ECLI:NL:RBSHE:2012:BW4700

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825510-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht na steekpartij

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 13 april 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte, geboren in 1986, heeft in de periode van 26 tot en met 28 september 2011 bedreigingen geuit aan het adres van twee slachtoffers, die eerder slachtoffer waren van een steekpartij waarbij de broer van de verdachte betrokken was. De bedreigingen werden gedaan via medewerkers van een stichting waar de verdachte onder begeleiding stond. De verdachte heeft onder andere gezegd dat hij de slachtoffers zou opzoeken en neersteken, en dat hij niet zou rusten voordat hij hen vermoord had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bedreigingen door de verdachte op een indringende wijze zijn geuit en dat deze een reële vrees bij de slachtoffers hebben opgewekt. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte verworpen, die stelde dat de uitlatingen niet serieus waren en dat de verdachte verkeerd begrepen was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de impact van zijn woorden en dat hij zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de kans dat zijn bedreigingen terecht zouden komen bij de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de bedreigingen en hem een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling verlengd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825510-11
Parketnummer vordering: 01/825544-10
Datum uitspraak: 13 april 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 januari 2012 en 30 maart 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 december 2011.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 30 maart 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 28 september 2011
te Eindhoven en/of elders in Nederland [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 3]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met verkrachting,
immers heeft verdachte opzettelijk (indirect) via [getuige] (begeleider bij
de Stichting [naam Stichting]) en/of een of meer andere medewerkers van
Stichting [naam Stichting] voornoemde [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2]en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :
"Ik ga ze opzoeken in Stratum" en/of
"Ik ga ze neersteken" en/of
"ik weet in welk ziekenhuis ze liggen en ik zal niet rusten voordat ik ze
vermoord heb", en/of
"ik zal hun dochter verkrachten zodat ze weten hoe het voelt als men aan je
familie komt",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
artikel 285 wetboek van strafrecht
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/825544-10 is aangebracht bij vordering van 2 december 2011. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer te
's-Hertogenbosch d.d. 15 februari 2011. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met een tegen het leven gericht misdrijf en met verkrachting.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd. Allereerst zijn de woorden die verdachte heeft geuit nooit van een serieuze bedreigende aard geweest en is hij verkeerd begrepen. Verdachte hoefde er voorts in redelijkheid niet vanuit te gaan dat hetgeen hij gezegd zou hebben door zijn begeleiders [getuige] en [getuige 2] zou worden doorverteld en daarna via de politie bij de aangevers zou uitkomen. Tenslotte heeft verdachte na zijn aanhouding op 29 september 2011 meteen verklaard dat hij verkeerd is begrepen en dat hij niet de bedoeling heeft gehad om de personen voornoemd te bedreigen. Desondanks heeft de politie [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] daarvan op de hoogte gesteld en daarbij niet aan hen medegedeeld dat verdachte geen kwade bedoelingen had. Op 2 oktober 2011 is vervolgens aangifte gedaan.
Het oordeel van de rechtbank.1
Ten aanzien van de aanleiding van het onderzoek relateert verbalisant [verbalisant]2 onder meer het navolgende.
[verdachte], [verdachte], geboren op [1988] werd als verdachte van een steekpartij op 25 september 2011 aangehouden. Hij werd daarop op 28 september 2011 door de rechter-commissaris in bewaring gesteld. Op 29 september 2011 werd door verbalisant een doorgestuurde e-mail3 ontvangen van de Stichting [naam Stichting] uit Eindhoven. In deze mail werd medegedeeld dat de broer van eerder genoemde [verdachte], genaamd [verdachte] (rechtbank: verdachte) bedreigingen uitte in de richting van de slachtoffers van de steekpartij.
Deze uitlatingen zou hij hebben gedaan tegen twee begeleiders van de Stichting [naam Stichting]. [verdachte] is cliënt bij deze stichting.
Door verbalisant is telefonisch contact opgenomen met genoemde stichting in de persoon van [getuige]. Zij deelde verbalisant mede dat zij verdachte had horen zeggen dat hij wist in welke ziekenhuizen de slachtoffers lagen en dat hij niet zou rusten voordat hij ze vermoord zou hebben.
Op verzoek van de officier van justitie werd [slachtoffer 1] door verbalisant in kennis gesteld van de bedreigingen welke geuit waren door verdachte.
[slachtoffer 2] werd later via slachtofferhulp in kennis gesteld van de bedreiging.
