vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839715-11
Datum uitspraak: 04 mei 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
-[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1994],
wonende te [woonplaats], [adres],
verblijvende in Trainingshuis De Schakel van GGz Eindhoven, dr. Poletstraat 65 te Eindhoven.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren ter terechtzitting van 2 maart 2012 en 20 april 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 januari 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 29 oktober 2011 te Eindhoven door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d (en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het (meermalen) seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en/of (meermalen) mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal heeft geslagen en/of gestompt en/of aan de haren getrokken en/of (met kracht) op de grond heeft geduwd/gegooid en/of (met kracht) aan de arm(en) heeft getrokken/gesleurd/geveegd en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 oktober 2011 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal heeft geslagen en/of gestompt en/of aan de haren getrokken en/of (met kracht) op de grond heeft geduwd/gegooid/geveegd en/of (met kracht) aan de arm(en) heeft getrokken/gesleurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 en 45 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 oktober 2011 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meerdere malen, althans eenmaal heeft geslagen en/of gestompt en/of aan de haren getrokken en/of (met kracht) op de grond heeft geduwd/gegooid en/of (met kracht) aan de arm(en) heeft getrokken/gesleurd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan. 1
Inleiding
Op 29 oktober 2011 heeft verdachte, tijdens het uitgaan in het centrum van Eindhoven, [slachtoffer] ontmoet. Vanuit het centrum zijn zij naar het natuurgebied "De Karpendonkse Plassen" in Eindhoven, gelopen. Daar aangekomen hebben zij op een bankje bij een picknicktafel elkaar gezoend. Daarna heeft verdachte [slachtoffer] op de grond gegooid en geslagen. Vervolgens hebben zij gemeenschap gehad en heeft verdachte meermalen zijn penis in de mond van [slachtoffer] gebracht. Verdachte erkent deze handelingen.2
De hiervoor genoemde feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag dienen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] meermalen heeft verkracht zoals primair ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging concludeert dat enkel de eenvoudige mishandeling, zoals meer subsidiair ten laste is gelegd, wettig en overtuigend kan worden bewezen. Voor het primair en subsidiair tenlastegelegde moet vrijspraak volgen wegens gebrek aan bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van de in de tenlastelegging beschreven seksuele handelingen.
De verklaringen van [slachtoffer] en verdachte lopen nauwelijks uiteen, tot het moment van het zoenen bij het bankje bij de picknicktafel. In het verhoor bij de politie verklaart [slachtoffer] dat beiden na het zoenen bij de picknicktafel in de richting van een bosje zijn gelopen en verdachte plotseling haar bovenlichaam naar achteren trok en gelijktijdig haar benen onderuit schopte, waardoor zij op haar rug op de grond viel. Vervolgens werd zij door verdachte tegen haar gezicht geslagen. De seksuele handelingen die direct daarop volgden heeft zij gedwongen ondergaan.3 Verdachte heeft haar vervolgens ook nog aan de haren getrokken toen hij zijn penis in haar mond bracht.4
Getuige [getuige] ziet kort na het incident [slachtoffer] volledig ontredderd op het Stratumseind te Eindhoven. Onderweg naar huis vertelt [slachtoffer] het verhaal van haar verkrachting en mishandeling aan de getuige.5
De moeder van [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van verkrachting van haar dochter.6
Verdachte verklaart dat hij op vrijwillige basis seks met [slachtoffer] heeft gehad en dat hij haar daarbij heeft mishandeld. Verdachte verklaart ook bij de politie: "Ik weet niet waar het omslagpunt heeft gelegen. Bij het bankje ging het eigenlijk nog wel goed, maar daarna lijkt het alsof er iets in mij is geknapt. Ik weet dat ik dit probleem heb. Het is wel vaker voorgekomen. Ik heb wel vaker mensen geslagen omdat er dan iets knapt in mijn hoofd.
