De vordering ten aanzien van de posten 3 tot en met 7 en 9 zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De vordering ten aanzien van die posten wordt afgewezen.
De gevorderde vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand zal de rechtbank matigen. Deze kosten zullen, conform het liquidatietarief in kantonzaken, worden gewaardeerd op één punt, hetgeen overeenkomt met een vergoeding van € 150,--. Het overige deel van de gevorderde vergoeding voor kosten van rechtsbijstand wordt afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag aan schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn
met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 45, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Poging tot diefstal vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heter daad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
* Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren een of meer van de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien zulks zou inhouden dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij de GGz Eindhoven of een soortgelijke instelling.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
* Verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen handschoenen en een bus pepperspray.
*
Maatregel van schadevergoeding van € 1.796,08 subsidiair 27 dagen hechtenis. Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 1.796,08 (zegge: eenduizend zevenhonderd zesennegentig euro en acht eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag bestaat uit € 1.750,-- immateriële schadevergoeding [posten 1 en 2] en € 46,08 materiële schadevergoeding [post 8 reiskosten] .
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 1.796,08 (zegge: eenduizend zevenhonderd zesennegentig euro en acht eurocent), bestaande uit € 1.750,-- immateriële schadevergoeding [posten 1 en 2] en € 46,08 materiële schadevergoeding [post 8 reiskosten].
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op
€ 150,-- . Wijst het overige deel van de gevorderde vergoeding voor kosten van rechtsbijstand af. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.M. Spelt, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. E. Sikkema, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 23 mei 2012.
Mr. Sikkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 In de voetnoten wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-oost,
gezamenlijke recherche Valkenswaard, afdeling Best-Oirschot-Son, BHV-nummer 2012014200, afgesloten op 9 maart 2012,
aantal doorgenummerde bladzijden: 118.
2 de verklaring van aangever [slachtoffer], pag. 55, 56, 57
3 het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], pag. 72, 73
4 het relaas van verbalisant [verbalisant 3], pag. 100
5 de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 mei 2012 afgelegd
??
??
7
Parketnummer: 01/825065-12
[verdachte]