Gezien bovenstaande werd door de officier van justitie toestemming gegeven voor de aanhouding buiten heterdaad van verdachte [verdachte], die op donderdag 29 september 2011 werd aangehouden.
[getuige 3]heeft op 4 oktober 2011 een verklaring afgelegd4.
Hij is [naam traject] Teamhoofd van de Stichting [naam Stichting] te Eindhoven. [verdachte] is een cliënt van de stichting.[getuige 3]verklaarde dat hij van twee personen die bij de stichting werken heeft gehoord dat [verdachte] bedreigingen heeft geuit. Uit veiligheidsoverwegingen5 noemt hij de namen van die personen niet.
Persoon A heeft [verdachte] horen zeggen:
" Ik weet waar die mannen liggen in het ziekenhuis en zal wachten totdat ze eruit komen"
"Ik ga nu naar Stratum en iedereen zoeken die erbij was"
"Ik steek ze allemaal neer".
Verdachte heeft die uitlatingen gedaan op 26 september 2011 nadat hij in het Catharinaziekenhuis was behandeld in verband met een klaplong en daar was opgehaald en onderweg was in de auto.
Persoon B heeft gehoord dat verdachte heeft gezegd:
"Ik weet waar die mannen liggen in het ziekenhuis en zal wachten totdat ze eruit komen"
"Ik rust pas wanneer zij dood zijn omdat mijn broertje onschuldig is"
"Ik ga nu naar Stratum en iedereen zoeken die erbij was"
"Ik steek ze allemaal neer"
Verdachte heeft dit op 26 september 2011 gezegd in het Catharinaziekenhuis en onderweg in de auto.
Bij de rechter commissaris hebben bovengenoemde personen A en B, te weten [getuige] 6 en [getuige 2] 7 op 20 maart 2012 bevestigd dat verdachte de bedreigingen heeft geuit .
[getuige] heeft verklaard dat zij op 26 september 2011 in het ziekenhuis was met haar collega [getuige 2] om verdachte op te halen. Verdachte vertelde toen dat zijn broer was opgepakt en hij was daar boos over. In de lift zei hij: "Ik weet waar de slachtoffers liggen, ik wacht ze op en ik ga ze opzoeken." Onderweg naar de auto zei verdachte dat hij Stratum zou afzoeken naar de mensen die erbij betrokken waren en dat hij de slachtoffers zou neersteken. [getuige] en haar collega hebben tegen verdachte gezegd dat zij deze uitlatingen zouden moeten melden aan hun leidinggevende. Op 28 september 2011 was er een gesprek gepland. [getuige] heeft toen gevraagd hoe het hem verging. Verdachte raakte opgefokt en zei toen dat hij de kinderen van de slachtoffers zou verkrachten zodat ook zij de pijn zouden voelen die hij voelde. Verdachte bleef zijn uitlatingen herhalen ondanks dat [getuige] hem daarop aansprak. Verdachte weet volgens [getuige] dat als dit soort uitlatingen worden gedaan die worden gemeld. Hij heeft al eerder bedreigende uitlatingen gedaan die zijn gemeld aan het veiligheidshuis. In de uitlatingen van verdachte zag [getuige] gevaar voor andere personen en daarom heeft zij deze uitlatingen gemeld aan haar leidinggevende.
[getuige 2] heeft verklaard dat zij op 26 september 2011 met haar collega [getuige] verdachte in het ziekenhuis heeft opgehaald. Verdachte was boos over het feit dat zijn broertje was opgepakt vanwege een steekpartij. Hij zei dat die mensen daarvoor moesten boeten omdat zijn broertje vast zat. [getuige 2] en haar collega hebben verdachte er toen al op aangesproken. In de gang van het ziekenhuis, in de lift en in de auto heeft verdachte bedreigende uitlatingen gedaan. Hij zei dat hij de twee mannen ging opzoeken en dat hij ze ging neersteken. Ze zijn een half uur onderweg geweest en in dat half uur deed verdachte zijn uitlatingen. Ze hebben hem gezegd dat ze zijn uitlatingen zouden melden aan hun leidinggevende.
Aangever [slachtoffer 1] heeft op 2 oktober 2011 verklaard8 dat hij en zijn vader [slachtoffer 2] op 25 september 2011 zijn neergestoken door een jongen. Zijn vader en hij raakten daarbij zwaar gewond. Die jongen die hen had neergestoken is door de politie aangehouden. Hij werd op 29 september 2011 door de politie gebeld dat de broer van degene die hen had neergestoken was aangehouden omdat die broer bedreigingen had geuit naar hem en zijn vader. Die broer had tegen andere mensen gezegd dat hij wist in welke ziekenhuizen zij lagen en dat hij niet zou rusten voordat hij hen vermoord had. Hij voelde zich door de uitlatingen van die man ernstig bedreigd. De steekpartij had een grote impact gehad op zijn leven en dat van zijn familie en hij was zeer ongerust door de bedreigingen.