Ik heb [slachtoffer] bij de bosrand op de grond gegooid en ik heb haar met mijn vuist in het gezicht geslagen. Ik heb haar daarna nog meerdere klappen gegeven. Ik ben degene geweest die haar panty en ondergoed naar beneden heeft gedaan en haar toen heeft geneukt. Ik heb dit zelf niet zo gewild.7
Op de plaats van het delict heeft de politie op 31 oktober 2011 de ID-kaart van [slachtoffer], een pakje LM-sigaretten en een aansteker aangetroffen, waarvan [slachtoffer] tijdens het zedenintakegesprek op 30 oktober 2011 heeft aangegeven dat zij die voorwerpen sinds de verkrachting mist.8
Verbalisanten hebben op 3 november 2011 rondom het linkeroog van [slachtoffer] een grote bloeduitstorting gezien die blauw van kleur was. Daarnaast was op haar linkerwang een bloeduitstorting aanwezig die blauw/geel van kleur was. Achter haar linkeroor hebben verbalisanten een rode krasvormige huidbeschadiging waargenomen. 9
Op basis van de processtukken en het behandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar. Zij is meermalen gehoord door de politie en verklaart daarbij steeds gedetailleerd en consistent en haar verklaring wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen waaronder door het sporenbeeld op de plaats van het delict (over de grond verspreid aangetroffen [slachtoffer], sigaretten en aansteker), het letsel dat bij haar is geconstateerd en een getuigenverklaring.
Bovendien lijkt [slachtoffer] er geen belang bij te hebben de gebeurtenis ingrijpender voor te stellen dan de werkelijke gang van zaken, terwijl bij verdachte wel een belang kan spelen een voor hem minder belastende lezing te geven.
De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] eerst meerdere keren heeft geslagen en daarna op vrijwillige basis seks met haar heeft gehad, acht de rechtbank mede gezien de mate van het door verdachte gebruikte geweld en het sporenbeeld ter plaatse volstrekt onaannemelijk.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op tijdstippen op 29 oktober 2011 te Eindhoven door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en meermalen in de mond van die [slachtoffer] gebracht en bestaande dat geweld hierin dat verdachte die [slachtoffer] meerdere malen heeft geslagen en/of gestompt en aan de haren getrokken en met kracht op de grond heeft geduwd/gegooid en met kracht aan de armen heeft getrokken en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Motivering van de beslissing.
De strafoplegging,
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot 157 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, alsmede voorwaardelijk tot de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) voor de duur van twee jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt dat de verdachte zich klinisch laat behandelen in Trainingshuis De Schakel van de GGz te Eindhoven en aansluitend aan de de klinische behandeling ambulant laat behandelen in de jeugd forensische psychiatrische kliniek 'De Catamaran' van de GGZ te Eindhoven.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging ziet de noodzaak in van behandeling van verdachte bij De Catamaran en is blij dat er eindelijk een concreet plan is. De inmiddels ondergane hechtenis moet als straf worden verdisconteerd. Daarnaast dient verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie te worden opgelegd als stok achter de deur voor de in gang te zetten behandeling. Het is niet noodzakelijk dit in de vorm van een voorwaardelijke PIJ-maatregel te gieten omdat verdachte zelf al voor het incident om hulp heeft gevraagd en hij gemotiveerd is voor een behandeling bij de Catamaran.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over een passende afdoening heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het Pro Justitia psychiatrisch rapport van 20 februari 2012 uitgebracht door dr. F. van Broekhoven, kinder- en jeugdpsychiater en het Pro Justitia psychologisch rapport van 10 februari 2012 uitgebracht door drs. A. Laurijssen-Timmers, kinder- en jeugdpsycholoog.
Het psychiatrisch onderzoek van deskundige dr. F. van Broekhoven houdt als conclusie onder meer in dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een hechtingsstoornis, identiteits-probleem, gedragsstoornis, misbruik van cannabis en alcohol, ouder-kind relatieprobleem en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Hiervan was sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Als verdachte in de periode van het tenlastegelegde bij voortduring indirect en overigens ook onbedoeld werd herinnerd aan zijn eigen traumatische verleden kan gesteld worden dat verdachte uiteindelijk onvoldoende beheersing over zijn handelen had en adviseert de deskundige verdachte ten aanzien van het geweldsaspect licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Ook het psychologisch onderzoek van de deskundige drs. A. Laurijssen-Timmers houdt als conclusie onder meer in dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van hechtingsproblematiek met daarbij angstig onveilig in het leven staande ontwikkeling, identiteitsproblematiek en overmatig middelenmisbruik in de vorm van cannabis en alcohol. Ook ten tijde van het tenlastegelegde was hier sprake van. De deskundige is van oordeel dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar kan worden aangemerkt.
