vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/840599-11
Parketnummer vordering: 01/845016-10
Datum uitspraak: 20 april 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1979],
thans gedetineerd te Amsterdam PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 april 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 december 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 december 2010 te Veghel, althans in Nederland, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
geld (910 euro),in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Total tankstation (naam tankstation), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 1] met zijn
hand in haar nek heeft gepakt en/of haar heeft (weg)geduwd, althans heeft
getracht haar (weg)te duwen en/of zijn (andere) hand op haar hals heeft
geplaatst;
(Artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 7 december 2010 te Boxtel met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (een Toyota
Avensis station, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte;
(Artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 11 december 2010 te Vredepeel, gemeente Venray, althans in
Nederland opzettelijk 51 liter diesel, in elk geval een hoeveelheid brandstof,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] tankstation), in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke diesel verdachte bij een
voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan Vredepeel,
had getankt, onder gehoudenheid die diesel te betalen en welke diesel
verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(Artikel 321 Wetboek van Strafrecht)
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/845016-10 is aangebracht bij vordering van 15 december 2011. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer te
's-Hertogenbosch d.d. 29 november 2010.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding en de oproeping geldig zijn.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte van hetgeen hem onder 1 ten laste is gelegd dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijsmiddelen zijn op grond waarvan de conclusie getrokken kan worden dat verdachte deze overval heeft gepleegd. Blijkens onduidelijke prints van de bewakingscamera van het tankstation is een soortgelijke auto gebruikt als die op 7 december 2010 te Boxtel is ontvreemd en vertoont het uiterlijk van de dader globale gelijkenissen met de andere foto's van verdachte in het proces-verbaal. Bij gebreke aan enig ander bewijsmiddel voor betrokkenheid van verdachte bij dit feit, vindt de rechtbank deze overeenkomsten niet specifiek en onderscheidend genoeg om het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te achten.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 7 december 2010 te Boxtel met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (een Toyota Avensis station, kenteken [kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer 3].
op 11 december 2010 te Vredepeel, gemeente Venray, opzettelijk 51 liter diesel, toebehorende aan (naam tankstation) en welke diesel verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie had getankt, onder gehoudenheid die diesel te betalen en welke diesel verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Motivering van de beslissing.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar.
Het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een personenauto en heeft bij een benzinestation diesel getankt zonder deze te betalen. Door deze brutale en ergerlijke feiten is financiële schade ontstaan voor de gedupeerden. De rechtbank beschouwt dit als ernstige feiten. Immers, naast de materiële schade en de overlast die deze vermogensdelicten voor de benadeelden met zich meebrengt, versterkt diefstal c.q. verduistering de gevoelens van angst en onveiligheid bij de benadeelden. Verdachte heeft zich om dit alles kennelijk niet bekommerd. Uit verdachtes handelen spreekt bovendien minachting voor andermans goederen.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur noodzakelijk is om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert.
Deze straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en de rechtbank van oordeel is dat de duur van de op te leggen gevangenisstraf de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het meest ernstige delict.
De vordering van de benadeelde partij (feit 3)
Door de benadeelde partij (naam Tankstation) is een voegingsformulier ingediend met een totale vordering voor materiële schade van € 213,18, bestaande uit een bedrag van € 63,18 voor weggenomen diesel en € 150,- voor de tijd die nodig was voor het doen van aangifte.
De officier van justitie acht de schadepost van € 63,18 voor weggenomen diesel toewijsbaar en voor het doen van aangifte vindt de officier van justitie een bedrag van € 75,- redelijk, aangezien deze schadepost onvoldoende is onderbouwd.
Voor het totale bedrag van € 138,18 eist de officier van justitie tevens dat de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Het restant van de vordering voor materiële schade, zijnde een bedrag van € 75,- is naar het oordeel van de officier van justitie niet toewijsbaar zonder een nadere onderbouwing en voor dat deel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij volledig toewijsbaar.
In tegenstelling tot de officier van justitie acht de rechtbank de schadepost van € 150,- voor het doen aangifte alleszins redelijk en billijk.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/845016-10.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding te gelasten dat slechts een gedeelte van de straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. Bij een gedeeltelijke tenuitvoerlegging resteert nog een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank beoogt hiermee verdachte na zijn detentie ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging van dat gedeelte in de weg zouden staan zijn niet aanwezig.
Toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57, 310 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1.
Verklaart het onder 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 2:
diefstal.
ten aanzien van feit 3:
verduistering.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Legt op de volgende maatregel.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van (naam Tankstation) van een bedrag van € 213,18 materiële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vier dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij (naam Tankstation) toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 213,18 materiële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling.
Last tot tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te 's-Hertogenbosch d.d. 29 november 2010, gewezen onder parketnummer 01/845016-10, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 20 april 2012.