Aangever [slachtoffer 2] heeft op 14 oktober 2011 verklaard9 dat hij 25 september 2011 door een hem onbekende man met een mes is gestoken. Na thuiskomst uit het ziekenhuis op 30 september 2011 is hem door zijn vrouw, die hiervan door Slachtofferhulp op de hoogte was gebracht, medegedeeld dat de broer van degene die hem heeft neergestoken hem met de dood heeft bedreigd. Hij was hiervan erg ontdaan en was doodsbang dat die man zijn bedreigende woorden in daden zou omzetten.
Ter terechtzitting op 30 maart 2012 heeft verdachte verklaard10 dat hij door zijn begeleider mevrouw [getuige] in haar auto van het ziekenhuis is opgehaald en met haar toen heeft gesproken.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie op 29 september 201111 verklaard dat hij naar aanleiding van het voorval dat zijn broer twee mensen had neergestoken zijn begeleiders van het [naam Stichting] heeft gesproken.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]heeft bedreigd met de dood. De woorden die verdachte heeft gebruikt zijn eenvoudig van aard en komen er op neer dat verdachte de slachtoffers zou opzoeken en neersteken en niet zou rusten totdat ze dood waren. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de beperkte kennis van de Nederlandse taal verdachte hierbij parten heeft gespeeld. Verdachte heeft weliswaar ontkend bedreigende woorden te hebben geuit in aanwezigheid van zijn begeleiders, maar de rechtbank hecht aan die verklaring geen geloof gelet op de gedetailleerde en gelijkluidende verklaringen die zijn begeleiders hebben afgelegd. Een motief voor deze begeleiders om verdachte ten onrechte te belasten is niet naar voren gebracht, noch ter zitting aannemelijk geworden.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is geweest van bedreiging. De (voorwaardelijke) opzet om bepaalde personen vrees aan te jagen was er niet. Verdachte hoefde er niet vanuit te gaan dat zijn woorden zouden worden doorverteld.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Gelet op de inhoud van de bedreigingen (opzoeken, neersteken, dood), waarin verdachte specifiek beschrijft wat hij van plan is met degenen door wie zijn broer in detentie zit, de indringende wijze waarop die bedreigingen zijn geuit en hoe die op de personen tegenover wie de bedreigingen werden geuit zijn overgekomen en de omstandigheid dat het slachtoffers betreft die ten gevolge van het steken door de broer van verdachte in het ziekenhuis zijn beland, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door het uiten van de bedreigende woorden zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de bedreigingen terecht zouden komen bij degenen op wie ze betrekking hadden.
Dat de verdachte minder dan de gemiddelde burger in staat was de impact van zijn woorden in te schatten acht de rechtbank niet aannemelijk.
Gelet op genoemde aard van de bedreigingen en de context waarin deze werden gedaan, kon bij de bedreigden naar het oordeel van de rechtbank de redelijke vrees ontstaan dat verdachte zijn bedreigingen ook daadwerkelijk zou uitvoeren. Het optreden van de politie en de officier van justitie acht de rechtbank onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd en niet onvoorzienbaar voor verdachte. De verklaring van verdachte na zijn aanhouding tegenover de politie dat hij verkeerd zou zijn begrepen en geen kwade bedoelingen had, is onvoldoende om de eerder opgewekte vrees weg te nemen. De verdachte heeft immers tegenover twee medewerksters van Stichting Sint Anna Klooster in een opgefokte stemming meerdere malen die bedreigingen geuit en heeft twee dagen later die bedreigingen niet teruggenomen toen daar met hem over werd gesproken.
Dat verdachte met de woorden "ik zal hun dochter verkrachten zodat ze weten hoe het voelt als men aan je familie komt" ook bedoeld heeft de slachtoffers te bedreigen, acht de rechtbank onvoldoende komen vast te staan. De verdachte heeft ter zitting aan deze uitlating een uitleg gegeven die gelet op zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal niet onaannemelijk is en hij heeft stellig ontkend deze woorden in bedreigende zin te hebben geuit. De verklaring van de getuige [getuige], die niet gesteund wordt door ander bewijs, is om die reden onvoldoende om dit onderdeel van de tenlastelegging te kunnen bewijzen.