De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundigen ten aanzien van de toerekenings- vatbaarheid op de daarvoor in de voornoemde rapporten bijeengebrachte gronden over.
De rechtbank concludeert op grond van deze rapporten dat het bewezenverklaarde in licht verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft op grove wijze de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden en heeft enkel zijn eigen lustgevoelens vooropgesteld, hetgeen de rechtbank hem ernstig aanrekent. Verdachte heeft ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften [slachtoffer] gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, zoals in de bewezenverklaring nader is omschreven. Onderzoek heeft uitgewezen dat slachtoffers van seksueel misbruik langdurig en blijvend gebukt kunnen gaan onder de emotionele reacties.
Zij kunnen daarnaast last hebben van lichamelijke functieklachten en psychoseksuele reacties en problemen in sociaal functioneren.
Volgens de kinder- en jeugdpsychiater dr. F. van Broekhoven is behandeling van verdachte noodzakelijk om recidive te voorkomen en de ontwikkeling van verdachte zo gunstig mogelijk te bevorderen. De deskundige stelt ambulante behandeling voor door een forensisch-psychiatrische polikliniek zoals De Catamaran in Eindhoven. Hierbij kan overwogen worden om de behandeling te starten vanuit een opname en toe te werken naar volledig ambulante behandeling. De behandeling moet gericht zijn op het verbeteren van de psychosexuele ontwikkeling van verdachte, zijn gewetensfunctie, het verminderen van de impulsiviteit en het onder controle houden van het middelengebruik. Ouders moeten hij de behandeling worden betrokken. De deskundige adviseert als juridisch kader een voorwaardelijke PIJ-maatregel met als voorwaarde genoemde ambulante behandeling en voortzetting van de begeleiding door reclassering.
Ook volgens de kinder- en jeugdpsycholoog drs. A. Laurijssen-Timmers is een langdurig intensief behandeltraject nodig om de kans op recidive te verkleinen. De problematiek van verdachte wordt als zeer zorgelijk ingeschat. Gezien de hardnekkigheid van de problematiek en de individuele risicofactoren waarbij het te verwachten is dat verdachte al snel zijn eigen plan trekt, moet voor recidive van een geweldsdelict worden gevreesd. Verdachte heeft een behandelingspakket nodig dat gericht is op zijn onveilige hechting wat onder andere kan bestaan uit een basistherapie of sociaal competentiemodel en agressieregulatieproblemen. Ook dient er aandacht te zijn voor middelengebruik. De forensische (poli)behandelkliniek De Catamaran lijkt hiervoor een uitgesproken optie. Er is goed gekeken naar alternatieven, maar dit lijkt te risicovol. De ernst en de hardnekkigheid van de problematiek vraagt om een stevig juridisch kader, namelijk de voorwaardelijke PIJ-maatregel.
In opdracht van de rechtbank heeft M. Schaeken namens GGzE/Catamaran op 28 maart 2012 een advies uitgebracht over de meest passende vorm van behandeling van verdachte. Het voorstel is om verdachte te plaatsen op Trainingshuis De Schakel onderdeel van kinderen en jeugd van GGZ Eindhoven.
Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant heeft op 4 april 2012 de Raad voor de Kinderbescherming te kennen gegeven dat de Jeugdreclassering achter het advies staat om verdachte ter behandeling te plaatsen op Trainingshuis De Schakel.
Op 12 april 2012 heeft het Trainingshuis De Schakel bericht dat verdachte op 23 april 2012 daar kan worden opgenomen.
Ter terechtzitting zijn de adviezen in voornoemde rapporten van de gedragsdeskundigen en GGzE/Catamaran nader besproken/toegelicht door mevrouw R. Loffeld, namens Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, jeugdreclassering Eindhoven, de heer P.P.M. Bressers, namens de Raad voor de Kinderbescherming en de heer P.M. Rasenberg, jeugdbeschermer voogdij-instelling Nidos.
Allen hebben gewezen op het belang van een klinische behandeling van verdachte en van een voorwaardelijke PIJ-maatregel mocht die behandeling voortijdig stoppen.
De rechtbank neemt de overwegingen van de genoemde deskundigen ten aanzien van de op te leggen strafmodaliteit op de daarvoor in de voornoemde rapporten bijeengebrachte gronden over.
De rechtbank concludeert dat op grond van deze rapporten een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen passend en geboden is.
Het belang van een behandeling zoals door voornoemde deskundigen beschreven staat voorop. Mocht verdachte niet (verder) meewerken aan de noodzakelijke behandeling, dan dient de voorwaardelijke PIJ-maatregel ertoe om zoveel mogelijk te waarborgen dat behandeling en onderzoek toch plaatsvinden in een gedwongen kader.
Er is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 77s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van een (voorwaardelijke) maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, nu voor het tenlastegelegde misdrijf voorlopige hechtenis is toegelaten, de algemene veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel eist en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Voorts acht de rechtbank in dit geval, naast het opleggen van een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur noodzakelijk en passend bij de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 10 april 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest en de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
De vordering van de benadeelde partij.
Door de benadeelde partij [slachtoffer] is een voegingsformulier ingediend met een vordering van in totaal € 3.220,45 ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde en bewezenverklaarde strafbare feit. Dit bedrag bestaat uit € 470,45 materiële schade en
€ 2.750,- immateriële schade.
De officier van justitie vordert de volledige toewijzing, met daarbij de schadevergoedings- maatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging verzoekt matiging ten aanzien van de gevorderde immateriële schade, omdat vrijspraak wordt bepleit van de tenlastegelegde verkrachting. Ten aanzien van de materiële schade refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 77a, 77g, 77gg, 77h, 77i, 77l, 77s, 77v, 77v, 77x, 77y, 77z, en 242 Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
verkrachting, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
- Jeugddetentie voor de duur van 157 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Legt op de volgende maatregelen.
- Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 2 jaar.
Bepaalt dat de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar de hierna te noemen algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
* dat de verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
* dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
* dat de verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Wal 20, 5611 GG Eindhoven en
* dat de verdachte zich klinisch laat behandelen in Trainingshuis De Schakel, onderdeel van Centrum Kinderen en Jeugd van de GGz te Eindhoven, voor een maximale termijn van de hiervoor bepaalde proeftijd van 2 jaar, of zoveel korter als de leiding van genoemde inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht en
* dat de verdachte zich na de klinische behandeling (aansluitend) gedurende de resterende proeftijd ambulant laat behandelen in de jeugd forensische psychiatrische kliniek 'De Catamaran' van de GGZ te Eindhoven.
Verleent opdracht aan voornoemd Bureau om aan de veroordeelde terzake van de naleving van deze bijzondere voorwaarden hulp en steun te verlenen.
- Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 3.220,45 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen jeugddetentie. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 470,45 materiële schade en € 2,750,- immateriële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte daarom tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 3.220,45.
Dit bedrag bestaat uit € 470,45 materiële schade en € 2,750,- immateriële schade. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
- Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht tegenover de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing over de voorlopige hechtenis.
- Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 23 april 2012 al geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. S.J.O. de Vries en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 4 mei 2012.
1 In de voetnoten wordt verwezen -tenzij anders vermeld- naar het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid Oost, Gezamenlijke Recherche Eindhoven, dossiernummer PL2233 201162519, afgesloten op 20 januari 2012, aantal doorgenummerde bladzijden 1-308.
2 Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 214
3 Proces-verbaal verhoor [slachtoffer], blz. 108-118 en proces-verbaal verhoor [slachtoffer], blz. 121-130.
4 Proces-verbaal verhoor [slachtoffer], blz. 125
5 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], blz. 166-169
6 Proces-verbaal aangifte [persoon 1], blz. 103-107
7 Proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 214
8 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 152-154
9 Proces-verbaal van bevindingen, blz. 144-149