De rechtbank acht voorts niet voldoende komen vast te staan dat [slachtoffer 3] door verdachte is bedreigd, omdat uit de bedreigende woorden van verdachte valt op te maken dat die waren gericht tegen de slachtoffers die na de steekpartij in het ziekenhuis werden behandeld, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 28 september 2011
te Eindhoven [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk via [getuige] begeleider bij de Stichting [naam Stichting] en een andere medewerker van
Stichting [naam Stichting] voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :
"Ik ga ze opzoeken in Stratum" en
"Ik ga ze neersteken" en
"ik weet in welk ziekenhuis ze liggen en ik zal niet rusten voordat ik ze
vermoord heb", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 250 dagen waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest.
Toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling bekend onder parketnummer 01/825544-10.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] behoeft geen bespreking omdat die vordering geen schadebedragen vermeldt en niet nader is onderbouwd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak. Als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de verdediging opgemerkt dat gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS verdachte in aanmerking komt voor een geldboete.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van twee slachtoffers van een steekpartij. De broer van verdachte was kort daarvoor aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij die steekpartij. De slachtoffers moesten voor hun verwondingen in het ziekenhuis worden behandeld. Die steekpartij had grote indruk op hen en hun familie gemaakt. Toen zij op de hoogte werden gesteld van de uitlatingen van verdachte, voelden zij zich bedreigd en ongerust. De rechtbank rekent het de verdachte zeer zwaar aan dat hij zich uit boosheid over de aanhouding van zijn broer zo over deze mensen heeft uitgelaten. Het getuigt van een verregaand gebrek aan medeleven en een gebrek aan inzicht in het leed dat de slachtoffers en hun familie was aangedaan.
Verdachte is eerder veroordeeld voor bedreigingen en wel op 15 februari 2011 waarbij hem een deels voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd. Niettemin heeft verdachte binnen een relatief korte periode na die veroordeling zich wederom schuldig gemaakt aan het plegen van bedreigingen. Hij geeft er daarmee blijk van de ernst van zijn handelen onvoldoende in te zien en zich weinig aan te trekken van een rechterlijke veroordeling.
De rechtbank is gelet op de ernst van de bedreigingen, de omstandigheden waaronder zij zijn geuit en de recidive van verdachte van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Een geldboete zou een volstrekt onvoldoende strafrechtelijke reactie zijn op zijn handelen.
De rechtbank zal wel een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De psycholoog drs. A.M.J. de Kuiper d.d. 22 november 2011 heeft geconcludeerd dat er bij verdachte geen sprake is geweest van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De psycholoog acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/825544-10.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding thans geen tenuitvoerlegging te gelasten, doch de vastgestelde proeftijd te verlengen met één jaar.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet nader bespreken, nu geen opgave is gedaan van de schade en ook een nadere onderbouwing van de schade ontbreekt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57, 285.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Verlenging van de proeftijd, bepaald bij vonnis van de meervoudige kamer te
's-Hertogenbosch d.d. 15 februari 2011, gewezen onder parketnummer
01/825544-10, met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
Mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
Mr. J.G. Vos en mr. E.M.J. Raeijmaekers, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier,
en is uitgesproken op 13 april 2012.
Mr. R.J. Bokhorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar het einddossier, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld het einddossier van de regiopolitie Brabant Zuidoost, nr. PL2233 2011145638, afgesloten d.d. 8 november 2011, aantal genummerde pagina's: 44.
Het einddossier bestaat onder meer uit processen-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2 Relaas verbalisant (aanleiding onderzoek), pg. 5 van het einddossier
3 E-mail 28 september 2011 10.50 uur gericht aan verbalisant [verbalisant] i.c.m. van e-mail 28 september 2011 10.44 uur, pg. 44 van het einddossier
4 Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] d.d. 4 oktober 2011, pg. 35-37 van het einddossier
5 Een e-mail d.d. 3 oktober 2011 te 13.58 uur van [getuige 3] aan [getuige 4], pg. 42 en 43 van het einddossier
6 Proces-verbaal van verhoor van [getuige] bij de rechter-commissaris d.d. 20 maart 2012
7 Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 20 maart 2012
8 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 2 oktober 2011, pg. 27 en 28 van het einddossier
9 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 2 oktober 2011, pg. 33 en 34 van het einddossier
10 Verhoor verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2012
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte op 29 september 2011, pg. 23 van het einddossier